Wim staat op en pakt de rollator, die naast hem staat. Ik
schrik een beetje van hem: hij is zó dik geworden … achteraf gezien had ik
beter wat fruit voor hem mee kunnen nemen in plaats van dat pak stroopwafels … en
wat loopt ie slecht, zeg ... ook achter die rollator waggelt hij. We gaan naar
Wim kamer. Zijn deur is niet op slot. Vreemd.
Ik weet niet beter of hij sluit zijn kamer altijd af, ook al is hij maar
even weg.
Ik hang mijn doorweekte jas over een stoel en loop naar de
badkamer om mijn haar een beetje te drogen en te kammen.
‘Waar wil je zitten, Carolien?’
Veel keus is er niet: het is òf op zijn bed òf in de
makkelijke stoel nààst zijn bed.
‘Kies jij maar, hoor, Wim, jij moet er tenslotte met je rollator goed bij kunnen.’
Hij gaat op zijn bed zitten.
Op het kozijn bij het grote raam, staat een vaas met een ‘bos’
verlepte gelig-witte kunstrozen; verder zie ik foto’s van zijn familie: zijn
vrouw Riek, die al vijftien jaar dood is, één van zijn twee dochters Carolien
(51) en zijn twee kleinkinderen Lars (24)en Peter(27). Van zijn tweede dochter Frederiek (48) heeft Wim geen foto staan; met
haar mocht hij geen contact meer hebben … er was iets misgegaan in het verleden … ik weet niet precies … zij woont nu in een zorgcentrum
ergens in Utrecht.
Carolien en ik zijn
de enigen die hem hier af en toe komen bezoeken.
Ik zit te rillen van de kou…mijn bloesje is ook nat.
Langs de wand naast het keukenblok staat Wim zijn trots en
glorie: zijn pick-up, met twee koffers langspeelplaten en verderop zijn
bandrecorder met supergrote banden. Hij
was gek op muziek, vooral Nederlandstalig, uit de vijftiger en zestiger jaren.
Ik heb Wim leren kennen in een koor. Samen hebben we ook nog als duo opgetreden
voor de andere leden van het koor. Het werd een grandioos succes; we zongen
‘Mexico’ van de Zangeres zonder naam …’Ik ben in Mexico geboren ….’
‘Luister je nog wel eens naar je muziek,? vraag ik hem.
‘Neen, het is er tot nu toe nog niet van gekomen, Carolien.
Héél moeizaam komt hij overeind: ’plassen.’ Hij waggelt naar
de badkamer waarin ook de wc. De deur van de badkamer laat hij wagenwijd open
staan. Ik hoor een enorme scheet gevolgd door het geluid van een drol die in het
wc-water plonst …. een duidelijk geval van decorumverlies.
‘Sorry hoor, dat het zo lang duurt, roept Wim, maar ik moet
ook mijn kont nog even afvegen. Ik kom zo hoor.’
Of ik wat wil drinken, vraagt hij, even later.
‘Wat heb je?’ Hij schenkt sinas in een vuil koffie kopje en
legt er een stroopwafel naast uit het pak dat ik hem net gaf. O god, zou Wim
zijn handen wel gewassen hebben. Ik heb er niet op gelet.‘Dank je Wim, die stroopwafel
eet ik thuis wel op, ik zit nog vol van mijn lunch.’
Ik vertel hem nog over de sloop van de kantoorpanden in de
buurt van het appartement waar hij woonde toen het nog goed met hem ging … en dat
ze daar woningen gaan bouwen, dure woningen maar ook sociale woningbouw. Het lijkt hem niet te interesseren …. dan
vraagt hij hoe oud ik ook al weer ben. ‘Eenenzestig’, zeg ik.
‘O ja? Zo oud alweer … ik ben moe, Carolien … moet even gaan
liggen. Je moet nu maar gaan … Ik roep de zuster wel even om je uit te laten.
De stroopwafel prop ik gauw in mijn tasje. Van het kopje
sinas blijf ik af.
Daar is de zuster.
‘Nou, dag Wim, welterusten en tot de volgende keer, hè.’
De zuster laat me uit.
Godzijdank regent het niet meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten