zondag 16 april 2023

IEJHANG-IEJHANG-IEJHANG.

Mijn aandacht wordt getrokken door de aanvraag voor een vrijwilliger bij  Verpleeghuis  de Boei.  In het huis loopt al weer enige tijd het project ‘de moeilijke oudere eter’. Een project voor een groep mensen, die qua eetgedrag heel dicht tegen de groep ‘moeilijk etende kinderen’ zit. Zeker bij de afdeling geriatrie komt het nogal eens voor dat kinderen en kleinkinderen precies dat zien gebeuren, wat oma  of opoe talloze malen vertelde namelijk: dat ze als kind spruitjes verafschuwde en dat ze er mee ging knikkeren over de eettafel. In het verpleeghuis speelt opa, oftewel meneer IJzenga, weer net zo met spruitjes en tot wanhoop van de verzorging, nu ook met krootjes. In de woonkamer, waar meneer IJzenga vaak vertoeft is al menig spruitje platgetrapt.  Bóven zijn plek aan de eettafel heeft meneer IJzenga inmiddels een unieke plafondschildering gecreëerd, in diverse tinten rood op wit, ontstaan door een combinatie van haar afkeer van krootjes en haar humoristische inslag: groentekunst.  Vrolijk lachend gooit hij wat handjes rooie krootjes omhoog. Bij elk bezoek in zijn woonkamer, of dat nu voor hem komt of niet , wijst hij lachend naar het plafond.

Het verzorgingshuis is er al jaren geleden mee gestopt om het plafond van meneer IJzenga na elke kwak krootjes te witten. Na tien keer witten in het eerste jaar dat meneer IJzenga  er zat, zijn ze daarmee gestopt. Ze konden wel aan de gang blijven. Toen is besloten daar nog  maar één keer per jaar te witten.   

Ze zoeken daar dus een vrijwilliger om te assisteren bij de moeilijke eters. De visie van de leiding op dit eetprobleem is, dat het hier in hoge mate een vorm van aanstelleritis is. Van de vrijwilliger wordt, zo begrijp ik, verwacht dat hij tijdens het voeren, ja, ik noem het beestje maar bij de naam, de patiënt enigszins vermaakt. Denk bijvoorbeeld eens aan hoe moeder of vader bij hun peuter of kleuter een hapje eten naar binnen probeert te wurmen op een creatieve, geestige wijze.

Zoals met de alom bekende en telkens weer opduikende vliegtuigact:

Degeen die eten geeft, schept een hapje eten op de vork. Deze wordt vervolgens veel te hoog opgetild en daarbij wordt, het ‘iejhang-iejhang-iejhang-iejhahhahhahhanng’-geluid gemaakt. Dit om het opstijgen van dit vorkvliegtuigje geloofwaardig te maken. Geluiden maken is heel essentieel tijdens deze taak! Twee à drie keer wordt daar in de hoogte rondgecirkeld. Heel even is er oogcontact tussen etertje en voeder.  Dan begint de vork aan een snelle duiklanding, eindigend in de mond van de eter. Soms ook eindigt de vork in een wangetje, kinnetje, lipje of …  héél luguber: een oogje. Dat komt trouwens vrijwel niet meer voor, sinds een veiligheidsbrilletje verplicht is tijdens het voeden.

 

Deze ‘iejhang’-truc blijkt ook bij ouderen aan te slaan. In het begin gebeurt het nog al eens dat, met name de patiënt met gevoel voor humor, de mond op het allerlaatste moment toch weer sluit. De ‘die hard’ houdt altijd de kaken al stijf op elkaar. Dat is alleen in het begin, want na vijf van deze weigeringen (al dan niet humoristisch), mogen de eethulpen wat harder met de vork landen op het gezicht van de patiënt. Bij sommige patiënten gaat de mond dan gelijk daarna al open. Bij anderen zullen nog wat hardere noodlandingen nodig zijn. Hoe dan ook: uiteindelijk worden alle probleem-etertjes hier normale etertjes.

