Lang, donkerblond haar. Een klein sikje. Lange bakkebaarden. Het is grote vent, groter in ieder geval dan gemiddeld. Ik woon tegenover station Antwerpen. Het is een mooie jongen met z’n groene legerjas en blauwe rugzak.
Zijn ogen kan ik niet zien. Hij loopt
rustig, ontspannen misschien een beetje timide. Nog niet zo vaak hier geweest,
vermoed ik. Hij kijkt wat rond. Blijft even voor de uitgang van het station stilstaan.
Zijn blik valt op een bankje rechts van
hem. Daar wandelt hij naar toe. Hij gaat zitten en grabbelt in zijn rugzak: een
flesje water, appel en iets met aluminiumfolie erom heen. Brood zal wel.
Een paar stukjes brood voert hij
aan de duiven. Hij kijk voorbijgangers na. Vooral jonge meiden. Hij is dus niet
gay, helaas. Toch vind ik hem geweldig.
Een oude, dikke dame gaat naast
hem zitten. O, nu zie ik het pas, dat is mevrouw Dorens. Aardig mens. Joods. Woog
net dertig kilo toen ze meer dood als levend uit het concentratiekamp kwam. Ze vertelt er over aan wie het maar horen
wil. Dat is haar dagtaak.
Die mooie jongen kijkt haar aan
en knikt. Hij is haar nieuwe gewillige slachtoffer.
Ik pak mijn verrekijker er eens
bij. Nu eens fronst hij zijn wenkbrauwen dan weer lijkt hij een verontwaardigd gezicht te trekken. Prachtige
ogen heeft hij. Niet zo groot, maar wel mooi.
Mijn verrekijker leg ik weg en ga
naar buiten. Ik wil hem van dichtbij zien. De weg tussen het station en mijn
woning is extreem druk. Ik ga eerst even sigaretten kopen. Dan over het
zebrapad naar de overkant. ’t Is druk bij
het station. Rustig loop ik, mijn sigaretje rokend langs het bankje met de
mooie jongen en mevrouw Dorens.
‘Oehoe, meneer de Backere,
goedemiddag!’
‘Dag, mevrouw Dorens,
goedemiddag.’
De jongeman kijkt heel even mijn kant
op.
‘Dagje Antwerpen?’
‘Ja en misschien nog wel een
nachtje ook.’
‘Ben je al lang hier’, vraag ik, naar de bekende weg.
‘Nee, ik kom net aan, ik ga zo eerst
even een pilsje pakken, wat eten en vanavond naar de Muze waar Ferre Grignard met
zijn band optreedt. Wel eens van gehoord?
‘Ach, van popmuziek weet ik helemaal
niks’ … ‘wat ga je daarna doen?’
‘Dan drink ik nog wat en dan ga
ik een slaapplaats zoeken of misschien biedt iemand me wel een plekje voor de
nacht aan.’
‘Nou … bij deze dan: je mag bij mij komen slapen vannacht.
Ook al wordt het wat later. Je mag bij me aanbellen. Ik woon hier aan de
overkant op 172.’
‘Ik vind het heel aardig van u
meneer maar … ’ begint hij.
‘Ja, oké, ik weet wat je wil gaan zeggen … dat je geen homo bent.’
‘Inderdaad, dat wou ik zeggen. Dus
als ik van uw aanbod gebruik zou maken krijgt u geen seks als tegenprestatie.’
‘Die gedacht komt niet eens bij
me op, jongen.’
‘In ieder geval bedankt voor uw
aanbod. Misschien klop ik vannacht bij u aan.
En hij komt. Een maand later ontvang
ik een briefje van hem. Hij schrijft.
Nog eens bedankt voor die fijne overnachting. Midden in de nacht maak je
een kopje thee voor me: heerlijk! Om tien uur een lekker ontbijtje met
croissants, chocoladebroodjes en sterke hete koffie.
Ik wil je er wat voor betalen maar dat sla je gedecideerd af.
We wisselen niet veel woorden. Voor mij genoeg om te weten:
je bent een goed mens.
Jee.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten