Mijn aandacht wordt getrokken door de aanvraag voor een vrijwilliger bij Verpleeghuis de Boei. In het huis loopt al weer enige tijd het project ‘de moeilijke oudere eter’. Een project voor een groep mensen, die qua eetgedrag heel dicht tegen de groep ‘moeilijk etende kinderen’ zit. Zeker bij de afdeling geriatrie komt het nogal eens voor dat kinderen en kleinkinderen precies dat zien gebeuren, wat oma of opoe talloze malen vertelde namelijk: dat ze als kind spruitjes verafschuwde en dat ze er mee ging knikkeren over de eettafel. In het verpleeghuis speelt opa, oftewel meneer IJzenga, weer net zo met spruitjes en tot wanhoop van de verzorging, nu ook met krootjes. In de woonkamer, waar meneer IJzenga vaak vertoeft is al menig spruitje platgetrapt. Bóven zijn plek aan de eettafel heeft meneer IJzenga inmiddels een unieke plafondschildering gecreëerd, in diverse tinten rood op wit, ontstaan door een combinatie van haar afkeer van krootjes en haar humoristische inslag: groentekunst. Vrolijk lachend gooit hij wat handjes rooie krootjes omhoog. Bij elk bezoek in zijn woonkamer, of dat nu voor hem komt of niet , wijst hij lachend naar het plafond.
Het verzorgingshuis is er al
jaren geleden mee gestopt om het plafond van meneer IJzenga na elke kwak
krootjes te witten. Na tien keer witten in het eerste jaar dat meneer IJzenga er zat, zijn ze daarmee gestopt. Ze konden
wel aan de gang blijven. Toen is besloten daar nog maar één keer per jaar te witten.
Ze zoeken daar dus een
vrijwilliger om te assisteren bij de moeilijke eters. De visie van de leiding
op dit eetprobleem is, dat het hier in hoge mate een vorm van aanstelleritis
is. Van de vrijwilliger wordt, zo begrijp ik, verwacht dat hij tijdens het
voeren, ja, ik noem het beestje maar bij de naam, de patiënt enigszins
vermaakt. Denk bijvoorbeeld eens aan hoe moeder of vader bij hun peuter of
kleuter een hapje eten naar binnen probeert te wurmen op een creatieve, geestige
wijze.
Zoals met de alom bekende en telkens
weer opduikende vliegtuigact:
Degeen die eten geeft, schept een
hapje eten op de vork. Deze wordt vervolgens veel te hoog opgetild en daarbij wordt,
het ‘iejhang-iejhang-iejhang-iejhahhahhahhanng’-geluid gemaakt. Dit om het
opstijgen van dit vorkvliegtuigje geloofwaardig te maken. Geluiden maken is
heel essentieel tijdens deze taak! Twee à drie keer wordt daar in de hoogte
rondgecirkeld. Heel even is er oogcontact tussen etertje en voeder. Dan begint de vork aan een snelle duiklanding,
eindigend in de mond van de eter. Soms ook eindigt de vork in een wangetje, kinnetje,
lipje of … héél luguber: een oogje. Dat
komt trouwens vrijwel niet meer voor, sinds een veiligheidsbrilletje verplicht
is tijdens het voeden.
Deze ‘iejhang’-truc blijkt ook bij
ouderen aan te slaan. In het begin gebeurt het nog al eens dat, met name de
patiënt met gevoel voor humor, de mond op het allerlaatste moment toch weer
sluit. De ‘die hard’ houdt altijd de kaken al stijf op elkaar. Dat is alleen in
het begin, want na vijf van deze weigeringen (al dan niet humoristisch), mogen
de eethulpen wat harder met de vork landen op het gezicht van de patiënt. Bij
sommige patiënten gaat de mond dan gelijk daarna al open. Bij anderen zullen
nog wat hardere noodlandingen nodig zijn. Hoe dan ook: uiteindelijk worden alle
probleem-etertjes hier normale etertjes.
Klachten over geweld komen hier
nooit binnen. Kinderen, die deze methode voor hun bejaarde ouders kiezen,
worden hierover goed geïnformeerd. Er ligt hier een bewuste keuze aan ten
grondslag. Zij willen vader en moeder zo lang mogelijk in leven houden. Dus
willen ze dat hun ouders voldoende eten naar binnen krijgen. Hoe dan ook.
Kijk: voor zo’n
instelling ga ik nou graag aan de slag als vrijwilliger. Zeker weten.