zaterdag 31 januari 2015

ZATERDAG

Zaterdag. Ik heb mijn wekker op acht uur gezet. De wekker van mijn vrouw liep om zeven uur af. Zij gaat deze morgen met een vriendin naar een film van het IFFR;die begint om kwart over negen! De film gaat over Aboriginals.
Daarna gaat ze een nieuw fornuis kopen. Want van de week heeft ons fornuis het begeven. De thermostaat gaf het op. Ze wil eigenlijk een fornuis gaan kopen bij Media Markt, omdat er dezer dagen bij die winkel geen BTW betaald hoeft te worden.  Maar dat bleek grote nep te zijn. Toen heeft ze het fornuis maar gekocht bij ons in de buurt, bij Aaijkens, waar we eigenlijk altijd al ons witgoed kochten. Ze heeft gekozen voor het merk Beco. Nooit van gehoord.  Zal het wat zijn? We merken het wel. Donderdag wordt ie bezorgd.
Het is dus zaterdag en dan doe ik altijd de wekelijkse boodschappen bij Dirk van der Broek en ik ben graag vroeg in die winkel want dan is het nog lekker rustig. Voordat ik op de fiets stap doe ik nog even gauw  een gekleurd wasje in de wasmachine. Vandaag  ben ik om negen uur bij Dirk van der Broek en om ongeveer tien uur ben ik weer thuis.
Ik ruim de boodschappen op, haal de was uit de wasmachine en hang die op aan het droogrek in de werkkamer. Het is geen weer om buiten was te drogen.
Het is nu elf uur; tijd om naar de sportschool te gaan. Normaal ga ik niet op zaterdag maar nu wel  omdat de vrijdag uitvalt: dat is oppasdag geworden bij mijn kleinzoon Bent.
Het stelt allemaal niet zo erg veel voor wat ik op die sportschool doe: wat lichte oefeningen (rug, biceps, benen, borst, liezen, bovenbenen, triceps, hamstrings) op een stel van die apparaten.  Ik sluit mijn gedoe op de sportschool af met drie kwartier cardio: een kwartiertje fietsen, een kwartiertje  roeien en een kwartiertje crossen. Dan zit het er al weer op.
Nog even lekker douchen en dan weer op huis aan. Wat ik nog wel even kwijt wil: hij zit er weer. De tengere kleine Surinaamse (Javaanse) man, smal snorretje, ergens in de dertig, schat ik. Hij droogt zich zittend af, terwijl  hij zijn hoofd ritmisch heen en weer beweegt op zijn muziek en zijn muziek is onwijs hard afgespeelde hiphop. Praten met elkaar in de kleedkamer is schier onmogelijk.
Thuis eet ik wat en ga de Volkskrant lezen. Op zaterdag is dat altijd een hele kluif: de gewone krant, het Volkskrant magazine en dan nog een bijlage genaamd Sir Edmund.
In het Volkskrant magazine staat een leuk en uitgebreid interview met Bianca Krijgsman (van Plien en Bianca), ze won onlangs een Emmy Award als beste actrice. Een van haar uitspraken:‘Als Plien er niet zou zijn zou ik nooit in mijn eentje op het toneel gaan staan.’

Onder het lezen van de krant schiet me opeens te binnen dat ik afgelopen donderdag een tas met twee lesboeken Nederlands in de kleedkamer van de sportschool heb laten liggen. Het is bijna vier uur, sluitingstijd. Ik ren er naar toe. Gelukkig laten ze me daar nog binnen en ik heb nog eens het geluk ze dat ze mijn tas gevonden en bewaard hebben. Ik kreeg hem natuurlijk terug.

Thuis lees ik nog even en dan maak ik de zaterdagse avondmaaltijd klaar: brood met gebakken eieren.


