Gisteren 18 juni las ik voor uit eigen werk. In het statige Verhalenhuis Belvedère in Katendrecht. Samen met ander schrijvers die ‘opgeleid’ zijn door de Schrijversschool, lieten we deze middag de toehoorders genieten van onze creatieve brouwsels. Er waren zo’n veertig mensen op af gekomen. En dat is voor ons, oprechte amateurs, zeker een redelijk aantal. Speciaal voor mij kwamen Yvonne, Amy, Frans, Derck, Sandra, Hans, Ellie, Ineke en Celia en Daan luisteren. Celia en Daan kwamen helaas net nadat ik mijn eerste verhaal voorgelezen had. Ik moest het spits afbijten. Ze waren wel op tijd voor de volgende acts, waaronder een imponerende hiphop-act en enkele fraaie gedichten. Ik mocht ook de afsluiting doen. De twee verhaaltjes die ik voorlas waren: ‘Mijn huisarts’ en ‘Huisvrede’. De toehoorders stonden op de stoelen van enthousiasme. Bijna al het ten gehore gebrachte werk is recent vervaardigd in workshops van de Schrijversschool. Mijn verhalen echter niet omdat ik al een paar maanden geen cursus meer volg daar.
Mijn leraar Marcel had een stukje geschreven waarin hij voor
de grap het woord ‘de’ door ‘het’ en het woord ‘het’ door het woord ‘de’ had
vervangen. Het stukje van Marcel was hilarisch, veel leuker dan dat van mij hieronder
maar als je die ‘wisseltruc’ krijg je zoiets:
Met het metro gaan we morgen met Sonja’s wandelclub naar de
strand. We verzamelen op de perron A. Het afspraak is 11 uur. De zal dan niet
zo druk zijn in het metro. Het scholieren zitten al op het school. Onderweg zal
de wel warm zijn. De is te hopen dat het airco aan staat. Het reis naar het
Hoek gaat razendsnel. Het reis duurt 50
minuten. Op de strand is de altijd wat kouder. De zeewater ook. Het zon komt vandaag
niet makkelijk door het wolken. Niemand neemt ook het bikini of het zwembroek
mee. De is vandaag het bedoeling dat we het lunch gaan gebruiken. Sonja heeft het strandtent uitgezocht. Het
lunch is om half een. De zal mij
benieuwen wat er op de menu staat.
Nu plaats ik hier nog eens de verhalen die ik gisteren
voorgelezen heb. Allereerst:
De nieuwe huisarts.
Mijn huisarts is een jonge vriendelijke man. Een beginner. Dat klinkt erger dan het is.
Hij is wat verlegen, onzeker, maar ook
eerlijk want als hij iets niet weet dan zegt hij dat gewoon. Ik heb nu
bijvoorbeeld een rood ovaalvormig eczeemachtig plekje op mijn kuit. Omdat de
dokters en de assistenten het allemaal zo vreselijk druk hebben, de laatste
tijd, maak ik het ze makkelijk. Ik scan dat eczeempje en stuur het naar de
dokterspraktijk.
Als hij er een paar dagen naar heeft kunnen kijken, zegt hij
doodleuk: ’Ik weet niet wat dat is.’ Hij is dan wel weer zo eigenwijs dat hij
ook geen recept uitschrijft voor een zalfje: ‘Smeer er maar een beetje babyzalf
op, baat het niet dan schaadt het niet,’ zegt hij.
Hallo dokter! Je denkt toch zeker niet dat zo’n ouwe man als
ik babyzalf thuis heeft liggen. M’n huisarts zèlf zal het wel in huis hebben,
babyzalf, schat ik zo in. Hij zou best
een vader kunnen wezen ….. hoewel ik ook wel eens gedacht heb, zo … met die maniertjes van hem,
dat ie een flikker is.’ Maaaar! … ook dàn kan hij natuurlijk een vader zijn!
Nou ja, voor dat eczeempje heb ik toch maar een pot Zwitsal
babyzalf gekocht. Helpt niks. De plek wordt alleen maar groter en rooier.
Ik heb gordelroos gehad en dat heeft hij prima gezien en
behandeld. Ik stierf van de pijn en de jeuk. Hij schreef me goed werkende
pijnstillers voor.
Maar nu heb ik iets … dat is niet te scannen! Hemel en aarde
heb ik moeten bewegen om op het spreekuur te mogen komen. Tja, wat is het? Het
is een wratje tussen mijn linker kleine teen en de teen die daar precies naast
zit. Elke stap doet pijn. Ik heb er een antiwrattenstift voor bij het Kruidvat
gehaald, maar dat spul doet niks. Drie weken moet ik wachten voor ik om half
vier op het spreekuur kan komen.
