Ze liep snel de hal door en verdween even om de hoek, linksachter. Het zag er uit als een weloverwogen, doelbewuste handeling, ze gedroeg zich als een vrouw die een gerucht gaat onderzoeken of een vermoeden bevestigen. En toen ze enkele seconden later terugkeerde was er een lichte glimp van tevredenheid op haar gezicht te bespeuren.
Ze bleef in het midden van de hal staan, alsof ze zich
afvroeg wat ze nu moest doen. Toen draaide ze zich abrupt om en liep naar de
studeerkamer van haar man. Op het bureau vond ze zijn adresboek, en toen ze er
even in had gebladerd pakte ze de telefoon en draaide een nummer.
‘Hallo,’ zei ze. ‘Hoort u eens – u preekt met East Sixty
second-Street nummer negen …. Ja,
inderdaad. Kunt u misschien zo gauw mogelijk iemand sturen? Volgens mij is hij
tussen de tweede en de derde verdieping blijven steken. Daar staat de wijzer
tenminste …. Nu meteen? O, dat is erg
aardig van u. Ik ben niet zo goed ter been ziet u, en ik kan moeilijk trappen
lopen. Hartelijk dank. Goedendag.’
Ze legde de hoorn op de haak en bleef aan het bureau van
haar man zitten, geduldig wachtend op de man die straks de lift zou komen
repareren.