’s Avonds heb ik even dit stukje geschreven, gekeken naar Cojones (leuk!), de samenvattingen bekeken in Studio Voetbal (Jammer PSV weer gewonnen) en dan naar bed.

vrijdag 30 januari 2015

TARIK

Sommige NOS journalisten leken er een beetje op te gèilen. Eindelijk heeft weer eens iemand met een wapen de weg naar Hilversum weten te vinden. Bijna met vreugdetranen hoorde ik enkele journalisten, meerdere malen zeggen, dat ‘deze beelden de hele wereld overgaan’. Eindelijk wereldroem voor die simpele Nederlandse journalisten.
In het NOS journaal van vandaag, vrijdag 30 januari, werd ook nog vol trots aan Nederlandse kijkers getoond hoe verschillende buitenlanden (Verenigde Staten, Duitsland, België (2x) en de  BBC) het nieuws van de overval op ons 8 uur journaal aan hùn kijkers brachten. Nederland spreekt weer een woordje mee!

Met een indrukwekkend neppistool  en een briefje met instructies kwam de 19 jarige Tarik Z. het NOS gebouw in. Hij had een toespraakje gemaakt voor het Nederlandse volk. Zijn toespraakje van ongeveer twintig minuten wilde hij houden in het 8 uur journaal. Tegen de portier, die steeds bij Tarik in de buurt was, zei hij kort iets over zijn toespraak: ‘De dingen die gezegd gaan worden, dat zijn wel hele grote wereldzaken.’

Tariq, met het pistool in de hand, sprak soms met de portier; beiden zijn nerveus. De portier uit zijn angst en Tarik stelt hem gerust:’Als ik mijn verhaal gedaan heb in het journaal, laat ik je gaan.’
Dan wordt de kijker plotseling opgeschrikt door een nazi-achtig geschreeuw. Een aantal malen achtereen wordt luid schreeuwend gecommandeerd: ‘WAPEN NEER!’ (3x) Al halverwege het eerste commando heeft Tarik zijn nepwapen op de grond gegooid. De extreem opgefokte agenten, of wat zullen het geweest zijn,  schreeuwen wederom als gekken: ‘LIGGEN!’ (3x). Tarik is zo braaf, hij ligt meteen.

Dan zag ik vanavond, op de voorpagina van het Parool, een foto van Tarik, ten voeten uit, zonder bril dit maal, weer keurig in het pak en wederom piekfijn geknipt. In al hun wijsheid hebben de dames en heren redacteuren van het Parool kennelijk al besloten het uiterlijk van Tarik te tonen aan alle Paroollezers. Ongetwijfeld met als argument dat Tarik zelf een kwartier op het NOS journaal wilde om het Nederlandse volk toe te spreken; dan had iedereen hem toch ook gezien.   
Ik vind het nogal makkelijk om deze man op de manier te vloeren. Gezien de manier waarop deze gebeurtenis is geëindigd, had Tariks beeltenis niet zo wijd verbreid  hoeven te worden. Mijns inziens had volstaan kunnen, moeten worden met  een foto van zijn hoofd met een balkje voor zijn ogen, dat was netter geweest. Want Tarik moet nog voor de rechter komen en niemand weet nog wat het oordeel van de rechter zal zijn?
Natuurlijk, hij is met dat indrukwekkende neppistool, die studioruimte binnengegaan, dat is buiten kijf. Maar of hij daarvoor ook  veroordeeld zal worden  is nog maar de vraag.
Een nabij familielid van mij, kwam, toen hij 19 jaar oud was bij mij op verjaardagsvisite en vertelde fanatiek aan iedereen in het gezelschap die het maar horen wilde, onsamenhangende verhalen over ’hele grote wereldzaken’. Ook de hele kosmos speelde daarin volgens hem een belangrijke rol. Soms werd er een beetje lacherig over hem gedaan. Het irriteerde hem wel dat hij niet serieus genomen werd. Gelukkig had hij geen wapen bij zich. Zelfs geen nep. Twee weken nadat hij bij mij op visite was hoorde ik dat hij met een psychose was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Een gedwongen opname.  
Tariq deed me erg denken aan dat nabije familielid van me.  Het klinkt misschien gek: maar ik voel me nu in deze affaire nog het meest nabij Tarik.

