zaterdag 25 december 2021
ALLEEN
vrijdag 24 december 2021
KERSTDINER
Het is 25 december 2021 laat in de middag. Uit een gloednieuwe Mercedes-Sedan stapt James Callaghan. Linea recta loopt hij naar de achterklep, opent die, haalt daaruit een vuilnisbakzak tevoorschijn en zet die op de grond. Meteen doet hij zijn stropdas af, trekt zijn jasje en overhemd uit en pakt uit de zak een soort rode lap, wat een korte rode winterjas blijkt te zijn … ook haalt hij nog een rode lange broek, rode schoenen, een aanplakbaard en – snor uit de zak … allemaal in dezelfde teint rood. Hij verkleedt zich als kerstman. Voordat hij de achterklep dichtgooit pakt hij een kooitje met handvat. Dan maakt hij schielijk een beestje los van de riem waarmee het onder de achterbank is vastgebonden … het is een heel jong biggetje. Hij stopt het snel in het draagbare kooitje. Het beestje gaat tekeer als een speenvarken en dat is het natuurlijk ook … James vindt dat niet zo erg. Hij sluit de auto af en loopt fluitend (Congratiulations, van Cliff Richard) naar het op het eerste gezicht armetierige onderkomen op nummer 146. Voor een achterstandsbuurt valt dit hier nog méé. Hij belt aan maar er wordt niet open gedaan. Hij gaat enkele stappen achteruit op het tuinpad en ziet een meisje (van een jaar of 13) op schoot zitten bij een volwassen man. Hij hoort ze zingen en hij ontwaart nòg een zingend manspersoon … ‘jingle bells’ … ze zijn duidelijk in hun sas. Logisch dat ze nu de bel niet horen. Hij probeert het nog eens. Dit keer belt hij mee op de melodie van ‘jingle bells’. En ja hoor, hij heeft succes. Er wordt open gedaan door het hogelijk verbaasde meisje.
‘Dag meisje,’ zegt hij, ‘ ik ben James Callaghan, en die
daar in dat kooitje is mijn biggetje Pig. Zou ik misschien bij u in huis mogen
eten?’ ‘Jingle Bells klinkt zo met de
deur open wel heel erg hard, bah!’ denkt hij.
‘Dat kan ik niet alleen beslissen, ik woon hier met mijn
vader en zijn vriend, die moeten het ook goed vinden natuurlijk.’ Ze gaat het
even vragen en vrij snel is ze weer terug: ‘Nee, het kan niet, James, we hebben
nog maar net genoeg te eten voor onszelf.’
‘O, maar jullie hoeven niet voor mijn eten te zorgen. Ik heb zelf genoeg bij me en Pig heeft zijn buikje al rond gegeten,
kijk maar. Desnoods kunnen jullie wat van mij te eten krijgen. Ik zou alleen graag
van jullie keuken gebruik willen maken.’
Na overleg vindt het drietal het goed dat James de keuken gaat
gebruiken. Ze willen alleen geen pottenkijkers bij hun eigen diner. Dus moet
James zo lang wachten in de kleine slaapkamer van het meisje.
‘Goed, maar dan ga ik me nu eerst even omkleden, want zo kan
ik niet op mijn eigen kerstdiner verschijnen’ en hij drentelt naar de blinkende
Mercedes-Sedan bij hun voor de deur.
‘Ik kom zo terug.’
Even later staat de man weer voor de deur, alleen nu
verkleed als Eucalypta, de gemene heks van Paulus de Boskabouter. Op haar
rechterschouder zit een rat, die over haar nek naar haar linkerschouder loopt en
weer terug van links naar rechts en dan weer
naar links enzovoorts, enzovoorts. Met haar schel, knerpend stemgeluid klinkt die Eucalypta lang
zo vriendelijk niet:
donderdag 23 december 2021
Het is nu eenmaal zo.
Ze zijn nu ruim 21 jaar getrouwd. Een erg saai stel. Ze weten het zelf. Hun buren weten het. Hun kinderen en familie; collega’s. Het is nu eenmaal zo; ze zijn saai. Nou ja, ‘ze’, eigenlijk is hij een, weliswaar vriendelijke, doch uitzonderlijk saaie kerel en omdat zij een beetje te veel naar zijn pijpen danst, denkt iedereen, dat zij ook zo saai is maar dat is helemaal niet zo. Want als ze samen met haar collega's is, kan ze echt helemaal los gaan: Madonna imitaties, paaldansacts en een opwindende stripteases.
