zaterdag 14 mei 2022

GESNEDEN EN VERPAKT

 Ik ga eerst naar de papierbak en dan naar Albert Heijn. Het waait flink. Onderweg naar de papierbak scheuren de hengsels af van een van de tassen met papier. Godzijdank blijft al het papier in de tas zitten.

In het kwartier, dat ik er over doe om bij de papierbak te komen, is het veel meer gaan waaien. Ik denk wel twee keer zo hard. Allerlei kleine papiertjes (kassabonnen, verpakkingen van theezakjes en verscheurde briefjes) worden op het moment dat ik ze in de papierbak wil stoppen, door de harde wind over de papierbak heen de straat in geblazen. Zo hard is de wind, dat het geen enkele zin heeft om achter die papiertjes aan te gaan. Dat is echt onbegonnen werk. Het ene papiertje waait hard naar links, het andere hard naar rechts. Sommige snippers worden zelfs razendsnel hoog de lucht in geblazen. Hoewel ik er weinig aan kan doen voel ik me hier toch wel schuldig over. Want ik ben helemaal niet zo iemand, die zo maar van alles achter zijn kont neer gooit en laat slingeren. Er zijn hier nu wat mensen in de buurt, die dat zien gebeuren. Onder andere een afkeurend naar mij kijkend mannetje in een scootmobiel. Zijn hondje laat hij doodleuk midden op de stoep zijn behoefte doen! Laat die man nou eerst maar eens even naar zichzelf en zijn hondje  kijken.

Gelukkig is er niemand die me er direct op aanspreekt. Ja, ik doe zoiets ook niet expres.

 

In de hal van de Albert Heijn-super staat, zoals gewoonlijk, de laatste weken, de straatkrantverkoopster. Ze staat vanmiddag met haar krantjes in het uiterste hoekje rechtsachter, uit de wind, die alsmaar aantrekt. Windkracht negen inmiddels? Het zou me helemaal niks verbazen.

Heel klein en afstandelijk groeten we elkaar altijd. De straatkrantverkoopster en ik. Ik met de gedachte: ‘ik vind je een leuke vrouw maar denk alsjeblieft niet, dat ik wat met je wil’ en zij zal ongetwijfeld denken: (in het Spaans dan:) ‘ik zal maar een beetje vriendelijk naar je lachen, met je ouwe, kale kop. Misschien dat je dan ooit nog eens een keer een krantje van me koopt, krent.’ Dat laatste woord (krent)  kent ze vast nog niet. Daarvoor is ze te kort in Nederland. Ze is een vluchteling uit een Zuidamerikaans land, Chili denk ik.

 

Op de groenten- en fruitafdeling zie ik Spaanse aardbeien; die koop ik voor het toetje, hoewel ik weet dat Spaanse aardbeien nu nog waterig, smakeloos, hard en allesbehalve zoet zijn. Maar misschien is het nu eens anders dan andere jaren. Je weet nooit. Ik hoop het.

Vandaag eten we andijvie, met het rundvlees, dat ik eerder deze week al braadde. Ergerlijk vind ik het, dat bij Albert Heijn geen krop andijvie te koop is. Uitsluitend gesneden en verpakt in plastic .. tsja, hoe zou ik overigens die gesneden andijvie ànders mee moeten nemen … los in de boodschappentas gooien soms? Noodgedwongen koop ik maar zo’n zak van 4 ons. Meer dan genoeg voor mij alleen. Dat wel.

Ik heb de wind mee. Geen zware tassen meer te sjouwen. Ben zo thuis. Ruim op tijd om het eten klaar te maken.

vrijdag 13 mei 2022

OP DIE FIETS!

Wie heeft er nu nog een (betaalbare) fietsenmaker in de buurt? Er zijn er steeds minder en wat hij wil of kan doen wordt ook steeds minder  en … duurder. Hij is al gestopt met banden plakken. Dat kost te veel tijd. Het enige dat hij nog aan een lekke band wil doen is hem vervangen door een nieuwe band. Spatborden vervangen is tegenwoordig ook nauwelijks meer te doen omdat elke fiets zijn eigen type spatbord heeft. Vroeger hadden alle fietsen hetzelfde spatbord.

