Posts tonen met het label bloed. Alle posts tonen
Posts tonen met het label bloed. Alle posts tonen

donderdag 23 november 2023

SERIE 'OMA EN OPA' DEEL 20. DE RELIGIEUZE BOEKHANDEL.

 

Serie: ‘Opa en Oma’.

Deel 20: De religieuze boekhandel.

Voorgaande delen van de serie ‘OPA & OMA’ nog eens lezen? Dat kan! Deze serie wordt ook gepubliceerd op mijn blog: ‘stukkiejee.blogspot.com’.  Daar kan de serie ‘Opa & Oma’ vanaf deel 1 nog eens gelezen worden.

Door daar op de knop ‘oudere blogs’ rechtsonder te drukken krijg je telkens meer voorgaande afleveringen van de serie te zien.

Ook eerder ‘werk’ van mij kan je daar lezen. Met de knop ‘homepage’ kom je dan weer terug bij het meest recente verhaal.

 

Deel 20: De religieuze boekhandel.

Wat voorafging:

Maria is verkracht en daardoor zwanger. Abortus is taboe in Den Bosch.  Ze wordt ‘opgeborgen’ bij de nonnetjes.

Maria verlangt naar haar baby’tje. Ze breit kleertjes. De kamer van hoofdzuster Wijnaldia moet ze schoonmaken. Zo verdient ze wat geld voor wol. Maria heeft last van die Wijnaldia; die randde haar aan.

Wijnaldia trekt alle breisels van Maria uit. ‘Collega’ zuster Ephraïm ‘ontfermt’ zich over  Maria. Samen kopen ze nieuwe babykleertjes.

Maria baart Kareltje.  Ephraïm vindt woonruimte en werk voor Maria bij rijkelui. De familie behandelt haar goed. Kareltje helpt schoonmaken.

Van meneer in ’t Hout … krijgt Maria kriebeltjes.  Ze is verliefd … tegelijk ook verward ... ze heeft wisselende stemmingen.

Ene Joop Kikkerd komt drukwerk afleveren. Mevrouw houdt Kareltje lief bezig. Dat lijkt Maria te raken … maar het is schúldgevoel, dat haar beroert.

Maria verzwijgt de huisarts haar zelfbeschadiging. In een nare droom worden haar gevoelens ‘duivels’ vergoeilijkt.

Kareltje brult iedereen wakker maar waar is hij? Niet in zijn ledikantje. Maria slaapt nog diep. Meneer in ’t Hout waarschuwt  Maria: ‘zoiets wil ik nooit weer’!  Maria’s kriebeltjes verdwijnen als sneeuw voor de zon.

Raadselachtige verplaatsingen (van dieren), gebeurden ook al in Maria’s ouderlijk huis.

Traploper en roetjes schoonmaken: een rotklus. Maria is moe, gaat vroeg slapen. Wordt vroeg wakker. Niet in haar eigen bed. Haar zoontje ligt ook weer ergens anders.

Maria, Joop en Kareltje wandelen. Joop maakt grapjes met de kleine.  Joop zal Maria naar Den Bosch rijden.  Mevrouw in ’t Hout vertelt Maria dat Joop niet te vertrouwen is met kinderen; zo wordt er geroddeld.

Joop een pedo? Maria is sceptisch. Onderweg naar Den Bosch praten ze erover. Joop praat sneller als anders en stottert soms. Hij kent de roddel. Twee gassies hebben leugens opgehangen. De politie was bij Joop maar er is geen bewijs.

Op bezoek bij Maria’s familie, trakteert Joop op appeltaart. Maria’s moeder maakt zich zorgen over Rika, Maria’s oudere zus. Ze komt maar niet aan de man. Nu flirt ze met Joop. Maria’s moeder praat ook over de raadselachtige verplaatsingen van dieren destijds en die van Kareltje nu.

Maria is jaloers. Zus Rika en Joop zijn laat thuis. Het eten is verpieterd. Rita en Joop praten op de terugweg over de ‘verplaatsingen’. Maria onthult Joop dat haar verkrachter tevens de vader van Kareltje  is. Zou er een verband zijn tussen de verkrachting en de ‘verplaatsingen’?