donderdag 29 januari 2015

IFFR

Op het (IFFR) Internationale Filmfestival Rotterdam zag ik gisteren vier films. Oorspronkelijk was ik niet van plan te gaan dit jaar. Geen zin. Geen fut. Geen geld. Maar dinsdagavond kreeg ik opeens de geest en besloot woensdag te gaan. Opeens was daar toch weer de zin, de fut, en het geld. Ik pakte het programma boekje dat tot dan toe ongelezen onder de salontafel had gelegen. Tussen negen uur ’s ochtends en tien uur ’s avonds kon ik de vier films gaan zien die ik had uitgezocht.  Voorwaarde was natuurlijk wel dat geen van de films uitverkocht was. Maar dat kon ik pas woensdagmorgen om 9 uur weten als de kaartverkoop begon. Voor alle films die ik wilde zien waren gelukkig nog kaarten beschikbaar.
Ik  start in Cinerama 1 met de Zuidkoreaanse film: ‘Alive’  van  regisseur Park Jung Bum. De film duurt bijna drie uur.  Het is een vertelling over armoede, klasseongelijkheid en menselijk lijden in hedendaags Zuid Korea. De regisseur speelt zelf de hoofdrol, als ploeterende arbeider die zich aan zijn lot probeert te ontworstelen.
Deze film leek veel minder lang dan drie uur te duren. Waarschijnlijk kwam dat omdat ik een paar keer tijdens deze niet zo enerverende film in slaap ben gevallen. 

De film Alive (in Cinerama) was pas om kwart voor een afgelopen en om één uur begon in de Schouwburg de volgende film alweer. Ik moest me te pletter haasten om èn een fles drinken te kopen èn bijtijds in de Schouwburg te zijn.  Exact om één minuut voor één uur rende ik de Schouwburg in om de Bulgaars/Griekse film ‘the Lesson’ te zien; de film speelt in Bulgarije.
Het  is een boeiende doch humorloze  film over een jonge vrouw, een onderwijzeres, die ontdekt dat ze op het financiële vlak beduveld is door haar echtgenoot. Doordat ze nu haar schulden niet kan betalen dreigt een faillissement voor de vrouw. Ze moet .vreemde sprongen maken om het faillissement af te wenden. Ook op haar werk, op school, speelt een financiële kwestie. Het gaat hier om een diefstal: er is tien Bulgaarse Levs uit haar  portemonnee gestolen. Ze vermoedt door één van haar leerlingen.

Van de Schouwburg naar Pathé 7 is maar een klein rot eindje. Daar draait de film Siti van regisseur Eddy Cahyono uit Indonesië.
De film toont hoe de in armoede levende vrouwen aangetrokken worden door het concept karaoke-bar. Daarin kunnen vrouwen een centje bijverdienen door tegen betaling ‘het de mannen naar de zin te maken’. Dit  karaoke-gebeuren is ook een noodzakelijk  kwaad voor Siti. Haar man is verlamd, ze heeft zoon van zeven jaar en haar oud moeder woont bij haar in. Siti moet in haar eentje het gezin onderhouden .
Typerend voor deze film is het schijnbare gemak waarmee Siti haar zware lot draagt

Dan is het kwart voor vijf. Mijn volgende (en laatste) film is  om kwart voor zeven. Dat betekent dat ik nu moet gaan dineren. Vanuit Pathé ga ik eerst even twintig euro pinnen om straks te kunnen betalen. Met mijn cashgeld loop ik regelrecht naar Bram Ladage en bestel ‘mijn diner’: een grote patat met pindasaus. ‘Wat is er lekkerder dan dat?’ vraag ik me af, wanneer ik onder de afkapping bij Bram sta te smullen; uit de wind, uit de hagel. Eens per jaar zo’n patatje: grandioos! Even dacht ik er nog over om er een grote milkshake achter aan te gooien. Bij nader inzien deed ik dat toch maar niet. Ik twijfelde er aan of ik zo’n grote vetklodder binnen kon houden. In de Schouwburg dronk ik een kop Earl Grey thee (met honing) en zag uit mijn linker-ooghoek een dikke portemonnee onder een tafeltje liggen. Er zaten twee mensen aan dat tafeltje maar ze zeiden dat de portemonnee niet van hun was. Ik opende de portemonnee nog even om te zien of er een telefoonnummer in zat maar ik zag in de gauwigheid niks. Ook geen cashgeld trouwens. De portemonnee gaf ik bij de bar af; de verliezer zal er daar wel om gaan vragen.