Met lekke banden komen de klanten dus al zo langzamerhand niet meer bij de fietsenmaker. Hij krijgt wel steeds meer  vragen over e-bikes , bijvoorbeeld omdat de elektromotor hapert boven de 45 km per uur. Of daar misschien wat aan gedaan kan worden. Veel fietsenmakers schrikken daarvan.

Fietsenmaker: een prima beroep voor iemand met 12 ambachten en 13 ongelukken.  Lekker overzichtelijk. Zo werd er vroeger tegen aan gekeken. Weten hoe een terugtraprem werkt.  Dat is eigenlijk alles.

Als de eerste e-bikes ter reparatie bij de fietsenmaker gebracht worden moet hij die e-bike aansluiten op een computersysteem om te zien wat de problemen zijn. Dat is nog eens wat anders dan zo op het oog inschatten wat er gedaan moet worden.

Scholen leiden tegenwoordig ook geen fietsenmakers meer op maar ‘tweewielertechnici’. Logisch wel, want waarschijnlijk zal over drie jaar 40% van de gefietste kilometers elektrisch zijn. Dat is moeilijk uit te leggen aan ‘de fietsenmaker in zijn morsige, blauwe overall met smeer op zijn handen’. Nu moeten die op hun oude dag nog een bijscholingscursus gaan volgen.

De ouderwetse  fietsenmaker kan momenteel ook moeilijk aan personeel komen. Door de krapte op de arbeidsmarkt stijgen de lonen en de fietsenmaker kan die niet betalen. Op dat lage fietsenmaker-uurloon komt geen personeel af. De fietsenmaker,  die desondanks bereid is zijn personeel goed te betalen, is dan weer te duur voor zijn klanten. Daar komt nog bij dat veel werk van de klassieke fietsenmaker niks oplevert: het is vaak garantiewerk of het zijn kleine klusjes waar ze geen geld voor durven vragen, omdat klanten  vinden dat dat bij de service hoort.

De gewone fiets wordt steeds meer beschouwd  als wegwerpproduct. De eigenaren van die, zeg maar, stadsfietsen danken liever hun kapotte fiets af dan dat ze  hem laten repareren.

De oude fietsenmaker  verkoopt legio merken; de ‘tweewieler technicus’ houdt het op een of twee merken, waarvan hij alle ins en outs kent.  Eigenlijk net zoals een autodealer het doet.  Het gevolg daarvan is dat zijn klanten niet meer uit de buurt komen maar uit de regio …  soms ook wel uit het land.

De moderne fietsenmaker  werkt  op afspraak en dan repareert hij alleen nog maar fietsen, die bij hem gekocht zijn. En, net als een autodealer, zegt hij tegen zijn klanten dat ze jaarlijks moeten langskomen voor een grote beurt .Fietsen gaan steeds meer op auto’s lijken; logisch dat fietsenmakers zich als autogarages gaan gedragen.

Daar zullen we aan moeten wennen. Dat is de toekomst.

De fietsenmaker bij mij in de buurt is peperduur.  ’t Is helaas de enige in de wijde omgeving.  Mijn fietsje doet het al jaren prima. Ik hoop die fietsenmaker voorlopig niet nodig te hebben maar als … dan is het toch wel fijn dat ie er is.  

 

donderdag 12 mei 2022

BANANENPRAKKER

Hé ma, dat is toch die bananenprakker?’

‘Sssssst, niet zo hard jongen, dat vindt die man vast niet leuk als je het zó hard roept, dat iedereen het kan horen.’‘Maar dat is toch helemaal niet erg, geprakte banaan is juist erg lekker, mmmm.’‘Het ís ook lekker jongen, mama vindt het ook lekker en een heleboel andere mensen ook, dat weet ik wel zeker. Maar wat ik òòk zeker weet is dat die man zich er een beetje voor schaamt dat ie bananen moet prakken om zijn centjes te verdienen. Ook al zal hij er best aardig wat mee verdienen. Diep in zijn hart zou hij, denk ik, liever, vorkheftruckchauffeur, boekhouder of schoenmaker zijn geweest. Gewoon, een normaal beroep dus … en dan had jij gerust kunnen roepen: ‘kijk eens, mam, daar gaat die boekhouder of die schoenmaker. Dan kijkt hij waarschijnlijk trots om. Hij lacht naar je en geniet van de blikken van de mensen om hem heen. Ik zie hem ineenkrimpen, als je roept: ‘Hé ma, dat is toch de bananenprakker?’