Op de terugreis naar Schiedam tobt Maria over de verplaatsingen. Mevrouw in ’t Hout ontvangt Joop en Maria hartelijk. Maria schaamt zich nog steeds over haar ‘impulsieve’  verliefdheid op meneer. Joop zit een beetje vies soep te slurpen. Maria is verbaasd dat ze daar niks over zegt. Joop vindt Maria’s zus Rika ‘alleen maar aardig, meer niet’, zegt hij.

Kareltje is alweer verplaatst. Angstige gebeurtenis voor Maria. Doordat hij verwekt is door haar verkrachter, heeft ze wisselende gevoelens voor haar zoontje. Joop wordt door twee mannen in elkaar geslagen. Ze dreigen hem dat er nog meer slaag zal volgen.

Maria gaat naar haar huisarts voor haar slaapwandelen. Ze krijgt medicijnen een verwijsbriefje voor de psychiater. Joops buurman, Klaas, ontfermt zich over hem.

 

Deel 20: De religieuze boekhandel.

Bedankt buurman,’ zegt Joop.

‘Ja, ik kan je toch niet midden in de nacht in die plas bloed laten liggen,’ zegt Klaas. ‘Ik ga zelf nu weer naar bed, als je nog wat te eten wil moet je het nu zeggen ……o, dat vergat ik even,  je kan niks zeggen … nou, knik maar  ‘ja’ en schud maar ‘nee’ als antwoord op mijn vragen,’ zegt Klaas. Aan het einde van het liedje wil Joop alleen maar wat drinken. Klaas geeft Joop een glas cola met een flinke scheut jonge jenever in de hoop dat daardoor Joop zijn pijn wat zou minderen en dat hij snel in slaap zou vallen.  Het is nu half drie. Klaas gaat weer naar boven, naar zijn eigen kamer. Hij zegt tegen Joop dat hij morgenochtend vroeg rond een uur of acht weer terug komt. Dan gaat hij eerst even bij Joop zijn huisarts langs gaan om hem te vertellen wat er gebeurd is. Joop begrijpt het en zwaait zoiets als 'welterusten'.

Slapen kan Joop voor geen meter. Het enige dat hij zonder pijn kan, is knipperen met zijn ogen. Voor de rest doet alles, echt alles pijn. Gore lafbekken zijn het. Met z’n tweeën nog wel; en maar rossen. Ik mag blij zijn, dat ik nog leef.  Die klootzakken zeiden geen stom woord, anders had ik misschien hun stemmen nog kunnen herkennen. In het begin, dacht ik, dat ze het gemunt hadden op mijn auto, hoewel, eigenlijk was het  natuurlijk mijn eigen wagen niet, dit was de wagen van de zaak. Op mijn geld waren ze blijkbaar ook niet uit; dat hadden ze zo kunnen krijgen … dat kleine beetje van me.

Volgens Klaas waren het mannen van ‘van Ooijen’ van de Schiedamsche Kolenhandel op de Lange Haven. Die kolenhandel, die ken ik wel, daar heb ik wel eens een paar mud eierkolen besteld. Mannen met spierballen werken daar. Maar waarom moeten die gasten mij nu zonodig hebben? Wat heb ik misdaan?  Toen ze wegliepen riepen ze nog wat. Dat kan ik me wèl herinneren maar wàt ze precies riepen? Zoiets als:  ‘je overleeft het niet’ … ze hadden mijn oren denk ik dichtgeschopt … ‘vuile viezerik’ …ja, vuile viezerik riepen ze ook naar mij. ‘Je overleeft het niet vuile viezerik.’ O jaaaa …… van Ooijen …..  was dat niet een broer van Hermus, van die religieuze boekhandel?

Het waren de kinderen van die Hermus die Joop destijds op zijn manier uit zijn wagen gezet heeft. De  boze boekhandelaar is daarna naar het politiebureau gestapt om daar zijn twee zoontjes te laten verklaren, welke onzedelijke handelingen Joop met hen heeft uitgevoerd.