De laatste film (ook eentje van drie uur) is om kwart voor zeven in Cinerama 3.
De film speelt in Kirchizië en is gemaakt door Marat Saruku.
De film bevat prachtige opnamen van rivieren, meren en bergen in Kirchizië.
Het verhaal:
Een opa en zijn kleindochter wonen op een vredig plekje langs een rivier. De moeder  wil dat haar vader en haar dochter verhuizen naar de grote stad, waar moeder werkt. Moeder is bezorgd dat haar dochter alleen achterblijft als haar vader iets overkomt. Opa en kleindochter verhuizen naar de stad alwaar geen geschikte woonruimte  blijkt te zijn voor hen. Dochter zoekt wanhopig en tevergeefs naar een plek voor vader en dochter.

Dan is het kwart voor tien. Het is droog. Met windje mee fiets ik in een paar minuten naar huis.
Thuis schenk ik mezelf een wodka met appelsap in en vertel mijn vrouw over de vier films die ik vandaag gezien heb. Zij is blij dat ze niet met me mee is gegaan: ‘Wat een somberheid!’zegt ze.



dinsdag 27 januari 2015

HONDEN

Een stel erg leuke honden is bij ons in de straat komen wonen. Er zat eerst een kennis van ons in die woning. Een heel aardig vrouwtje. Zij is na een langdurig ziekbed uiteindelijk toch  komen te overlijden, op 96 jarige leeftijd! De verhuurder, Havensteker, is eerst weinig enthousiast om de benedenwoning, waar overigens nog makkelijk mensen in zouden kunnen wonen ‘dierklaar’ te maken. Maar de overheid is duidelijk en onverbiddelijk  geweest in haar ‘regelgeving wooneenheden’: per driehonderd wooneenheden dient 1 wooneenheid te worden aangepast aan bewoning door dieren. Havensteker kan dus niet anders doen dan de woning toewijzen aan de dieren, die bovenaan de wachtlijst staan: de Asielhonden.  Vijf honden uit het asiel: twee ‘vuilnisbakkies’, een Boxer, een Border Collie en een Duitse Staander. Heerlijke beesten! Ze zijn door het hondsdolle heen als ze het nieuws horen. Alleen bij de bezichtiging van het huis schrikken ze wel even van de hoge stopcontacten, lichtschakelaars en de voor honden onbruikbare toiletpot.  Havensteker kan ze direct geruststellen: er gaat nog flink aan de woning gesleuteld worden, zodat die het keurmerk ‘hondvriendelijk’ kan krijgen. De honden komen zelf nog met het voorstel om alle binnenmuren uit de woning te slopen, want muren, zo zei de leider van de troep (de Duitse Staander), dat zijn nou echt mensendingen. De woningbouwvereniging heeft daar geen enkel bezwaar tegen. Na wat heen en weer geblaf besluiten de honden de voor en achterdeur niet te laten weghalen. Dat scheelt weer een hoop stookkosten. Wel willen ze graag, dat er zowel in de voor- als in de achterdeur een ‘hondendeurtje’ gezaagd wordt, zodat ze makkelijk in en uit kunnen lopen …vooral in verband met de ontlasting … want daar is met name de tuin toch voor … de poep en pies zakt daar vanzelf wel weg. Daarom zijn ze ook zo blij met dit benedenhuis met tuin. Zouden ze een huis met balkon hebben gekregen dan zou het op dat balkon een vreselijke troep zijn geworden.  Misschien hadden ze het huis dan wel niet geaccepteerd.
De mannetjes uit de groep maken gelijk van de mogelijkheid gebruik om op belangrijke plekken hun geurtjes achter te laten: bij de voor- en achterdeur en de voor en achterwand, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping.
Niet vergeten moet worden dat deze beesten hun hele leven voor niets bij een baasje of in een asiel hebben geleefd. De hoge maandhuur kan zo’n stel noeste blaffers onmogelijk ophoesten. Die financiële stap is te groot. Er is daar iets voor geregeld: met ingang van dit jaar is de ‘huursubsidie woningen voor viervoeters’ in werking getreden. Die subsidie is net als alle ‘mensensubsidies’ afhankelijk van het inkomen. Nu verdienen drie van vijf dieren een aardig centje als ‘blindengeleide hond’ en de op een na jongste doet al een paar jaar vakantiewerk in de wintersport als sledehond. De jongste (die kleine) doet nog niks.
Het gebeurt niet zo vaak maar àls er in Nederland eens een flink pak sneeuw gevallen is, duikt ‘die kleine’ gegarandeerd op bij de dichtstbijzijnde basisschool en dan trekt hij kinderen voort op hun slee. Het plezier straalt er bij hem vanaf.

De hondenfamilie is een ware aanwinst voor onze buurt. Want deze dieren werken niet alleen voor blinden maar ook, en dat geheel vrijwillig, voor hulpbehoevende ouderen, die eens ergens naartoe willen en niet meer zo goed ter been zijn. Maar, dat doen ze alleen als er geen blinden zijn die hen nodig hebben. Want dat gaat natuurlijk voor, omdat ze daar hun brood mee verdienen.

maandag 26 januari 2015

DE EENDEN

De eenden hebben niet goed uitgekeken. Met grote vaart vlogen ze door een van de openstaande ramen van het Sportfondsenbad. Voor hetzelfde geld vliegen ze tegen een gesloten raam  aan en dan liggen ze op de stoep vier meter lager. Dan kunnen ze het niet meer navertellen.
Het is wel duidelijk te merken dat deze dieren in het zwembad niet thuis zijn ondanks al dat water. Ze zijn wel zo slim om niet hard rechtdoor te vliegen, want aan de andere kant van zwembad staat nooit een raampje open. Alsof ze het weten. Dat moet haast wel instinctmatig zijn. Want voor zo ver ik weet hebben eendjes geen radar, zoals duiven.
Het vrouwtjeseendje maakt opeens een snoekduik in de richting van het kikkerbadje. Met een flinke plons belandt ze in  het water. Haar volgzame partner klapt bovenop haar, sufferd dat ie er is! Maar gelukkig: alles is nog heel!
‘Gatverdegatver’ kwaakt het vrouwtjeseendje: ’Wat stinkt dit water. Ik krijg het er benauwd van. Dan zwem ik nog liever in de Kralingse Plas.’
De naïeve woerd bekommert zich, als gewoonlijk,  nergens om en wil in deze voor hem nieuwe en avontuurlijke omgeving een nummertje maken met zijn vrouwtje. Vliegensvlug springt hij op haar rug en bijt zich vast in haar nek.
‘Opgesodemieterd, jij,’ en ze slaat hem met een venijnige vleugelklap van haar rug af.  
‘Jij kan verdomme ook nergens anders aan denken; zelfs in deze situatie, domme eend.’
‘Weet jij dan wat dat is, die stank bedoel ik? vroeg de woerd aan zijn vrouwtje?’
‘Als je het mij vraagt,’ kwaakte de vrouwtjeseend, ‘ruik ik chloor, wegwezen dus, kom op, voordat we onze veren kwijt raken door dat gif.’
Het eendenpaar zwemt vlug naar de rand van het kikkerbadje en springt op de kant. Het is daar ontzettend glad. De eenden kukelen van voor naar achter van links naar recht, van voor naar achter van links naar rechts, van voor …. dan besluiten ze maar te gaan vliegen, dat gaat natuurlijk beter … ze belanden op de hoge duik. Daar hebben ze een goed overzicht. Beneden zich horen ze ongeruste geluiden. Van mensen. Mensen die vanaf de kant en vanuit het water naar het eendenpaartje  staan te koekeloeren. Alsof ze nog nooit een eend hebben gezien.  Het vrouwtjeseendje poepte net over de rand van de hoge duik, precies op het hoofd van de magere, spierwitte man met de knalrode zwembroek en de kale schedel, die net onder de duikplank door zwom. Het vrouwtjeseendje deed het per ongeluk. Steeds meer mensen klimmen uit het diepe. Het zijn voornamelijk bange bibberende mensjes, die hier normaal babbelend, traag hun baantjes zwemmen.
 ‘O’, horen de eenden de bange mensjes tegen elkaar zeggen, ‘dadelijk komen die beesten hier in het water zwemmen’, ‘misschien bijten ze ons dan wel met die grote gele snavels in de neus of oren’,’zouden we ze niet kunnen wegjagen?’,’ik ga het water niet in zolang die beesten daar zitten.’ ‘Ik sta te bibberen van de kou.’ Aha, daar komt de badmeester aan met een stapel zwemplankjes en zijn zwemhaak.
‘ Okee, jongens,’ zegt de badmeester tegen het bibberende gezelschap,’ik heb nog wat deuren en ramen opengezet. Als elk van u  nu één zwemplankje naar de eenden gooit, zullen ze opvliegen. Dan ga ik direct achter ze aan en jaag ze met mijn zwemhaak naar buiten.’