Hij zit altijd naast C&A in het centrum, met twee of drie van die grote langwerpige bananendozen …honderd bananen misschien wel. Schuin achter hem staat een grote rode Dirck-tas met wegwerpbordjes, lepels vorken en servetten. Hij begint  niet eerder met het pellen van de banaan, dan wanneer iemand wat bestelt. Dat is wel zo hygiënisch.

Gezeten op zijn klapstoeltje doet hij zijn werk, aan het praktafeltje. Daarop liggen enkele ongepelde bananen, wat wegwerkbestek, een teiltje met een afwassopje en een theedoek, die, dat moet gezegd worden,  niet meer 100% spic en span is. Naast de tafel staat een fraaie bananenschil-gele afvalbak. Het geld van de verkopen stopt hij in de zak van zijn jas, die over het klapstoeltje hangt.

In het begin, als de handel nog niet zo lekker loopt, krijgt hij het idee, dat hij misschien meer verkoopt als hij zich als banaan vermomt. Maar dat bleek qua omzet uiteindelijk geen enkel effect te sorteren. Daar is hij snel mee gestopt. Hij is er erg blij om, want binnen drie weken is al duidelijk dat zijn rug behoorlijk te lijden heeft onder het gekromde keurslijf van het bananenpak.

Een enkele keer neemt hij wel eens grote pot hagelslag mee naar zijn werk. Sommige kinderen, vooral de iets grotere, hebben toch iets liever een héle banaan, dan een geprakte. De banaan pelt hij zelf. Dan mogen de kinderen naar keuze, het bovenste òf het onderste deel van de banaan, in een bak water dopen. Vervolgens kan dan met het natte deel van de banaan, in de pot hagelslag geroerd worden. Het effect zal duidelijk zijn: het bovenste (of onderste) gedeelte van de banaan is helemaal beplakt met hagelslagkorrels. Verder heeft hij voor de aardigheid nog wat doosjes rozijntjes ingekocht. De creatieve kinderen kunnen dan met die rozijntjes nog  ’oogje, mondje, neusje,’ op de banaan maken. Maar eigenlijk is dat maar een gedoe; vaak breekt de banaan dan. Met huilende kinderen en teleurgestelde ouders tot gevolg. Zeker, als het duidelijk wordt, dat voor een tweede banaan toch ook weer de volle mep betaald zal moeten worden.

Neen, hij houdt het toch het liefst bij het prakken van de banaan. Per verkochte banaan maakt hij een winstje van een halve euro. Bij goed weer houdt hij zo’n 100 euro per dag over bij slecht weer 30 tot 50 euro. Met een gemiddelde netto-opbrengst van 2000 euro per maand kan hij goed rond komen.

Geprakte banaan: een gat in de markt.

woensdag 11 mei 2022

VRIJWILLIGERSWERK

 

Een mooie meid. Rond. Een beetje dik wel. Vrolijk hoofd. Grote vriendelijke groene ogen. Brede mond; vrijwel altijd lachend. Kort, donkerblond haar. Veel rood in haar kleding. Sjaaltjes in vele kleuren. Zij zit net als ik in een kaartjescontroleploeg van het filmfestival. Vrijwilligerswerk. We werken een week lang samen. Ze woont in Schiedam. In de Gorzen. Toevallig naast Suela, een oud-collega van me.

Samen fietsen we naar Schiedam. Zij heeft zo’n opoefiets. Vrouwen ogen daarop altijd net iets groter dan ze in werkelijkheid zijn. 

Het jaar daarop is ze er ook weer. Ze deelt in bioscoop Cinerama scoringskaartjes uit voor de publieksprijs. Hier draait ‘Shit’, een Koreaanse tekenfilm, waarin wezens leven van zelf geproduceerde poep. Ik zit al in de zaal en zie een vrouw geheel in het grijs met een frivool rood sjaaltje. Ze vraagt het publiek in te schikken, omdat de voorstelling uitverkocht is. Dat lijkt Vera wel. Kan niet, denk ik. Deze vrouw is te  slank. Haar profiel maakt me duidelijk dat ze het toch is. We hebben elkaar blijkbaar gemist bij het inlopen van de zaal. 

‘Jammer, dat we elkaar hebben misgelopen,’ mail ik Vera, ‘volgend jaar beter.’

‘Nee,’ mailt ze tot mijn verbazing. Ze wil snel bijpraten. Nodigt me bij haar thuis uit. Suela, mijn oud-collega, nodigt ze ook uit.

