Posts tonen met het label klerk. Alle posts tonen
Posts tonen met het label klerk. Alle posts tonen

woensdag 24 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (6)

 

Mevrouw Foster sprong zonder één woord te zeggen uit de auto en holde door de hoofdingang het gebouw binnen. Bij de balies stonden drommen mensen, voornamelijk neerslachtige passagiers. Ze drong door de menigte naar voren en sprak de man achter de balie aan.

‘Ja,’ zei hij. ‘Die vlucht is voorlopig uitgesteld Maar gaat u alstublieft niet weg. Het weer kan elk moment opklaren.’

Ze ging terug naar haar man, die in de auto was blijven zitten, en vertelde hem het nieuws. ‘Maar jij hoeft niet te blijven wachten, lieverd,’ zei ze, Dat heeft geen zin.’

‘Dat ben ik ook helemaal niet van plan,’ antwoordde hij. Als de chauffeur tenminste denkt dat hij me veilig thuis kan brengen. Zou dat lukken chauffeur?’

‘Ik denk het wel,’ zei de man.

‘Zijn de koffers uitgeladen?’

‘Jawel meneer.’

‘Dag lieverd,’ zei mevrouw Foster, en ze boog zich voorover en kuste haar man vluchtig op de harde grijze haren van zijn wang.

‘Dag,’ antwoordde hij. ‘Goede reis.’

De wagen reed weg en mevrouw Foster bleef alleen achter.

De rest van die dag leek precies een akelige droom. Ze bracht het ene uur na het andere door op een bankje, zo dicht mogelijk bij de balie van de luchtvaartmaatschappij, en zowat om het half uur stond ze op om de klerk te vragen of de toestand al gewijzigd was. Ze kreeg steeds hetzelfde antwoord – dat ze moest blijven wachten omdat de mist ieder moment kon optrekken. ’s Avonds om over zessen werd er pas door de luidsprekers omgeroepen dat de vlucht was uitgesteld tot de volgende ochtend elf uur.

Mevrouw Foster wist niet goed wat ze moest doen toen ze het nieuws hoorde. Ze bleef nog minstens een half uur op haar bankje zitten, terwijl ze zich vermoeid en wazig afvroeg waar ze de nacht zou doorbrengen. Het leek haar afschuwelijk om van het vliegveld weg te gaan. Ze wilde haar man niet zien. Ze was doodsbenauwd dat hij op de een of andere manier toch nog zou weten te verhinderen dat zij naar Frankrijk ging. Het liefst was ze gebleven waar ze was en had ze de nacht op haar bankje doorgebracht. Dat was het veiligst. Maar ze was nu al doodmoe en het drong al gauw tot haar door dat zoiets belachelijk was voor een vrouw op leeftijd. Dus ging ze uiteindelijk naar een telefooncel en belde naar huis.

Haar man stond op het punt naar de club te vertrekken, nam zelf op. Ze vertelde hem het nieuws en ze vroeg of het personeel er nog was.

‘Iedereen is al we,’ zei hij.

‘In dat geval ga ik vannacht maar in een hotel, lieverd. En maak jij je maar nergens zorgen over.’

‘Dat is onwijs,’ zei hij. ‘Je hebt hier een groot huis tot je beschikking. Gebruik het dan ook.’

‘Maar er is niemand, lieverd.’

‘Dan blijf ik zelf wel hier slapen.’

‘Er is geen eten in huis, er is niets.’

‘Eet dan vòòr je thuiskomt. Doe toch niet zo idioot, mens. Jij maakt overal altijd zo’n drukte over.’