‘Ohhh, lekkerrrrrrrrr, veentjes met pis, hihi.' Ja, en daar houdt hij nou weer helemaal niet van, van dat soort flauwe kul.
Als ze om zes uur thuis zijn bereiden ze gezamenlijk de maaltijd. Om zeven uur hebben hun maaltijd achter de kiezen. Dan even afwassen en de krant lezen. Om acht uur het NOS journaal en daarna wordt de spelletjesdoos uit de kas gehaald. Vanavond is het de beurt aan hem. En zij weet precies wat hij gaat kiezen: dammen…… Gat-ver-dam-me! Ze zal hem er maar geen pijn mee doen: in haar gedachten schreeuwt ze het uit:’Gatverdamme!’ Het gaat er niet om dat hij altijd wint maar dat spel, met dat vingertje naar dat zwarte of witte schijfje en dan een beetje schuiven naar links of naar rechts….Gat-ver-dam-me. De kwelling is haar goed aan te zien; haar gezichtje trekt wat wit weg.
woensdag 22 december 2021
EERSTE KOU
Jos heeft al zijn kerstkaarten verzonden. Dat moet
natuurlijk ook wel anders komen ze niet op tijd aan. Hij heeft het zich
makkelijk gemaakt dit jaar, op alle kaarten heeft hij geschreven: ’Prettige
feestdagen en een goed en gezond 2022, groetjes, Jos.’ Nu heeft hij even tijd
voor een stevige wandeling door het Prinsenpark. Het vriest … niet hard maar
toch genoeg voor een flinterdun vliesje
ijs op de slootjes aldaar. Het ijs is zo fragiel, dat zo’n licht beestje als
een waterhoentje er gelijk doorheen kukelt wanneer het er vanaf de kant op
springt.
Onwillekeurig denkt Jos aan
die winterse dag waarop hij met een paar vriendjes uit de buurt ging ‘ijsie’
kraken op de sloot van de Spaanse Bocht in Spangen. Hij zal een jaar of tien geweest zijn. Het
ijs was destijds wel een stuk dikker dan vandaag. ‘IJsie kraken’ houdt in dat
een stel jongens en meisjes (meestal meer jongens dan meisjes) naast elkaar
gaan staan aan de ene kant van de bevroren sloot om vervolgens hand
in hand naar de overkant van de sloot te stampen. Bij de eerste overtochten gaf het ijs nog
geen krimp ; zeker als het flink dik was. Maar het werd spannender naarmate het
aantal oversteken toenam. Het ijs ging
steeds vervaarlijker kraken. Er werd net
zo lang doorgegaan tot er minimaal één van het stel door het ijs gezakt
was. En natuurlijk was Jos weer eens de
lul. Hij liep uiterst links in de keten. Doorgaans is bij IJsie kraken links in de keten lopen veilig. Meestal lopen vooral zij, die in het midden lopen het
meeste gevaar. Zo koud als die dag heeft
hij het nooit meer gehad. Mijn vriendjes hebben hem toen vlug naar huis
gebracht. Hij woonde gelukkig dichtbij. Mijn moeder schrok heel erg , ze was
zelfs een beet je boos dat hij zoiets
gevaarlijk gedaan had .. ‘het had veel slechter af kunnen lopen’.
Met grote passen zet Jos zijn wandeling voort. Een reiger zit
geheel ineen gekrompen, snavel omlaag, langs de waterkant. Het gras is nog
berijpt. Een paar meter hoger, in een ontbladerde berk zit een stel kraaien met
opgetrokken schouders de kou te trotseren.
In de verte hoort hij een ambulance
naderbij komen. In mijn directe omgeving, hij loopt inmiddels vlakbij de
begraafplaats Oud-Kralingen, is voor zover hij het kan zien niks gebeurd. Het is heel stil in het park; er is
letterlijk geen kip te zien. De ambulance hoort hij nu niet meer.