Ik ben de enige in de wachtkamer. In de spreekkamer wordt
vrolijk gebabbeld en aanstekelijk gelachen. Het duurt maar en het duurt maar.
Geen idee wie daar binnen zitten. Als de
huisarts mij binnenroept, komt gelijk de ‘gezellige’ patiënt de spreekkamer
uit.
Het is een zwaar opgemaakte dame, in een feestelijke jurk,
met veel fel groen en fel rood. Ik had
er vergif op durven innemen, dat ik daar twee mànnen met elkaar had horen praten. Iets te
uitbundig wenst ze de dokter, die zij blijkbaar Bart mag noemen, nog ‘een héél
fijne dag’.
Het is vier uur. De dokter is bijna een half uur uitgelopen,
terwijl ik hier al zeker drie kwartier zit wortel te schieten. Eindelijk ben ik
dan aan de beurt. Voor dat wratje tussen mijn tenen krijg ik van Bart een
verwijsbrief voor de huidarts.
Vervolgens het afsluitende stukje:
Huisvrede.
Sinds mijn scheiding vier jaar geleden woon ik in een vijfkamerwoning. Belachelijk
natuurlijk. Veel te groot, veel te bewerkelijk voor een man alleen. Drie lege slaapkamers. Vier jaar niks mee
gedaan. De ene kamer is wat groter dan de andere. Je kent dat wel. Dàn is het
nog geen ‘hot item’ maar vandaag de dag staan de kranten vol over de
woningnood.
Ik ga die drie kamertjes verhuren. Hang kaartjes op in een
paar supers. Heb er nog niet eens de huurprijs bijgezet. Word ik overstelpt met
hartverscheurende reacties. Moeders die alleen willen staan maar nog bij hun
gewelddadige ex-partner wonen. Gescheiden mensen. Ouderen, opa’s en oma’s al,
voor wie de iele 55 plus woning
verstikkend is geworden. Veel jongelui: werkende jongeren, scholieren die doorleren voor banketbakker,
studenten wiskunde ook en het toppunt is een getrouwd stel, dat alle drie de
kamers tegelijk wil huren. Veel jongeren wonen nog bij hun ouders, anderen
zitten al weer een tijdje op kamers maar worden door obscure huisjesmelkers
uitgebuit: voor krotten worden woekerhuren gevraagd.
Als ik zo’n laatste zin neerschrijf, denk ik meteen aan
‘onze’ prins bernard jr (die man krijgt van mij hier geen hoofdletters.) De
prins met de borrelglazen in zijn bril. Huisjesmelker. Miljardair.
Sorry ..ik dwaal af.
Ik ben voor diversiteit dus ik kies de alleenstaande moeder,
de gescheiden opa en de student wiskunde.
Die student blijkt een Syrische asielzoeker met een verblijfsvergunning.
Ik vraag respectievelijk 250, 200 en 150
per kamer per maand. Bijna voor niks, vind ik en zij ook.
Niet iedereen is even blij met deze actie van mij. Mijn zoon
Carlos, komt gepikeerd naar me toe met het (huil)verhaal, dat zijn drie
kinderen straks op kamers willen. Dan krijgen zij bij jou nul op het rekest.
Want jij hebt je kamers al verhuurd aan asielzoekers en dergelijke!! Je kan die
mensen straks niet zo maar ineens op straat zetten!! Die hebben recht op
huurbescherming, hoor!! Carlos staat zich echt druk te maken.
‘Tsja, ik had die drie kamers ook voor jouw kinderen kunnen bestemmen. Was dan wel veel inkomsten misgelopen én ik had een gezellige tijd gemist. Want we
hebben het hier leuk samen, Carlos’.
Helaas heeft Georgios, de Syriër, de huur opgezegd. Hij gaat
in een kraakpand wonen, hier in Rotterdam. Een leegstaande kroeg. Ik dacht eigenlijk dat kraken sinds 2010 niet
meer mocht. Maar als de krakers (waaronder Georgios) kunnen
bewijzen, dat het pand al twee dagen gekraakt is, dat daar geslapen en gegeten
is, dan mogen de krakers daar blijven zitten. In dat pand heerst dan ‘huisvrede’,
zo noemen ze dat. De eigenaar van die kroeg, Heineken, wil de kraakgroep er uit
laten zetten. Spant een kort geding aan. Maar de rechter besluit partij te
kiezen voor de krakers, omdat de eigenaar het pand jarenlang schromelijk
verwaarloosd heeft.
Dus, Carlos, er komt nu wel weer een kamer vrij bij mij maar
ik moet je teleurstellen: ik ga weer een kaartje ophangen in de supers.
Het 18e juni, het dag van de voorleesfees.