Klachten over geweld komen hier nooit binnen. Kinderen, die deze methode voor hun bejaarde ouders kiezen, worden hierover goed geïnformeerd. Er ligt hier een bewuste keuze aan ten grondslag. Zij willen vader en moeder zo lang mogelijk in leven houden. Dus willen ze dat hun ouders voldoende eten naar binnen krijgen. Hoe dan ook.

 

Kijk: voor zo’n instelling ga ik nou graag aan de slag als vrijwilliger. Zeker weten.

zaterdag 15 april 2023

EEN BEETJE BLIJ.

 

‘En, ben je nou blij, Jee?’vraagt buurman Rinus. 

‘Blij ... blij is toch wat te veel gezegd ... nou, vooruit Rinus: ik ben een béétje blij.’

Amateurtoneelspeler ben ik dezer dagen. Bij een theatergroep in Rotterdam Noord.

Tot nu toe is ons toneelstuk vier keer gespeeld en volgens het publiek is het vier keer: grote klasse. De enige wanklanken die mij bereiken komen van mijn geliefde zonen. Zelf ben ik trouwens ook niet zo tevreden, hoor. Van mijn zonen verwacht ik wel wat kritiek. Voor hen is dit toneelstuk, met een rolletje voor paps, een verplicht nummer. 

Zij moeten al vanaf hun achtste jaar niets meer van theater hebben. Overvoerd vrees ik door papa 'theaterfreak'. Ze vinden het vertoonde overigens niet over de hele linie ‘kut met peren’: ‘soms is het wel leuk ... die liedjes.....’ Ik krijg verder van mijn jongste zoon de feedback, dat ik voortaan hèle zinnen duidelijk moet uitspreken en niet alleen maar de eerste twee woorden daarvan. Prima toch, zulke opbouwende kritiek! Daar kan ik in de laatste voorstellingen mijn voordeel mee doen.

 ‘Geweldig’,’hartstikke goed’,  ‘puik’, ‘prima’ ‘fantastisch’, om ons heen zingen na afloop van onze act vele lovende woorden. Mooi om te horen die enthousiaste reacties van het publiek. Om me heen, trotse, lachende, huilende, juichende, elkaar omhelzende medespelers. Ook dat is mooi. Natuurlijk neem ik ook de loftuitingen in ontvangst en natuurlijk tuit ik ook lof terug. Lof, die dan wel wat groter is dan ik het voel. Niet dat ik het niet mooi of niet goed vind ... dat is het niet ... ik vind de reactie echt wel mooi ... alleen een beet je tè, een beetje tè overdreven.

Eigenlijk besef ik nu pas goed, dat ik het héle creatieve proces zo positief ervaren heb. Over de weg naar de voorstelling toe, ben ik minstens zo enthousiast als over stuk zelf. Ik genoot van de repetities, improvisaties en allerlei oefeningen op de maandagavonden. Ook thuis, achter de pc of in de boekenkast, op zoek naar materiaal voor de voorstelling doe ik graag. Het schrijven van scènes. Ook leuk! Al moet soms wel weer 75% geschrapt worden van de veel te lange lappen tekst, die ik lever. Geen probleem vind ik. Heel leerzaam! Ik weet nu, dat niet de woorden het moeten doen maar de verbeelding!

 ‘Geen woorden maar daden,’ heet het stuk. Tuurlijk gaat het over Feyenoord: de eerste Nederlandse winnaar van de Europacup in 1971 in Milaan. Feyenoord,  de club van Rotterdam Zuid grootgemaakt door jongens van Het Oude Noorden zoals Coentje Moulijn en de onlangs overleden Wimpie Jansen.

 Ik speel in dat stuk een 59-jarige Feyenoord hooligan, zo eentje van de harde kern, met een stadionverbod aan z’n kont. Iemand die, zo oud als hij is,  absoluut niet komt voor het ‘foebele’ maar voor de sensatie bùìten het veld. Echt heel mooi om te doen in het wordingsproces: het  vorm geven aan die ouwe hooligan, zoeken naar passende muziek (‘Hand in Hand de kameraden’ en ’Walk On’) kleding (het rood-witte shirt, de sjaal, een lange zwarte trainingsbroek en zwarte handschoenen) en speciale hooligan-attributen (grote stenen, vuurwerk en aanstekers.)