Op een bankje aan de Michael Angelolaan ziet hij een man zitten. De man kijkt schichtig naar links en
rechts … zet een plastic tasje naast zich neer, pakt er een blikje bier uit,
klikt het open, neemt er een slok uit en stopt het vlug weer in zijn tasje
terug ... de man is veel te schaars
gekleed: een t-shirtje met een sjofel colbertje. De man zou meer hebben aan een
paar slokken jonge jenever dan aan dat koude biertje. Jos heeft te doen met
deze man, die in deze vrieskou, in een vrijwel verlaten park, aan zijn
verslaving moet toegeven.
Jos is inmiddels aangekomen bij het flatgebouw waar hij
woont. Daar staat die ambulance. In de hal van de flat wordt druk gepraat over
de zieke, die opgehaald wordt. De liftdeuren gaan open en op de brancard ziet
hij een lachende Lea liggen, een buurvrouw van derde étage: ‘Ik heb niks hoor,
‘zegt ze, ‘er is helemaal niks aan de hand met me, helemaal niks, maar ik moet gewoon
mee.’
maandag 20 december 2021
BIJ DE CHINEES
Of hij spreekt geen Nederlands, hij houdt niet van mijn gebabbel of hij
vindt mij gewoon een beetje eng. Hoe het ook zij, de ouwe Chinees draait zich
een halve slag op de bank als ik naast hem kom zitten. Ik pak mijn laatste
kauwgompie en de Volkskrant van deze ochtend; ben zojuist ik het ziekenhuis
voor het eerst van mijn leven bij een uroloog geweest. Gedurende de afgelopen
drie weken heb ik die dokter moeten opschrijven hoeveel ik drink en hoeveel ik
pies.
Nu eerst even de penis poetsen; krijg daartoe van een verpleegster
een bekertje water en een warm doekje (net zo’n warm doekje als je na het eten
bij de chinees krijgt). Dan krijg ik een ampulletje dat ik vol moet piesen met die glanzend-schone
piemel.
De laatste tijd heb ik wat last
van urineverlies, doe het soms in mijn broek, soms in mijn bed. Gelukkig niet elke dag maar een paar keer per
jaar vind ik al te veel! Ik heb niet het
idee dat het iets ernstigs is. Hoop dat het met een beetje medicijnen te
corrigeren is. Ik moet ook nog even voorover gebogen gaan staan met mijn
handen op de behandeltafel ….. met mijn broek op mijn schoenen……..de
vrouwelijke arts trekt razendsnel een handschoen roert met een vinger in een
potje met glijmiddel en drukt diezelfde vinger (godzijdank) trefzeker in mijn
anus en bevoelt even mijn prostaat, die prima blijk te functioneren.
Pijn deed het niet maar toch zit ik niet helemaal lekker op dat
bankje. Stuurs blijft mijn buurman naar de ingang van het ziekenhuis kijken;
terwijl ik mijn ochtendkrantje lees. Kindergeschreeuw komt van achteren en als
een veer schiet de Chinees omhoog en loopt naar het kind van een jaar of vier
dat waarschijnlijk het Chinese equivalent voor opa uitroept. De Chinees
verandert van een norse stuurse bankzitter in een voorbeeldig enthousiaste opa:
hij bukt zich naar de kleine jongen, tilt hem op en lijkt, vrij vertaald te
zeggen ‘hallo jongen, wat ben je groot geworden; wat ben ik blij dat ik je
eindelijk weer eens zie’. Enkele passen achter de jongen lopend de ouders, die
lachend het tafereel van opa met hun zoontje gadeslaan. De Chinees heeft alleen
maar oog voor de kleine jongen. Hartverwarmend, het maakt me vrolijk en
onwillekeurig glimlach ik….. De vader van de kleine jongen ziet mijn lach en
hij knikt me vrolijk, vriendelijk toe. Snel wendt hij zijn blik van me af en kijkt hij naar zijn familie. Gevieren lopen ze het ziekenhuis in.
Met mij is niets aan de hand, komt de zuster me zeggen, alles doet
het goed. Ik drink alleen te veel…..drie keer meer dan normaal…daar komt het
door….geen alcohol hoor……..nee gewoon koffie, water, sapjes en natuurlijk ook
af en toe wat sterkers.
Maar…..dus om het voortaan droog te houden….logisch eigenlijk wel
…..is minder drinken het devies.
* eerder (in 2007) gepubliceerd
zondag 19 december 2021
BIOBAK
Voor de toegangsdeur van het flatgebouw waar ik woon, staat sinds enige maanden een container waar groenafval in gedeponeerd kan worden. Ik vond het wel een goed idee. Zeker omdat die voor mijn deur is neergezet. Veel eerder hebben ze ons van de gemeente ook al eens verzocht om papier en glas in afzonderlijke containers te deponeren. In het begin voldeed ik, en met mij veel anderen in mijn flat daar braaf aan, ondanks dat die bakken op meer dan een kilometer afstand van de flat stonden. Maar toen ik, vaker dan het me lief was, zowel een overvolle glas- als papierbak aantrof, ben ik ermee gestopt om twee kilometer met die zware tassen heen en weer te sjouwen. Ik heb destijds nog wel gebeld naar 14010, een algemeen telefoonnummer alwaar allerlei grote en kleine klachten over schoon en veilig in de regio Rotterdam kunnen worden doorgegeven. Ik liep de laatste drie jaar regelmatig langs die bakken op weg naar de sportschool. Het zag er daar omheen niet best uit: een puinhoop: veel glasscherven, lege potten en flessen en volop karton. Sinds een half jaartje is het eindelijk goed geregeld: op tweehonderd meter van mijn huis staan nu een papier- en een glasbak en er is altijd plaats genoeg.
Groente- fruit- en plantenafval
en ook vleesresten kan gegooid worden in
die biobak. Awel, dus dat ‘kan’
in die groencontainer, schrijf ik hier nog maar eens met nadruk op. Want er
wordt niet op gehandhaafd. Dus wanneer je besluit om dat soort afval gewoon bij
het restafval te gooien dan word je niet direct op de bon geslingerd. Bekeuren
is denk ik ook niet nodig want zo te zien wordt er goed gebruik van gemaakt.
Veel te goed moet ik zelfs zeggen. In no-time is die container namelijk vol. En
het vervelende is dat ze veel te weinig geleegd worden waardoor de groenresten
naast de container op het trottoir komen
te liggen en door het stadsgedierte
verder over de stoep verspreid worden. Het wordt dan echt een glibberige
glijboel. Mandarijnenschillen,
klokhuizen, kippenpoten, kroketten waar één hap van genomen is, half afgekloven
karbonades, platgedrukte patatjes
waarvan sommige met piccalilly, halve pizza’s, beschimmeld brood en vooral heel
veel bananenschillen. Nondeju, wat worden er in zo’n flat, als de mijne, veel bananen verorberd! Nu is algemeen bekend dat de kans om over één
bananenschil uit te glijden al zeer groot is; laat staan over tientallen
bananenschillen, zeker als ze ook nog eens
vermengd zijn met andere soorten half verrot bioafval.
De huidige situatie is niet alleen onveilig maar ook nog onhygiënisch.
Er wonen in mijn flat nogal wat rolstoelers en scootmobielers. Wat te denken
van wat die voertuigen allemaal de flat in rijden en … niet om het een of ander, maar ook voor
de gewone voetganger is het haast
onvermijdelijk om die biosmurrie te vermijden
… je wil niet weten hoe de liften er momenteel
uit zien! Ik wilde niet wachten tot er
ongelukken zouden gebeuren dus belde ik
14010. De gemeentelijke mevrouw die mij te woord stond, vertaalde mijn tamelijk
verontrustende ooggetuige verslag van de toestand in en rondom de container als
volgt: ‘Dus als ik u goed begrijp, meneer wilt u dat de
container wat regelmatiger geleegd wordt?’ ‘ Neen mevrouw, eh … ja, dat wil ik
natuurlijk ook wel, maar wat ik wil is dat er deze morgen een wagen langskomt om de troep hier op te
ruimen voordat er ongelukken gebeuren.’
Ja, zegt de vrouw, mag ik uw burgersofinummer, meneer?’ Dat geef ik
haar. ‘Meneer, het streven is om binnen drie dagen een wagen langs te sturen en
als dat binnen drie dagen nog niet gebeurd is dan kunt u weer naar dit
telefoonnummer bellen; vermeld dan wel de volgende tiencijferige code: 5281-7216-77.
