Elke zaterdagmorgen geniet ik volop van Johan Derksen, ja, die voetbal analist. Maar dan zit hij bij Radio Rijnmond in een andere rol. Hij laat daar tussen negen en twaalf uur blues, rock en rhythm & blues horen … en nou net niet de bekende hitnummers maar juist die onbekende oude juweeltjes, speciaal voor oudere jongeren en fijnproevers. In een van zijn laatste uitzendingen stonden de Rolling Stones centraal. De Stones hebben veel hits gescoord met covers van muziek uit de veertiger en vijftiger jaren van de vorige eeuw. Johan Derksen laat dan het origineel horen. Vaak heel verrassend.
Mijn broer Marco is gisteren tweeënvijftig geworden; dat zou
morgen, zondag dus, met de hele familie gevierd worden in Mooie Boules, een
heel leuke ‘tent’, waar je kan Jeu de boulen, dansen, karaoken, tafeltennissen
èn … heel lekker eten. Het is in de
Vijverhofstraat. Kijk maar eens op hun Facebook pagina. Maar … jammer genoeg
kan het hele feest morgen niet doorgaan omdat er in het tehuis waar Marco woont
(hij heeft het Syndroom van Down) corona is uitgebroken. Ze moeten daar nu
allemaal een paar dagen in quarantaine. Het feest in Mooie Boules houden we tegoed.
In plaats van feestvieren ga ik zondag maar naar de
bioscoop. Eigenlijk wandel ik liever maar
daarvoor is het geen weer: regen, koud, wind. In Cinerama draait een Deense film die mijns
inziens wel de moeite waard is. Het draait in die film om pesterij en wraak. De titel is ‘Persona non grata’. De film begint om half twee en is gelukkig vóór
vijf uur afgelopen … dat moet ook wel hè, gezien de corona-maatregelen.
Pesten is akelig. Ik ben er zelf ook wel het slachtoffer van
geweest. Toen ik jong was, zo tussen de
zeven en twaalf jaar, was ik erg verlegen en bloosde heel gauw. In de taalles
deden we spreekwoorden: ‘ Hij werd zo rood als een boei.’ De meester van de
vierde kon het niet laten om tegen de klas te zeggen:’ Als jullie willen weten
wat dat spreekwoord betekent moet je nu naar Jos Mastwijk kijken’. Iedereen
lachen natuurlijk, die klootzak van een meester voorop. Hij was een
gefrustreerde katholieke geestelijke: broeder Lambertus. Na mijn twaalfde is
dat blozen langzamerhand verdwenen.
Ik was negen en nota bene twee van mijn beste vriendjes op
de lagere school, pestten me met de vorm van mijn achterhoofd; dat steekt
tamelijk puntig uit naar achteren. Als
we met de klas film gingen kijken stond de projector, als de film nog niet begonnen was, soms
op mijn hoofd gericht. Mijn puntige
achterhoofd werd dan tien keer zo groot geprojecteerd op het filmdoek. Mijn
goede vrienden René en Cees kwamen niet meer bij van het lachen … toen ik door
kreeg waar ze om lachten, stond ik op, rende de klas uit, huilend naar huis.
Mijn moeder liet me vertellen en uithuilen. Binnen het half uur stond Cees voor
de deur. Hij moest van de meester zeggen dat hij spijt had en … ik moest weer
mee naar school komen. Daar gaf René me een hand. ‘Sorry’, zei hij. We zijn tot
en met de lagere school vrienden gebleven, Cees, René en ik. Cees en René gingen naar de mulo; ik naar de
hbs en ik verhuisde naar een ander deel van de stad. Vóór dat gepest was ik me
nooit bewust geweest van mijn bijzondere achterhoofd. Sedertdien ben ik het
nooit meer vergeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten