De chirurg trekt opvallend
wit weg als hij de stijfheid van mijn hand, vingers en pols voelt. Hij stuurt
me onmiddellijk naar fysiotherapie. Het lijkt wel of hij zich er ineens van bewust
wordt een fout gemaakt te hebben. Hij zegt niks, kijkt me verder niet aan en geeft
me de verwijzing naar de revalidatieafdeling. De revalidatiearts zegt tegen me
dat chirurgie mij veel te laat heeft doorgestuurd: ‘Dat had zeker 6 weker eerder
moeten gebeuren.’
Nu is het moeilijk werken
voor de fysiotherapeuten en zwaar voor mij als patiënt. De revalidatiearts gaat
hierover praten met de chirurg. Leuk voor de volgende patiënten maar niet voor
mij.
Vanaf begin januari moet
ik een hele dinsdagmiddag naar fysio. Ik krijg vanzelfsprekend allerlei
oefeningen, om die schouder, arm, pols en hand soepeler te laten bewegen en … wat volgens een van de therapeuten ook
belangrijk is: ik moet weer ‘vrienden’ wordt met mijn rechterhand. Ze heeft wel
gelijk want ik heb onderhand een bloedhekel gekregen aan dat klote-ding
onderaan mijn rechterarm, waar ik niks mee kan, dat dubbel zo dik is als
normaal en aanvoelt als een kale dooie rat. Omdat dat handje er altijd zo stom-zielig
als een flauwgevallen tulp bijhangt, wordt er bij fysio een brace gemaakt. Mijn hand
wordt door die brace in een rechte lijn gezet met m’n pols en m’n arm.
Vervoer op Maat is nog
altijd niet geregeld, dus ik moet met metro en tram van Alexanderpolder naar
Franciscus. Het is eigenlijk te gewaagd met mijn wankele evenwicht. Ik word er
dood zenuwachtig van maar ik heb ook
geen zin om bij elk ziekenhuisbezoek 70 euro neer te tellen voor de taxi.
Gelukkig haalt en brengt
mijn zoon Freek me als ik naar de chirurg moet. Maar elke week naar de fysio op
en neer wordt voor hem een beetje te veel van het goede en terecht. Trouwens ..
mijn broer Herman heeft me ook een paar goed geholpen als chauffeur.
Half januari krijg ik dan
eindelijk Vervoer op Maat en dat betekent dat ik voor twee euro heen en weer
van huis naar Franciscus kan reizen en wat vooral belangrijk is: ik kan nu
veilig reizen. Geen geduw meer tegen mijn broze lijf in de metro en niet met slechts
één beschikbare arm in- en uitchecken èn me tegelijk vasthouden in een wegrijdende
tram. Eindelijk reis ik zonder stress
van en naar de fysio ... meestal wordt ik gereden in mooie glanzende taxi’s
door vriendelijke, kalm rijdende chauffeurs.
Een ochtend moet ik nog naar
de afdeling Neurologie in Franciscus. Voor een EMG-onderzoek, dat is om te
weten te komen waar het nauwelijks functioneren van mijn hand, pols en arm precies
vandaan komt. Verpleegkundigen hebben er
met elektroden en naalden naar gezocht en de baas van de afdeling Neurologie,
Professor dr. den Ouden, vertelt mij na afloop van het onderzoek, met pretoogjes,
dat ‘het’ hem eigenlijk wel mee valt: ‘Er is een grote kans op herstel, meneer
Mastwijk.’
‘Maar een grote kans, is
nog geen zekerheid, meneer Pretoog,’ vrees ik.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten