Ik word vroeg wakker. ’t Is nog donker en aan mijn koude neus te voelen vriest het ook. Ik besluit om in bed te blijven liggen tot de zon opkomt. Onder mijn dekbed is het geriefelijk. Ik ga op mijn rechterzij liggen, dan blijft mijn linker neusgat open, want als ik op mijn andere zij ga liggen verstopt mijn linker neusgat en omdat mijn rechter neusgat sowieso altijd al verstopt zit, krijg ik dan het gevoel dat ik stik. Ik heb geen idee hoe laat het is. Hoeft ook niet. Meestal word ik vroeg wakker omdat ik hoog nodig moet plassen. Dat is nu niet zo. Misschien is er buiten mijn slaapkamer iets gebeurd, toen ik nog sliep, waarvan ik wakker geworden ben. Ik kan het me haast niet voorstellen want overdag is het in deze buurt al net een lock-down, laat staat ’s avonds en ’s nachts. Hoewel … zo rond de feestdagen is er hier aardig op los geknald. Maar ik ben er nooit door uit mijn slaap gehouden.
Het zou kunnen dat er iemand buiten hard gegild heeft, toen
ik nog in slaap was. Dat kan natuurlijk. Wel raar, dat er daarna, niet meer gegild is. Of er moet iets heel ergs gebeurd zijn: een
persoon is beroofd, verkracht en buiten westen geraakt of misschien nog wel
erger: vermoord. De dader heeft zich snel (en geruisloos) uit de voeten
gemaakt. Dat kan in deze wezenloze buurt. Het je snel uit de voeten maken is
hier in feite een kans voor open doel. Zelf heb ik dat nog nooit geprobeerd, omdat dat
eigenlijk nog nooit nodig was. Zeker ’s nachts niet.
Ik heb heus wel eens gedacht: ik ga me uit de voeten maken
maar dat was niet ’s nachts, dat was ’s avonds. Ik was op weg naar huis en ik
zie twee breedgeschouderde mannen staan op de hoek van mijn straat. O jee, dacht ik, o jee. Want bij mij in de
buurt heb je een afkickcentrum voor alcoholisten en als die niet op tijd binnen
zijn, mogen ze er niet meer in en gaan ze door mijn buurt lopen schooieren. Ik
kon me niet uit de voeten maken; er was geen weg meer terug. De adrenaline spoot door mijn lichaam. Het werd
billen knijpen. Naarmate ik de mannen naderde, hoorde ik ze luidruchtig lallen
en lachen over iets onduidelijks. Zo af en toe namen ze een slok uit een
blikje. Ik hield mijn adem in. ‘Goedenavond
heren,’ perste ik er benauwd uit. Ik
liep zo dicht mogelijk langs ze heen, om
niet te laten merken dat ik bang voor ze was. Ze hadden het druk met Feyenoord -
Ajax, Frank Berghuis en die homofanclub van Feyenoord. Ik rook vette alcoholkegels. Ze lieten me
passeren alsof ik lucht was. Lachen en
bier wegklokken ... voor de mannen was het goed zo.