Schuitje
varen, theetje drinken, varen we naar de Overtoom, drinken wij zoete melk met
room; zoete melk met brokken (gatverdegatver) en Charlotte (of weet ik wie,
niemand eigenlijk of wel soms?) mag niet jokken.
Ik zing het bovenstaande lied al schommelend op een
schommelstoel en ik weet dat ik heus geen heilig boontje ben want ik mag dan
wel niet jokken, ik doe het gewoon wel. Want met jokken wordt het leven wat
aangenamer. Jokken is zo kwaad nog niet. Jokken is onschuldig. Een voorbeeld?
Nou vooruit!
Je moet eigenlijk
naar school maar je gaat met lekker weer een flink eind fietsen. Moeder vraagt als
je om 4 uur thuis komt: ‘….en jongen, hoe was het op school en je vertelt over
de godsdienstles waar meneer pastoor
weer verteld heeft over Judas, en de meester een stuk heeft voorgelezen
uit het spannende boek Fulco de Minstreel en dat twee van jouw beste vriendjes
de klas zijn uitgestuurd omdat ze met elkaar zaten te ‘wauwelen’, zoals de
meester zei. Verdere heeft hij een
heerlijke ‘knots’ opgegeten die kreeg hij van Ferdinand het vervelendste mannetje
uit de klas, maar nu moest hij wel wat geven omdat hij jarig was. Ik heb Ferdinand
nog proberen te laten struikelen met zijn hele trommel vol met knotsen maar dat
lukte niet. Hij viel wel maar er zat jammer genoeg nog maar 1 knots in. Maar o,
o, o wat was Ferdinand boos op mij. Ik moet voorlopig maar uit zijn buurt
blijven. Tijdens het speelkwartier hebben we zoals altijd gevoetbald ik was
weer de keeper en ik heb alle ballen goed uit de goal gehouden.
Zo onschuldig en makkelijk is jokken nou. Er is van dat hele verhaal
helemaal niks van waar behalve dat ik de hele dag niet naar school gegaan ben
en lekker ben wezen fietsen in mijn eentje. Naar Schiedam. Naar het grote
vijftig meter bad Groenoord. Want ik had de avond tevoren al mijn zwembroek en
een handdoek in mijn fietstas gedaan en ik weet dat mijn vader en moeder het
veel te druk hebben om in mijn fietstas te koekeloeren. Heerlijk heb ik
gezwommen. Ik had het hele zwembad voor me alleen want alle andere kinderen zaten
natuurlijk op school. De badmeester kwam nog wel naar me toe en vroeg aan mij: ’Zo
jonge man, moet je niet naar school toe op deze donderdagochtend?’ ‘Neen’, zei
ik, ‘ mijn meester is al een paar dagen erg ziek en kan daarom geen les geven
en ik had wel met al mijn vriendjes hier naar toe willen komen maar zij vonden
het allemaal te koud. Nou ik vind het prima zwemwater, dus het was maar stom
van ze om thuis te blijven.’ De badmeester zei toen: ‘Je heb helemaal gelijk
jongen, ik zou er ook zo wel in willen duiken jongen, maar ja, je weet het, ik
moet hier werken, ik ben de badmeester.
Kijk, wat ik nou tegen die badmeester zei was ’een
leugentje voor het bestwil’, het was duidelijk niet waar maar wie had er nou
last van? Ik niet de badmeester niet, de meester niet( want die was helemaal
niet ziek), mijn klasgenootjes niet, want die zaten gewoon lekker te werken op
school. Dus wat maakt zo’n leugentje nou helemaal uit? Niks toch! Er zijn wel
ergere dingen. Echt liegen bijvoorbeeld daar moet je bij mij niet mee aankomen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten