Posts tonen met het label zenuwachtig. Alle posts tonen
Posts tonen met het label zenuwachtig. Alle posts tonen

donderdag 25 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (7)

 Op weg naar de hemel (7)

‘Dat is onwijs,’ zei hij. ‘Je hebt hier een groot huis tot je beschikking. Gebruik het dan ook.’

‘Maar er is niemand, lieverd.’

‘Dan blijf ik zelf wel hier slapen.’

‘Er is geen eten in huis, er is niets.’

‘Eet dan vòòr je thuiskomt. Doe toch niet zo idioot, mens. Jij maakt overal altijd zo’n drukte over.’

‘Ja,’ zei ze. ‘Het spijt me, Ik eet hier wel een broodje en dan kom ik naar huis.’’

Buiten mistte het iets minder, maar het was toch een lange eenzame rit met de taxi, en ze kwam pas tamelijk laat thuis in Sixty-second Street.

Haar man kwam uit zijn studeerkamer toen hij haar thuis hoorde komen.

‘En,’ zei hij, terwijl hij bij de deur van de studeerkamer bleef staan, ‘hoe was het in Parijs?’

‘We vertrekken morgenochtend om elf uur,’ antwoordde ze. Dat is definitief.’

‘Als de mist optrekt bedoel je.’

‘Dat doet hij nu al, het waait.’

‘Je ziet er moe uit,’ zei hij.’ Je hebt je vandaag zeker erg zenuwachtig gemaakt?’

‘Het was bepaald niet aangenaam. Ik denk dat ik maar meteen naar bed ga.’

‘Ik heb al een wagen besteld voor morgenochtend,’ zei hij. ‘Om negen uur.’

‘O, dank je wel lieverd. En ik hoop echt dat je niet van plan bent om weer dat hele end mee te rijden om me uit te wuiven`.

‘Nee,’ zei hij traag. Dat denk ik niet. Maar ik zie niet in waarom je onderweg niet even bij de club af kunt zetten.

Ze keek hem aan, en op dat moment was het alsof heel hij ver van haar vandaan stond, voorbij een soort grens. Hij was ineens zo klein en zo ver weg dat ze niet meer wist wat hij deed of wat hij dacht, of zelfs wat hij was.

‘De club is in de stad’ zei ze. Daar kom je helemaal niet langs als je naar het vliegveld gaat.’

‘Maar je hebt immers tijd genoeg lieve schat. Wil je me soms niet naar de club brengen?’

‘O ja, natuurlijk wel.’

‘Mooi zo tot morgenochtend negen uur dan.’

Ze ging naar de slaapkamer op de tweede verdieping en omdat het zo’n vermoeiende dag was geweest viel ze in slaap zodra ze in bed lag.

De volgende ochtend was mevrouw Foster vroeg op en om half negen was ze beneden, klaar om te verterekken.

Om even over negenen kwam haar man opdagen. ‘Heb je koffie gezet?’ vroeg hij.

‘Nee lieverd. Ik dacht dat je wel uitgebreid zou willen ontbijten op de club. De auto is er al. Hij staat al te wachten. Ik ben klaar om weg te gaan.’

Ze stonden in de hal; - zij met haar hoed, jas en tas, hij in een ouderwets aandoend jasje van merkwaardige snit, met hoge revers.

‘Je koffers?’

‘Die zijn op het vliegveld.’

‘Ach ja,’ zei hij. ‘Natuurlijk. En als je me eerst naar de club wilt brengen, moeten we zeker zo langzamerhand opstappen.’

‘Ja!’ riep zij uit. ‘O, ja – alsjeblieft!’

woensdag 6 juli 2022

SITA, ONZE HOND (2)

 

Dit is de dag nadat ik een schoen van Ton, een handtasje van Ans en een trappelzakje van Annabelle kapot knauwde. In Rotterdam, gaan Ton en Ans een flink potje zitten overdrijven over mij, tegen Jee en Carola: wat een lieve, leuke, aardige en gezellige hond ik toch ben … tot baby Annabelle kwam.

‘Ja, meneer Sita krijgt minder aandacht, hè? Meneer Sita wordt een beetje jaloers, hè? Meneer Sita gaat dan uit protest het laptopkoffertje van het baasje maar onderpiesen, hè?!’ Zittie me met een zuur gezicht aan te kijken, die sukkelbaas van mij, terwijl hij me, bij elke lettergreep die hij uitspreekt, met zijn knokkels  venijnig op mijn kop tikt. Alsof ik geen gevoel heb. Dierenbeul! Ja, sorry hoor.

‘Hé, Ton, doe es even rustig joh, dat beestje heeft ook gevoel.’ zegt Jee.  Goed zo, Jee. Het wordt .  hoog tijd dat er dierenpolitie komt. Een simpele ziel is het die Ton … het heeft helemaal niks met jaloezie te maken … sinds de geboorte van Annabelle laten ze me steeds korter uit  … daar word ik gewoon bloednerveus van, logisch toch? Ik moet èrgens mijn behoefte doen. Als hùn wc-deur steeds op slot zit, moeten ze toch ook ergens anders gaan staan plassen? En … dan hoor ik hem ook nog zeggen ‘hij bijt onze spullen kapot.’ Ik ga ergens anders liggen … met mijn kop op Jee zijn voeten … vindt hij goed ...

Ja, als ze me zenuwachtig maken, ga ik uit mijn dak, dat wel. Kan ik het helpen? Zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Ik ben ook maar een simpele hond.

Ton zegt doodleuk, waar ik bij zit, dat ie van me af wil. Naar een asiel nog wel! Ans zit instemmend te knikken. Dat zeggen ze  natuurlijk alleen maar om medelijden op te wekken bij  Jee en Carola, zodat ze me dan overnemen. Geniepig mannetje! Met Jee en Carola, zie ik het wel zitten.  Jee aait me over mijn koppie, klopt me zachtjes op mijn rug … lekker … rek me helemaal uit en wrijf m’n neus langs zijn benen .

Godzijdank hebben ze hier geen kinderen. Een nadeel, zeg maar gerust een ramp, is de kat, die ze hier hebben. Een kat in nood deelt gemene krabbels uit. Dat heb ik tenminste wel eens op straat gehoord. Tot nu toe ruik ik dat beest alleen nog maar. Die kat heeft mij vast al in de smiezen. Ik heb geen flauw idee waar hij of zij uithangt. Er komt een misselijk makende geur uit die bak naast de voordeur … gatver … veel drolletjes liggen er in. Toevallig zie ik dat daarnaast een voederbakje staat     met nog een paar stukjes runderhart … jamjam … die scoor ik straks wel … hoewel … ik kan me  nooit zo goed beheersen.

 

(wordt vervolgd)