Dag meneer.’ Ik krijg geen kan meer om
te reageren, de gemeentejuf heeft het telefoongesprek
beëindigd. Uit mijn keukenraam zie ik dat beneden op straat mijn naaste
buurvrouw Dien op haar gat valt; een andere flatbewoner probeert haar nog
overeind te helpen maar gaat dan zelf ook onderuit.
zaterdag 18 december 2021
LEEG MAKEN
Die avond stap ik de deur uit van de woning waar ik de laatste acht jaar woonde. De laatste acht van de in totaal vijf en veertig jaren, die ik samen met Carole woonde. Het huilen staat me de hele dag al nader dan het lachen.
Alsof ik voor een paar
weken de bak in moet, zo loop ik verdwaasd rond te kijken over wat ik minimaal
moet meenemen. Mijn vriend Bahram heeft een kamertje over. ‘Kom een tijdje bij
mij wonen, is goed’ zei hij spontaan en hartelijk. Een tijdje … een paar
weekjes om mijn hoofd leeg te maken … mijn hoofd, boordevol vol flarden machteloze
wrok, boosheid, haat, verdriet, wantrouwen schuldgevoel maar ook hopeloos verlangen,
liefde en vertedering. Als ik niet slaap of even niks doe dan vertonen zich
onophoudelijk en dwingend scenes uit ons huwelijk aan mij.
Wrange scenes:
De optater die ik Carole
verkocht, zo’n dertig jaar geleden nu. Ik was woest dat ze me voor ‘asociaal’
uitmaakte; de aanleiding weet ik niet eens meer precies.
Uit jaloezie gooide ik eens
een heel regiment grappig kleine likeur-flesjes op de plavuizen in de keuken
aan diggelen. Mij was ter ore gekomen dat Carole zo’n enorme lol had gehad met
een andere leuke man op haar wintersportvakantie.
In het Casino Rotterdam
vergokte ik een paar duizend gulden van ons huishoudgeld, een gestoorde actie; een domme poging om
rijk en gelukkig te worden.
En dan blijk ik in het jaar 2000 ineens een lastige stoornis te
hebben. De bipolaire stoornis. In de eerste manie, vijftien jaar geleden, na
dertig huwelijksjaren dus, zeg ik, Carole
onverbloemd hoe seksueel passief zij is in onze relatie. Sindsdien houdt ze
niet meer van mij. Vijftien jaar later hoor ik dat pas voor het eerst.
Blije Scenes:
Carole die in 1969 op het station Utrecht uit
de trein stapt, me ziet staan; blij lachend rent ze op me af valt me in de
armen.
Mama Carole, in haar sexy lichtblauwe
overall; een fleurig sjaaltje om haar nek, lange blonde haren, achter de
kinderwagen wandelend in het Kralingse Bos. Onze jongste, Dennis, ligt te pitten. André, twee
jaar ouder loopt met zo’n grote speen in zijn mond en zijn bal in twee handen
tegelijk, naast de kinderwagen.
Nog geen maand eerder
zoenden Carole en ik weer even met elkaar, tongen ja, dat probeerden we althans
heel even. We hielden elkaar lekker stevig vast en gelijk kreeg ik alweer een
stijve. We keken elkaar aan en ik zei verrast: ’Hé, stralende ogen! Je bent
ineens weer een stuk ….. jonger!’ … ’Ja’ zei zij, ‘jij ook,’ en we omhelsden
elkaar nog even, streelden nog fijn en gingen slapen. Ieder in onze eigen
slaapkamer. Dat dan weer wel.
Carole maakt nooit zulke
positieve opmerking over haar eigen lijf. Ze is duidelijk ontevreden over haar
eigen lichaam. ‘Dik, gerimpeld, uitgezakt,’ zijn haar woorden. Ik kan daar niet
goed over oordelen, omdat ik de haar de laatste vijftien jaar niet meer naakt
heb mogen aanschouwen. Werkelijk waar! Toen ik een vuile onderbroek van me in
de wasmand stopte, riep Carole me van onder de douche. Ze had een grote
handdoek om haar onderlichaam geslagen en toonde me haar borsten. Zo prachtig,
zo stevig, zo mooi rond. Niks gerimpeld of uitgezakt. Het ontroerde me (en het
wond me natuurlijk ook gelijk weer op!). ‘Daar mag je echt héél trots op zijn
Carole!’ zei ik.
(eerder geplaatst in
juni 2015)