 

Ze zullen het nooit kunnen bewijzen, dat die twee jochies gelijk hebben. Bekennen zal Joop nooit. Ja, nu had Joop het weer op een rijtje. De hardvochtige helden zeiden: ‘Als je nog eens een keer aan onze kinderen zit, dan overleef je het niet, vuile viezerik.’ Dat was duidelijke taal. Joop zal zich moeten leren beheersen.

 

Morgen: Deel 21. Een leuk klein huisje.

 

Op zondag 26 november a.s. Voorleesmiddag.

Schrijvers lezen voor uit eigen werk.

Ik  lees 2 verhalen voor in

Verhalenhuis Belvédère , Rechthuislaan 1, R’dam , Katendrecht.

15.00 uur – 17.00 uur.  Toegang gratis.

maandag 7 februari 2022

KADAVERCONTAINER

Het ‘vlooientheater’ is in diepe slaap. Zijn poes ligt op haar zij naast de radiator. Zwaar ademend, piepend. De vier pootjes en haar gekromde rug vormen samen een cirkel. Zijn vorige kat, lag twintig jaar geleden, in exact dezelfde houding, dood op het balkon. Twaalf is die geworden.

 Zijn kat is nu al weer achttien. Ze heeft haar vacht al maanden niet gewassen. Kan ze ook niet meer. Veel te stram.  Vals krabben, dàt kan ze wel! Altijd als ze gekamd wordt. Ze tatoeëert zijn armen, buik en gezicht. Dikke plukken haren vliegen dan in het rond. De glans is van haar af; ze is mottig, pluizig en ze stinkt.

Nu slaapt ze op haar kleedje. Het kleedje met haarplukken, vlooieneitjes, kattenbaksteentjes en aangekoekte stront. Ze neemt het niet zo nauw meer met de hygiëne. Ze gaat nog wel op de kattenbak maar maakt er een zooitje van. Halverwege stapt ze eruit. Met een stuk drol aan haar kont drentelt ze van de vestibule naar haar kleedje in de woonkamer. Ergens op deze route valt de restdrol. Meestal op het tapijt in de woonkamer.

Slechte longen heeft ze. Haar ademhaling piept en soms staat ze een kwartier te rochelen. Toch kan ze nog wel wàt.  Als hij, om haar een beetje te plagen,  met de stofzuiger achter haar aan zit, blijft ze hysterisch heen en weer rennen, op zoek naar een veilig plekje. Dit houdt ze zeker wel vijf minuten  vol.

Ze slaapt, piept en ligt zowat voor dood op haar gore kleedje. Hij kijk naar haar en tilt zijn arm op. In zijn rechterhand een baksteen in zijn linkerhand een lege vuilnisbakzak. Zonder verder nadenken slaat hij het schedeltje van zijn poes tot moes. Geen kik geeft ze. Bloedspetters zijn overal in de kamer. Gelukkig geen bloedbad. Het is maar een klein poesje. Daar waar de kei haar kopje raakte ligt het meeste bloed. Die grenenhouten kast … vol spetters … het lijkt alsof op die mooie kast honderden muggen doodgemept zijn. Zijn nieuwe, witte Nikes zitten ook onder. Hij had ze eigenlijk uit willen laten. Helemaal vergeten. Het mooie is er nu wel vanaf. Van zijn Nikes. Met de hiel van zijn rechtervoet stampt hij haar kopje nog wat platter. Hij opent de lege vuilnisbakzak en neemt het iele staartje van het dier tussen duim en wijsvinger. Tilt het vederlichte wichtje op en laat het, met een vies gezicht,  in de vuilniszak glippen.  Tja, lekker is anders! Hij doet de Nikes, de baksteen en het stinkkleedje er ook maar gelijk bij.

Hij maakt een sopje. Poetst zorgvuldig de bloedspetters weg.  Gaat dan naar het afvalverwerkingsbedrijf.  Met een voldane glimlach laat hij zijn katje in de kadavercontainer vallen. Ze is daar beneden niet de enige. In de gauwigheid ziet hij de stoffelijke resten van een bouvier, een siameesje, een reiger, een zwanenjong,  een papegaai en een kraai. Een kraai die nog beweegt.  Ja, verdomd. Die kraai vliegt weg. De lijkenpikker!