‘Ze is een bijtertje,’ denk ik. ‘Leuk wel.’

 Maar hoezo? Wat wil ze van me? Wat wil ze met me?

 Zou ze misschien Suela aan mij willen koppelen? Dat wil ik niet!

‘Laat Suela er alsjeblieft buiten, Vera. Laten we samen eens gaan wandelen en een kopje thee drinken.’

Daar heeft ze nog niet op gereageerd. Ben benieuwd.

Ze wil niet wandelen. We gaan volgende week vrijdagmiddag om 2 uur bij café Boudewijn op de Binnenweg wat drinken en daarna misschien naar de bios.

‘Tot snel,’ mailt ze nog. 

Ik  heb mijn verbazing over deze vreemde short-story, onder het avondeten met Carola gedeeld. Ze hoort het ogenschijnlijk rustig en lichtelijk geamuseerd aan. Doch dat is een foute inschatting van mij. Na het eten helpt ze niet bij het afruimen van de tafel. Bij het afdrogen doet ze de keukenkastdeurtjes wat harder dicht dan gewoonlijk en zet ze de afgedroogde kopjes met meer kracht in het keukenkastje terug dan nodig. Toen dacht ik: hier is iets niet in orde:

‘Ik geloof dat ik dat verhaal over Vera beter voor me had kunnen houden, hè?’.

Dat blijkt inderdaad zo. Ze zegt dat ik het beste maar meteen kan ophoepelen als ik het wil aanleggen met een jonge blom  … ze huilt, loopt naar de slaapkamer en knalt de deur achter zich dicht.

’Stel je nou eens voor dat ik zoiets aan jou zou vertellen, hoe zou jij dan reageren?, vroeg ze net..

‘Geen idee!’

‘Volkomen ondenkbaar is zoiets natuurlijk.’ zei ze nog.  

Daar heeft ze wel gelijk in, want ze is dezer dagen niet bepaald op haar mooist.

Ik heb haar nog gezegd, dat ze er niks achter moet zoeken. Ik wil helemaal niks met Vera.

Anders zou ik haar dit hele verhaal toch nooit verteld hebben..

 

 

dinsdag 10 mei 2022

EEN ZEER KORTE VAKANTIE

 

Het theaterfestival in Avignon (Frankrijk) is deze vakantie mijn bestemming. Ik stel me er veel van voor maar ben na twee dagen al weer thuis.

Met mijn Mazda 363, die wel 160 kan, durf ik niet harder dan 80 à 90 km per uur over de Franse snelweg te rijden. Andere  auto’s razen me voorbij. Sommige zien me laat, soms bijna te laat. Zeker als ik rond de 80 rijd. Op de valreep kunnen ze dan nog uitwijken. Ik val zelfs terug tot 70 km per uur. Er wordt volop getoeterd, soms met gierende banden geremd …  woedende dikke vingers ... Ik hoop maar niet dat er een in volle vaart tegen me aan knalt. 

Het is half zeven in de ochtend . Zeker 500 meter achter me nadert een busje, een soort Ford Transit, dat gaat hard,  het komt snel naderbij. Dat kan nooit goed gaan. Remmen kàn ik nu natuurlijk niet. Zal ik naar de vluchtstrook gaan? Dat helpt ook niet meer. Ik bereid me al voor op een vreselijke knal ….hoor de auto remmen. De Ford schiet me voorbij op twee wielen; en slaat enkele malen over de kop. Ik blokkeer volledig. Zet mijn Mazda op de vluchtstrook. Het busje ligt daar op zijn zijkant tegen de vangrail. Ik ben lamgeslagen. De motor van de Ford rookt..  Ik kan mijn ogen niet afhouden van het busje. Er gebeurt niks. Ik zie geen enkele beweging in, op of naast het busje … een paar minuten … helemaal niks.

Dit is mijn schuld. Misschien zijn er mensen dood of zwaar gewond.

Er razen geen auto’s meer langs.

Politie is er snel bij.

Nog steeds geen enkele beweging. Nu … ja, een deur gaat open naar boven. Een jonge blonde vrouw met bebloed hoofd worstelt zich uit de auto. Nòg drie jonge mannen in spijkerbroek, t-shirt, zijn nu uit de auto; lopen wat moeilijk; geen bloed. Vliegensvlug wordt water over de rokende motor gegooid.

