Het is een mooie winterse dag in december. Strak blauwe lucht. Ik ben op het strand van Hoek van Holland. Drie graden onder nul. Dat voel ik aan mijn water. Ben met de metro gekomen. De laatste twee haltes zit ik in m’n uppie in het treinstel. Wat een luxe! Met de metro kom ik nog steeds niet verder dan Hoek van Holland Haven.
Naar het Rotterdamse strand gaat de
metro ‘ergens volgend jaar’ pas rijden. De gemeente durft inmiddels niet eens meer een streefdatum vast
te stellen, nadat de startdatum van het
traject keer op keer niet werd gehaald. Vandaag betekent dat voor mij, dat ik een
half uurtje moet lopen naar het strand. Toch goed dat vriendin Els niet is meegegaan.
Zij is niet zo van het wandelen. Ik zou
ook de pendelbus kunnen nemen. Dat is nu helemaal niks voor mij: die bus zit
stampvol met een klas tieners en een ruime verzameling grijs en kaal. Te veel
zinloos gekwetter om me heen, vrees ik. Nee, ik ga wel lopen. Fijn met dit
weer. Doet me goed. Een weldaad voor
mijn lijf. Maakt mijn hoofd fris.
Mijn zware bergschoenen, met zo’n diep profiel, wil ik droog
houden. Dat betekent wel goed opletten, want de golven rollen steeds iets
verder mijn kant op. Het is duidelijk vloed.
Grote schuimkoppen drijven op de golven mee
naar het strand. Bij de eerstvolgende terugslag moeten ze weer snel mee naar
dieper water. In een mum van tijd zijn
de schuimkoppen opgegaan in lucht en water. Nieuwe schuimkoppen zijn dan alweer
in de maak.
Druk discussierend, wild gebarend, luid lachend en hun
honden commanderend, passeren mij vier personen, gehuld in ogenpijnigende winterkledij. Twee mannen, twee vrouwen. Een
van de vrouwen roept plotseling : ’Hector!’. Dat blijkt toch niet de naam te zijn
van haar man of vriend. Hector is de afgetrainde hazewindhond, die als een
speer op haar afkomt. In één moeite door rent de hond achter het tennisballetje
aan, dat de vrouw, waarschijnlijk geheel per ongeluk, tegen mij aan gooit. Dat beest heeft in de
gauwigheid niet in de gaten, dat ik vòòr dat balletje sta, want hij knalt me met
een rotvaart onderste boven. Met een natte broekspijp tot gevolg. Ik steek mijn hand vlug op naar de vrouw, ten
teken dat ‘alles okee is’. (‘Loop
alsjeblieft gauw door lawaaipapegaaien. Verdwijn zo gauw mogelijk uit mijn comfort-zone,
please!’). Die arme hond zal er denk ik meer pijn van over houden dan ik. Ik
heb alleen maar last van dat natte, koude been.
Naast me in de branding zijn tientallen strandlopertjes voedsel
uit het natte zand aan het pikken. Snel rennen ze nu in zuidelijke richting weg
als er een golf aan komt rollen.
Ik loop nu ook in zuidelijk richting. Naar de zon toe. Die
geeft me wat warmte.
Op mijn dooie gemakkie loop ik naar de pendelbus richting metrostation
Hoek van Holland Haven. Ik bof, ben de enige passagier. Als ik thuis kom is mijn broek alweer bijna
droog. Heerlijk rustig thuis. Bijna zoals
aan het strand.
Neen, eigenlijk is het hier toch nog net een Ietsje rustiger.
Els zie ik voorlopig even niet. Ze heeft een paar dagen voor zichzelf nodig.
Prima toch!? Ik kan zelf goed (en soms graag)
alleen zijn. Els ook trouwens.