  ‘En, Jee, ben je nou een beetje blij, jongen?’ vraagt Rinus:

'Je weet nu dus, Rinus, dat voor mij deelnemen belangrijker is dat winnen. En dan bedoel ik dus deelnemen aan het héle proces, vanaf de eerste brainstormsessies tot en met de evaluatie dat vind ik leuk. Dus het antwoord op je vraag, Rinus is:

Ja, ik ben een beetje blij. Nèt zo blij, als toen ik en halfjaar terug met dit stuk begon.'

vrijdag 14 april 2023

ALLESBEHALVE SEXY.

 

Ze zijn al weer tegen de zeventig, Koos en Riek. Hun vijftigjarige bruiloft nadert. Toen Koos haar ontmoette was ze echt een stuk. Mooi gezichtje en lang zwarte haar. Hij was op slag verliefd op Riek. Zij ook op Koos, want hij was óók een stuk! Onbeschrijfelijk mooi.

Prima mens, die Riek: moedig, krachtig, veel doorzettingsvermogen. Intelligent en creatief ook. Een trouwe, zorgzame echtgenote voor Koos. Voor haar kinderen gaat ze door het vuur. Ze zit in de gemeenteraad, gekozen met voorkeurstemmen. Een charismatische vrouw.

Koos is trots op haar. Een mooi gezichtje heeft ze nog steeds, weliswaar wat getekend door de leeftijd, maar toch! Haar figuurtje is ze kwijt, dat wel! Ze is nu zelfs dikker dan ze tijdens haar zwangerschappen was. Hoeveel ze nu weegt? Koos weet het echt niet. In ieder geval veel te zwaar voor het mooie. Jammer, nee, meer dan jammer want Koos vindt haar als ze zo dik is niet aantrekkelijk.

Riek vindt hem trouwens ook niet meer ‘zó’ bijzonder. Zijn prachtige lange blonde haar (opwindend wapperend in de wind) is er niet meer. Wat rest is slechts een kale kop met van achteren een schuchter kransje haar. Zijn gezicht is doorgroefd met rimpels. Stevig gespierde benen zijn verworden tot dichtbehaarde spierwitte spillepootjes en tsja …  met dat lullige beetje schaamhaar …  kan Riek hem allesbehalve sexy vinden. Het ergste vindt ze nog dat hij zo veel is gaan drinken.

Daarbij komt dan ook nog eens dat Koos, althans voor haar, een moeilijke man is: grillig, wispelturig, onberekenbaar, driftig, eigenwijs, egoïstisch en veeleisend. Tsja … erg veel redenen om warm te lopen voor Koos heeft ze duidelijk niet meer.

Nou, vooruit dan: hij is hulpvaardig, plichtsgetrouw, praktisch en zorgzaam.

Voor iets als seks, loopt Riek niet meer warm; eigenlijk heeft ze daar nooit warm voor gelopen. Koos daarentegen des te meer.

Zij hoefde ook niet zo nodig met andere mannen. Neen! Koos óók liever niet natuurlijk! Maar zo héél af en toe een andere vrouw, daar gaat hij niet moeilijk over doen. Riek heeft daar trouwens nooit moeite mee gehad:

‘Je doet maar wat je niet laten kunt, jongen!’

Riek oordeelt hard over seks; enkele van door haar geponeerde stellingen:

‘Seks is drie keer niks.’ 

‘Seks wordt vreselijk opgeblazen’

‘Seks is om je voort te planten.’

Dat laatste heeft Riek goed gezien: zonder seks waren hun vijf kinderen er niet geweest.

 

Koos heeft aan de alcohol een leuk maatje. De ene dag een kratje Heineken, de andere dag een kratje Grolsch. Vierentwintig pijpjes bier per dag. Keurig over de dag verdeeld. De eerste als hij opstaat. De laatste vlak voor het slapen gaan. Soms neemt hij bij het laatste pilsje nog een jonge borrel: een kopstootje. Daar droomt ie lekker op. Dik word ie er niet van. Wel vrolijk. Beetje chaotisch. Riek gaat daar heel goed mee om. Maar het moet ook weer niet tè worden, hè?!.

 

donderdag 13 april 2023

LIEFDE ZONDER LUST.

 Liefde zonder lust.