Ik tril, ben in shock.

Een politieman maant me door te rijden. Ik doe het niet. Ik durf niet. De politie regelt een takelwagen voor me. Ik word, zittend in de Mazda weggesleept. Bij de eerste hulppost in een dorpje langs de route national word ik met mijn auto gedropt. Ik moet het vanaf hier maar zelf  uitzoeken.

Ik hoor nooit meer wat over het busje en de inzittenden.

De Mazda heeft geen schade. Ik ook niet. Uiterlijk althans.

Hoe kom ik nou terug  in Rotterdam? Ik zit er 1000 km vanaf. Rijden gaat echt niet meer.

Bel mijn verzekeringsmaatschappij. Om een chauffeur. Ik moet later terugbellen.

Bij de hulppost raak in gesprek met een viertal Amsterdammers met autopech. Ze zijn op terugreis. Hun auto is te zwak voor 4 personen. Drie is te doen. De vierde vindt het geen probleem om mij en de Mazda naar Rotterdam-Delfshaven te rijden.

 Sindsdien rijd ik met mijn auto uitsluitend nog in de stad. 50 km per uur is hard genoeg.

 

maandag 9 mei 2022

Beroert

 

Pap wil dat ik er altijd netjes uit zie. Daarom kom ik pas uit bed, als ik hem om kwart voor acht naar zijn werk hoor gaan. Tot vier uur vanmiddag kan ik er dan bijlopen zoals ik wil: spijkerbroek, gympen, T-shirt met een leuk kleurtje, geen bh, lippenstift, oorbellen, paardenstaart, nagellak, zwaar opgemaakte ogen. Ik luister op mijn mp3-speler naar de muziek die ik leuk vind en lees boeken van Wolkers (Serpentina Petticoat) , Tommie Wieringa (Caesarion) en Nick Hornby (Pitch fever). Die lees ik niet alleen maar voor mijn lijst; ik vind het gewoon prachtschrijvers. Wij, mijn broer Karel, 18, mijn zussen Leny en Sandra, 16 en 14, mijn moeder en ik (17), wij leven tussen acht uur ’s morgens en vier uur ’s middags zoals we normaal gesproken de héle dag wel zouden willen leven. Maar ’normaal gesproken’ geldt niet bij ons. Mijn vader, die om half vijf thuiskomt van zijn werk, wil niets weten van ons ‘normaal’. Om vier uur ’s middags gaat de alarmbel voor mijn grote metamorfose: muziek gaat uit, boeken en mp3 speler worden opgeborgen, de schmink gaat van mijn ogen. Een blauwgrijs net mantelpakje met bijpassend wit bloesje en een lichtblauw shawltje, worden uit de kast gehaald. De gympen gaan onder het bed en er komt een tuttig zwart schoentje met een laag hakje voor in de plaats. Op Classic FM is iets van Bach te horen, als we het geluid van de sleutel in de achterdeur horen: daar is pap.

Pap zijn rechterkant doet het niet helemaal goed meer na zijn beroerte. Zijn rechtermondhoek staat constant in de grijnsstand. Zijn rechterarm en -been lijken net iets te laat te begrijpen wat er van ze verwacht wordt.

Twee jaar geleden is het al weer. Hij ligt ineens languit op het Berbers tapijtje in de woonkamer. Kwijlend, stamelend, onmachtig ook maar iets te doen: een beroerte. In allerijl naar het ziekenhuis….. ‘voor zijn leven wordt gevreesd.’ Maar hij komt er bovenop: logopedie, leren lopen, allerlei zo vanzelfsprekend lijkende dingen, weer proberen te doen: een sjekkie draaien, aansteken, in zijn mond steken, in zijn mond houden … ja, pap rookt weer en niet zo weinig ook … zware shag nog wel.

Na ruim een jaar van veel oefenen komt pap uiteindelijk uit op 90% van zijn normale kunnen. Veel meer zal het nooit worden. Hij is alleen een ander mens geworden. Op zijn twaalfde was hij honderd procent gereformeerd artikel 31, vrijgemaakt, net zoals zijn ouders. Hij is nu weer net zo streng gelovig als toen.