Dat plannetje lukte. Maar al met al duurde het toch nog tweeëneenhalf uur eer de badmeester de watervogels het Sportfondsenbad had uitgewerkt. 

zondag 25 januari 2015

HET BEEN

Daar ligt een been! Een groot been. Van een volwassen man. Er steekt duidelijk een herenschoen onderuit. Toch zeker maatje 45. Het been heeft een spijkerbroek aan; van boven is de broek gerafeld en bloederig. Het is een luguber gezicht. Wat zal er gebeurd zijn? Zo’n been verlies je toch niet zomaar. Op de middenweg ligt het. Het is niet zo erg druk op de Meent om deze tijd; half tien ’s avonds. De auto’s die er rijden gaan in een keurig bochtje om het been heen. Waarschijnlijk heeft geen enkele automobilist in de gaten waar hij precies voor uitwijkt. Als er even geen verkeer aankomt kniel ik bij het been en stroop de broekspijp wat op. Ik ben nieuwsgierig of  hij blank is of zwart. Het is dus een been van een zwarte man.
Een automobilist nadert en begint luid te toeteren. Ik trek de broekspijp weer netjes strak en kijk nog even rustig naar het been van de zwarte man.
De automobilist draait zijn raampje open en zegt:
‘Hé man, rot es op daar, zo kan ik er natuurlijk niet langs.’
Ik loop naar die auto, met die man er in en zeg:’ Ik wou even kijken of dat been, dat daar ligt, van een blanke man is of van een zwarte. Dat weet ik nu, dus je kan doorrijden.’
‘Hé, meneer, is dat een been daro?’zei die eikel in de auto.
‘Je bent toch niet doof, lul, je hoorde toch wel wat ik zo net zei?’
‘Dan moet u de politie bellen, meneer, 112,’ zei de eikel.
‘Rijd nou maar door want er staan inmiddels minstens tien auto’s achter je te wachten, die graag willen gaan rijden.
Ik speelde maar even een soort verkeersagent. Ik leidde het van weerskanten komende verkeer langs het been. Gelukkig kan ik heel hard op mijn vingers fluiten. Ik fluit heel hard en steek tegelijk mijn arm omhoog ten teken dat het naderende verkeer moet stoppen. Het verkeer in de andere richting mag dan door. Na een paar drukke minuten is het even rustig. Nu heb ik mooi even de tijd om het been van de rijweg af te slepen. Het is flink zwaar en eigenlijk ook wel lang. Het zal wel het been van een grote breedgeschouderde, zwarte jongen zijn. Nou, nee, breedgeschouderd daar kan ik nu nog niks van zeggen, wel groot en zwaar. Hij zal niet meer zo jong zijn. Dat kan ik zien aan zijn sokken en schoenen, die zijn nou niet bepaald modieus te noemen.
   
Eerst maar even de politie bellen. 112.
‘Met de alarmdienst, zegt u het maar.’ Het is een vrouw.
‘Ja, hallo, ik wou u even wat vragen, is er vanavond in Rotterdam misschien een grote zware zwarte man gesignaleerd, met maar één been?’
‘Zeg meneer, u moet deze alarmlijn niet misbruiken met flauwe grappen…..’
‘O, nee, nee, sorry mevrouw, dat wil ik niet. Ik heb namelijk het been gevonden van die man, ik zit er nu naast, op de Meent, ter hoogte van de poffertjeskraam. Wilt u een wagen sturen om het been op te halen?’
‘Okee. Hoe is uw naam?’
‘Van der Steen’
‘Blijft u bij het been?,’ vraagt de vrouw, ‘ik stuur onmiddellijk een wagen.’