Puur op het niveau van: ik vind je leuk, aardig, heel aardig, daar zitten de meeste mensen min of meer waar ik mee om ga. De groep mensen, die ik liefheb, is niet zo groot.  Vàn die groep, is er één die ik liefheb mèt lust. De anderen heb ik, min of meer,  lief zònder lust.

Zonder lust kan ik natuurlijk ook van mannen houden: vader, opa’s, broers en vrienden. Vrijwel meteen gaan nu mijn gedachten naar mijn vader. Mijn vader heb ik helaas nooit kunnen liefhebben. Hij mij ook niet. Als hij dat wel gedaan zou hebben, dan heeft hij dat altijd heel goed voor me verborgen kunnen houden. Niet dat we elkaar haatten, dat beslist niet ... maar er wàs gewoon nooit wat. Niks. Leeg. Jammer.

Ik hield zielsveel van meester Trooi. De meester, van de derde klas van de lagere school. Nog steeds houd ik van die man. Voor hem deed ik altijd goed mijn best, haalde mooie cijfers. Door Meester Trooi voelde ik me trots. Hij zei bijvoorbeeld: 'Als je zo doorgaat Jee, heb ik straks niet genoeg punten meer!' .

Hij stelde mij met mijn inzet en goede prestaties  ten voorbeeld aan de klas.  Ook liet hij me klasgenoten helpen die niet zo goed mee konden. Zoals die jongens uit Chili, de een, Fernando, uit Santiago, was tien jaar en de ander Filippo, kwam uit San Antonio en die  was al bijna twaalf. Ouder dus dan de normale derdeklasser, want die is negen. Ik mocht de gebroeders Nederlandse les geven; ze spraken uitsluitend Spaans. Koud twee dagen waren ze in Holland. Hun vaders kenden elkaar niet vanuit Chili. De vader van Fernando was een verdienstelijk gitarist, maar daar was in Santiago geen droog brood mee verdienen. Filippo zijn vader bakte zoete broodjes  in San Antonio en die raakte hij daar aan de straatstenen nog niet kwijt. Dus konden ze hun geluk niet op toen ze bij de Koninklijke Augurken Fabriek (Anno 1854) in Almelo konden komen werken. 

Spelenderwijs bouwde ik samen met die Spaanse boys aan de verrijking van hun Nederlandse woordenschat: al na twee dagen hoor ik ze probleemloos zeggen: goal, corner, voetbal, klootzak, penalty, free kick, godverdomme  …

Meester Trooi straalt echt uit dat hij lol heeft in zijn werk met ons. Hij komt lachend, handen wrijvend de klas in en vertelt ons dan welke leuke lessen hij ons die dag gaat geven.

Vertellen over de bijbel. Zelfs al is het een flutverhaal, bij meester Trooi zitten we met rooie oortjes te luisteren.  Hij hangt dan een plaat voor het schoolbord. Op die plaat zien we het paradijs.  God staat er naakt op, met baard maar zonder onderlichaam. Wij konden toen dus niet checken of God een man of een vrouw was. Adam en Eva, hadden net op een ‘toevallig’  zoekgeraakte plaat, waarschijnlijk lekkere seks gehad en dat was precies  wat hen door God verboden was.  Op de volgende plaat verbant God het geheel ontklede duo uit het ‘mooiweer’ paradijs,  naar het land der koude kikkers: Nederland. Een gebied, waar het vaak regent, waait, kil is en de zon weinig schijnt. Jaaaaa, God weet heel goed naar welke gebieden hij ondeugende, ongehoorzame  mensen moet verbannen.

Meester Trooi weet precies hoe hij een groep negen jarigen moet boeien: voorlezen uit een spannend en leerzaam boek: Fulco de Minstreel. Geschreven door C.J. Kievit. Het boek werd uitgebracht in 1892! In 1959 wordt dit verhaal me voorgelezen. Tot op de dag van vandaag, vierenzestig  jaar later fascineert het me nog steeds.  Absoluut de verdienste van de onvergetelijke voorleesmeester van de derde klas van de lagere school.

Meester Trooi ik houd van U!

woensdag 12 april 2023

DAT WAS HEFTIG!