We moeten er thuis letterlijk aan geloven: ouderlingen en hulpvaardige zwartrokken lopen vooral de eerste dagen nadat pap weer thuis is de boel bij ons plat…..ze nemen voor ieder van ons bijbels en zangboeken mee. Mede op advies van de in ons huis rondschuifelende kerkratten, verdwijnt een flinke hoeveelheid van wat ons zo lief is: in hun KOMO vuilniszakken worden: kleding, sieraden, muziek, boeken en cosmetica gepropt … verdomme. Tsja, vòòr zijn beroerte, was hij gewoon de gezellige vader van ons leuke gezinnetje.

zondag 8 mei 2022

ERG DRUK

 

Hyperactief ben ik dezer dagen. Vandaag is het  zondag, mijn schoonmaakdag. Niet zo  erg interessant, wel intensief èn het móét toch een keer gedaan worden.  Stofzuigen, dweilen en de badkamer soppen. Door dat hyperactieve gaat het allemaal wel een stuk sneller dan normaal. Maar misschien ook minder grondig als anders. Ik weet het wel zeker. Ik heb geen zin om me daar zorgen over te maken. O ja, de ramen moet ik eigenlijk ook nog doen maar dat doe ik dan wel als het minder goed weer is. Ik wil ook nog voldoende tijd overhouden om te fietsen. Ik wil vandaag naar Schoonhoven daar heb ik zeker vier uur voor  nodig.

 Gisteren fietste ik al naar Gouda. Het  was er ook schitterend weer voor.  Gouda en Schoonhoven bij elkaar toch zeker zo’n honderd kilometer.  Normaal gesproken is het tachtig kilometer maar ik gebruik Google Maps en dat Maps-stemmetje stuurde me nogal  eens de verkeerde kant op, vandaar.  Over het verschil tussen links en rechts moeten ze bij Google maar eens goed gaan discusiëren, dat zou mij al zo een hoop kilometers schelen.

Ik was ook duidelijk niet meer gewend om zo veel achter elkaar te fietsen. Ik werd door zadelpijn geteisterd; pijn aan mijn kont dus. Het is ook geen wonder, want de laatste vijf, zes jaar heb ik geen meter gefietst. Bij mijn vorige vriendin hoefde ik daar ook niet mee aan te komen. Die was overal bang van. Dus ook voor fietsen. Het is zo heerlijk om weer zo van het fietsen te kunnen genieten. Onderweg komen er allerlei leuke herinneringen boven aan mijn fietstochten vanuit Rotterdam naar Avignon (Zuid Frankrijk). Ik zal daar nog wel eens wat over schrijven.

Gedurende deze fietstochten was ik eens keertje helemaal níét bij de natuur. Ze waren er natuurlijk wel al die mooie planten, bomen, struiken,  dieren, lieve kleine beestjes, vlinders en vogels maar mijn aandacht was daar niet bij. Ik zag ze als het ware niet.  Ik ging helemaal op in het fietsen … fietsen als inspanning … fietsen als bij de les blijven, als concentratie op  de weg, op het overige verkeer. Dat was wel nodig, want het was erg druk,

Ik probeerde mijn hoofd leeg te maken, zodat ik alleen fietsen was. Meditatief dus. Maar dat viel nog niet mee. Zonder mijn concentratie te verliezen, zat ik op mijn fietsje woedend te wezen op  die gruwel van een Poetin. Wèèr is een gebouw in Oekraïne getroffen door Poetin-bommen, In dat gebouw zaten tientallen mensen te schuilen voor het oorlogsgeweld. Gevreesd wordt voor zestig doden.  Ik stel me voor dat ik Poetin met elke pedaaltrap genadeloos op zijn plofkop knal … maar ik moet opletten. Anders ga ik er straks zelf nog aan onderdoor.

Google Maps heeft me weer eens de verkeerde kant op gestuurd. Na tien minuten zegt het Google Maps-stemmetje: ‘ga bij de volgende rotonde terug .. .’ Maps stuurde me eerder naar rechts terwijl ik naar links moest … niks meer aan te doen.

Weer dwalen mijn gedachten af: Feyenoord – PSV vanmiddag. Komt rechtstreeks op tv. Kan ik niet zien. Jammer. Ik fiets nog. Ze zijn al een tijdje bezig. Ik moet nog zeker meer dan een uur fietsen naar huis. Hoeveel zou het staan? Blijf opletten … ik zie de samenvatting  om zeven uur wel.  Doorfietsen! Ik ben weer veel te druk.