Ik stel me verdekt op achter de poffertjeskraam. Als ik bij dat been zou blijven zitten dan krijg ik weer allerlei vragen van de politie …. Moeilijke toestanden. Kost zeeën van tijd. Daar zit ik niet op te wachten.


Daar hebben we de wagen. Het been hebben ze al ontdekt. Ze staan alleen nog een beetje hulpeloos rond te kijken. Ze missen nog wat ……………. Mij!  

zaterdag 24 januari 2015

LUCHTJE SCHEPPEN

‘Zou je niet eens een keertje thuisblijven, Har? Ze hebben voor vanmiddag sneeuw voorspeld,’ zegt zijn vrouw  Beb. Harry en Bep zijn twee oudjes, die al heel lang bij elkaar zijn. Harry kleedt zich warm aan: zijn lange grijze winterjas, een witte gebreide sjaal en een zwart hoedje. Elke middag zo rond een uur of twee,  mòèt Harry  even een luchtje gaan scheppen. Zelfs al zou het nu al  sneeuwen, dan nog zou hij de deur uit gaan, alleen wel met snowsteps onder zijn schoenen.
‘Ja, ja Beb, ik heb het gehoord maar ze voorspellen zo veel wat niet uitkomt. Nou, ik ga Beb! Tot over een uurtje of twee, tweeëneenhalf.’
‘Okee, Har. Veel plezier. Wees voorzichtig, jongen!

Harry loopt met zijn rollator over een smal autoweggetje, want er is daar geen trottoir. De  sloot rechts van hem is dichtgevroren. Op een klein stuk na, daar vecht een stel waterkippen om het een of ander; nu eens duikt de een onder, dan weer de ander. Die lawaaipapegaaien zijn altijd aan het vechten en ze maken altijd een hels kabaal.
Typisch iets voor Bep trouwens om zich over zo’n voorspelling druk te maken, dacht Harry. Maar ja, zo is Beb nu eenmaal. Bezorgd, hè, dat was ze ook al toen de kinderen nog jong waren: denk je hier aan, denk je daar aan, heb je alles bij je, wees je voorzichtig, geen ruzie maken hoor? Toen de kinderen de deur uit waren richtte Bep haar bezorgdheid op mij. Ach, ze bedoelt het goed en ik weet er goed mee om te gaan: ik trek me er niet zo heel veel van aan. Ik heb al een heel leven achter me, waarin ik geleerd heb om goed voor mezelf te zorgen.
Zo, daar komt een grote vrachtwagen aan. Ik schat in dat het moeilijk wordt voor mij: die kar gaat mij en mijn rollator de sloot in drukken.  De vrachtwagenchauffeur stopt, draait zijn raampje open en zegt:’Hé ouwe, als je nu een halve slag draait en die rollator in de richting van de sloot houdt dan rijd ik achter je langs. Binnen twee minuten kan je dan weer verder lopen. Okee, ouwe?’
Harry knikt instemmend.
Maar zo ver komt het niet. Harry komt geen stap verder. Hij verliest zijn evenwicht. Rolt via het talud op het nog dunne ijs. Zijn rollater ligt onder water. Zijn hoofd, zijn linkerarm en -schouder steken nog boven het ijs uit. Zijn kleren zijn in een mum van tijd doordrenkt van het ijskoude water.
Een brutale waterkip ging er vliegensvlug met Harry’s hoedje vandoor.
Harry probeert met zijn linkerarm de aandacht van voorbijkomend verkeer trekken maar, zo realiseert hij zich, op deze weg rijdt vrijwel geen verkeer. Bovendien ligt hij heel erg dicht tegen het talud aan;  onzichtbaar voor passanten. Bewegen kan hij zich nauwelijks. Hij probeert het nog door een paar keer zo hard mogelijk ‘Help’ te roepen. Geen reactie.
Besef van tijd heeft Harry niet meer, hij zwaait nog wel maar de kracht vloeit uit hem weg. Zijn hoofd wordt zwaar, de slaap lijkt hem te overvallen; hij vecht ertegen; hij verliest die strijd. Harry’s hoofd zakt langzaam weg in de sloot.


Wanneer Harry die middag om zes uur nog niet thuis is, belt een hooglijk ongeruste Beb de politie …..