Dat was heftig!

 

Lul maar gewoon tegen me aan. Ik luister wel.

Jij vindt het toch fijn als ik naar je luister.

Je geniet als je ziet dat ik je verhalen verzwelg.

Als ik zelf eens iets vertel kan je zo met van die stralende ogen kijken.

Je luistert even naar me en gaat dan weer verder met jouw kralensnoer van anekdotes.

 

Janwillem zit te snurken in zijn schommelstoel.

‘Ja, ik slik nog maar een pil per dag; dat zal ik mijn hele leven moeten doen.’ 

‘Hé, Janwillem!’

Ze geeft een schop tegen de schommelstoel, Janwillem schrikt zich te pletter. (Gerda lacht gemeen). ‘Hé Janwillem,  jij hebt toch ook een cliënt die bipolair is?

‘Hoeveel pillen slikt die per dag?’

‘Tweeëneenhalf?’

‘Zuipt tie ook zo veel?  Dat mag toch helemaal niet, hè?’ 

‘Is ie nu manisch of depressief?’

‘Ach, dat kan jij helemaal niet weten, Janwillempie, schatje van me  ... want daar is een heuse psychiater voor nodig hè, troelewoepie?' zegt Gerda.

‘Wat hebben Janwillem en  Gerda elkaar nou eigenlijk nog te bieden?’ vraag ik.

Stilte.

Gerda wéét het antwoord wel maar ze geeft het me niet.

Het antwoord is  namelijk: 'Geen klote.'

Als ze nu met hem praat is ze cynisch; de warmte in haar woorden is verdwenen.

Haar koele  zinnen komen niet door Janwillems Muur.

Mensen die van elkaar houden, intens veel van elkaar houden,

voelen, juist wanneer ze níét bij elkaar zijn, die liefde intenser.

 

Zegt Ernie (met zijn bekende nasale stemmetje) tegen Bert:

‘Hé Bert, hoe kan je in Godsnaam van een ander houden,

als je verdikkeme niet eens van jezelf houdt?’

 

‘Ik voelde me gisteren stabiel; totaal onverwachts maakte ik een wip met Gerda. Dat fijne gevoel verdween abrupt toen Janwillem mij plotseling anaal penetreerde. Zomaar, pats, zonder me te waarschuwen ... ineens beng! Gelukkig had ie de zijne goed ingesmeerd, dat dan weer wel ... maar ik ben helemaal niet gewend aan dat soort dingen ... dus dat kwam heel heftig aan ... en omdat Janwillem er na twee keer normaal vragen niet uitging, moest ik hem wel een flinke por met mijn elleboog in zijn ribbenkast verkopen ... ja, toen was het zo gepiept ... nee, ik vond het afschuwelijk!’

 

Als ik mezelf accepteer zoals ik ben,

kan ik ook anderen accepteren zoals ze zijn.

Niets hoeft geforceerd.

 

 Gerda pakt me weer vast en drukt me

 tegen haar (te) dikke warme blote lijf

 Daar zeg ik geen nee tegen: ‘Geen nee’.

 

Aardige jongen, die Janwillem,

Loopt maar te zeiken,

Maar ik weiger hem beslist

die blowjob!

Mijn anus staat nog altijd in de fik.

Janwillem ...  rot op! 

dinsdag 11 april 2023

EEN SLAAPWANDELING.

Een slaapwandeling.

Ik maak nooit wat mee maar een half jaartje terug stond ik opeens buiten in de nacht.  Alle huizen waren duister.  Kousen en schoenen, die heb ik niet aan. Koude, natte voeten. Geluiden? Neen,  geluiden hoor ik niet. Geen auto, geen vogel,  geen vliegtuig en de bomen ruisen niet. Het is windstil.

Dwalend in mijn zeiknatte pyjama. Mijn rechter schouder herstellend van een breuk. Elk stapje doet me pijn. Wat doe ik hier? Waar ben ik dan?  Wie bracht mij hier naar toe?  Hoe ben ik hier gekomen? De weg hierheen ken ik niet.

Ik draaide me, ter oriëntatie, om mijn as. Vaag meende ik het huis van een oude vriend te ontwaren. Zie een fietspad, roze, als alle fietspaden hier. Een brede sloot, belicht door wat lantaarnpalen. Zwijgzaam kabbelende zwanen. Meerkoetjes, ganzen en eenden in de sloot.

Ik woon hier pas. Herken nog geen straat, geen gebouw, geen boom, geen struik. Dit hier, een school? Ik kan de letters niet goed lezen. Mijn leesbril is thuis.

Het miezert. Daar word je het natst van. Geluid ...  Achter me komt een auto aan. Geen idee waar ik ben. Maak het ‘liftgebaar’. Misschien neemt  ie me mee. Mijn adres weet ik: Omniumakker 195, Rotterdam. Misschien weet die bestuurder, beter dan ik, waar dat adres te vinden is. Maar hij rijdt loeihard langs me heen.  Dwars door een grote plas. ’t Water spat tegen me op. Dat kan er ook nog wel bij. De automobilist toetert, twee keer.

Hoe laat zou het zijn? Zo te zien slaapt iedereen nog. Nergens brandt licht. Maar slapen ze nog maar net? Of gaat de wekker al bijna af? Zon, maan en sterren, zie ik niet. Daarvoor is het te bewolkt.

Deze wandeling kent zijn weg niet hier naar toe.

Ik woon hier pas. De naam van deze straat is met witte letters te lezen op een blauw bord: Brederodestraat. Mijn straat komt hier op uit. Met mijn grote blote voeten voel ik scherpe, harde, weke, vieze  dingetjes op de stoep. Mijn mond is droog van ’t in mezelf praten. Ik les mijn dorst; lopend, met open mond. De regen is zout.

Dan herken ik de straat. Met mijn flatgebouw.  Alleen … ik kan er niet in. M’n lichaam is met niets op pad gegaan. Zich nergens van bewust. De deur sluit. M’n geest sliep.  Liet mijn lichaam met morphine begaan.

Mijn slaapdronken geest vult mijn natte, koude lichaam en leidt me terug. Tot hier voor de deur. Ik bel aan bij buurbrouw An. Nors klinkt ze door de intercom: ‘Ja, Wàt!?’

‘Ik ben het, Jos. Mijn sleutels vergeten, An’.  Wilt je open doen?’

‘Weet je wel hoe laat het is??’ krijst  An.

‘Nee!’ Geen idee.

‘Half vier!’ en ze doet open.

Door haar huis. Via haar balkon klim ik (met de gebroken schouder)naar mijn balkon. De achterdeur  goddank niet op slot. Nu zie ik ook: mijn eigen voordeur staat nog wagenwijd open.

Een warme douche en dan is er de angst voor het weer slapen gaan, want ….



En nu nog even een gedicht. Het gaat natuurlijk over slaapwandelen. Slaapwandelen is een alom bekende wandeling die iemand maakt in zijn slaap, waarbij zijn lichaam zich zonder zijn geest uit bed beweegt.

Maar een slaapwandeling kan ook gelezen worden als een wandeling die je met iemand maakt in je droom, zoals in het gedicht van Gerrit Achterberg..

 

Slaapwandeling

 

Ik heb vannacht met u gewandeld

In de doove lanen van de slaap,

En nu het morgen is geworden

Is er niets veranderd,

Dan dat die twee, die in de nacht tesaam,

Volkomen bij elkander waren,

Mij weer alleen gelaten hebben in de morgen,

En samen verder zijn gegaan.

maandag 10 april 2023

EEN EX-PROF.

Ik woon hier al jaren maar vandaag zie ik hem voor het eerst. Peter Broere, onmiskenbaar. Keurig rechtop lopend, schouders naar achteren, mooi kort geknipt wit koppie en nog zo slank als de gemiddelde marathonloper. Kom daar tegenwoordig maar eens om bij een willekeurige 65-plusser.

Hij laat zijn hondje, een vuilnisbakkie, uit in de honden-uitlaatzone. Het verbaast me wel dàt hij hier zo rondloopt. Ik kan me haast niet voorstellen dat hij hier woont in Crooswijk. Toch iets beneden zijn stand.

Destijds woonde hij in een dure buurt:  in de Burgemeester Knappertlaan, de Schiedamse rijke-pikken-laan.  Mensen als (Prins) Pieter van Vollenhoven woonden daar. Broere liet graag en veelvuldig aan iedereen in zijn omgeving weten, dat híj daar woonde.

Op de voetbalclub hoor ik, dat Peter sinds kort in Crooswijk is komen wonen. In het goedkoopste van het goedkoopste. Via de schuldsanering. Alles is hij met gokken kwijtgeraakt. Letterlijk alles:  zijn vorstelijke villa in Schiedam, zijn prachtige vrouw, zijn leuke zonen, zijn chique auto’s … alles … alleen zijn hondje heeft hij nog.

 ‘Rustig, Kelly, rustig,’ hoor ik  Peter zeggen tegen het beestje, dat net niet met zijn snuffert bij het boompje met al die lekkere luchtjes kan komen. 

Ik spreek hem dan nog niet aan.

Later, als ik een iets te zware vuilniszak (met nat kattengrind) naar de vuilcontainer sjouw, loop ik hem tegen het lijf. 

‘Hé,’ zeg ik, ‘als dat Peter niet is, … Peter Broere!!  Dat bèn jij toch?’

‘Ehhhh…….ja, ja, dat ben ik, ja.’

‘Jahaaaaa, we kennen elkaar van Sparta,’ zeg ik, ‘weet je nog: daar speelden je zoon Sander en die van mij, Benny,  zéker zes jaar samen in één team. Van de D-tjes tot en met de B-tjes. '

‘Kelly!!!  af!!!, verdomme!!!’ schreeuwt Peter tegen zijn hondje. Het beestje is net lekker bezig een kliekje gekookte aardappelen, vette jus en prinsessenboontjes naar binnen te schrokken.

Langzaam begint het hem te dagen, zo lijkt het. Blijkbaar hebben zowel ik als mijn zoon weinig indruk op hem gemaakt. Logisch ook wel want als voetbalvader heeft hij een veel grotere staat van dienst als ik. Naar Peter wordt geluisterd!  Hij heeft zelf een paar jaar betaald voetbal gespeeld bij ADO-Den Haag! Als ik zijn verhalen moet geloven was hij een sluwe middenvelder, die een tackle op de benen van de tegenstander niet schuwde. Ik heb het nooit verder geschopt dan keeper van de B3 van een onderbondclubje.

Peter spreekt in drukke voetbalkantines vaak over zijn glorietijd, zijn voetbaljeugd  en de jeugd van tegenwoordig. De meeste andere voetbalvaders hangen aan zijn lippen en kunnen hartelijk lachen om zijn smakelijke verhalen na afloop van de wedstrijd. Het bier vloeit dan rijkelijk.  Zoon Sander, daar was hij van overtuigd,  zou zeker een nòg betere voetballer worden dan hij zelf was.

Kelly, de  hond van Peter ziet een jonge bouvier snel naderen en gaat angstig bevend zo dicht mogelijk tegen zijn baasje aan zitten piepen.

‘Jee eh ja, nu je het zegt, jij bent Jee, de vader van Benny.  Jij ging toch altijd op de fiets naar alle uitwedstrijdjes en toernooitjes? Antwerpen, Venlo, Parijs, Bielefeld, Luik. Je mag nou gerust weten dat wij, zeg maar alle voetbalouders, je destijds allemaal voor knettergek verklaarden. Maar eerlijk is eerlijk: je bent er niet slechter van geworden. Je ziet er nog patent uit, Jee,  voor een zestiger.’

Ik vertel Peter, dat mijn zoon Rob al ruim twaalf jaar voetbalt bij Sint Job in 't Goor, in de Belgische tweede klas. Als zijn contract over tweeëneenhalf jaar afloopt, is hij 35 en zou hij, in theorie althans, met zijn armen over mekaar kunnen gaan zitten.

‘En hoe is Sander gevaren?’

'Sander is al snel met voetballen gestopt, na zijn Sparta-tijd. Hij gaat nu nog wèl regelmatig bowlen met zijn vrienden.

Kelly is onrustig, trekt zijn riem zo strak dat Peter bijna zijn evenwicht verliest. ‘Je ziet het Jee, meneer wil alweer naar huis. See you!