zaterdag 22 september 2018

JOKKEN

Schuitje varen, theetje drinken, varen we naar de Overtoom, drinken wij zoete melk met room; zoete melk met brokken (gatverdegatver) en Charlotte (of weet ik wie, niemand eigenlijk of wel soms?) mag niet jokken.
Ik zing  het bovenstaande lied al schommelend op een schommelstoel en ik weet dat ik heus geen heilig boontje ben want ik mag dan wel niet jokken, ik doe het gewoon wel. Want met jokken wordt het leven wat aangenamer. Jokken is zo kwaad nog niet. Jokken is onschuldig. Een voorbeeld? Nou vooruit!
Je moet eigenlijk naar school maar je gaat met lekker weer een flink eind fietsen. Moeder vraagt als je om 4 uur thuis komt: ‘….en jongen, hoe was het op school en je vertelt over de godsdienstles waar meneer pastoor  weer verteld heeft over Judas, en de meester een stuk heeft voorgelezen uit het spannende boek Fulco de Minstreel en dat twee van jouw beste vriendjes de klas zijn uitgestuurd omdat ze met elkaar zaten te ‘wauwelen’, zoals de meester zei.  Verdere heeft hij een heerlijke ‘knots’ opgegeten die kreeg hij van Ferdinand het vervelendste mannetje uit de klas, maar nu moest hij wel wat geven omdat hij jarig was. Ik heb Ferdinand nog proberen te laten struikelen met zijn hele trommel vol met knotsen maar dat lukte niet. Hij viel wel maar er zat jammer genoeg nog maar 1 knots in. Maar o, o, o wat was Ferdinand boos op mij. Ik moet voorlopig maar uit zijn buurt blijven. Tijdens het speelkwartier hebben we zoals altijd gevoetbald ik was weer de keeper en ik heb alle ballen goed uit de goal gehouden.
 Zo onschuldig en makkelijk  is jokken nou. Er is van dat hele verhaal helemaal niks van waar behalve dat ik de hele dag niet naar school gegaan ben en lekker ben wezen fietsen in mijn eentje. Naar Schiedam. Naar het grote vijftig meter bad Groenoord. Want ik had de avond tevoren al mijn zwembroek en een handdoek in mijn fietstas gedaan en ik weet dat mijn vader en moeder het veel te druk hebben om in mijn fietstas te koekeloeren. Heerlijk heb ik gezwommen. Ik had het hele zwembad voor me alleen want alle andere kinderen zaten natuurlijk op school. De badmeester kwam nog wel naar me toe en vroeg aan mij: ’Zo jonge man, moet je niet naar school toe op deze donderdagochtend?’ ‘Neen’, zei ik, ‘ mijn meester is al een paar dagen erg ziek en kan daarom geen les geven en ik had wel met al mijn vriendjes hier naar toe willen komen maar zij vonden het allemaal te koud. Nou ik vind het prima zwemwater, dus het was maar stom van ze om thuis te blijven.’ De badmeester zei toen: ‘Je heb helemaal gelijk jongen, ik zou er ook zo wel in willen duiken jongen, maar ja, je weet het, ik moet hier werken, ik ben de badmeester.
Kijk, wat ik nou tegen die badmeester zei was ’een leugentje voor het bestwil’, het was duidelijk niet waar maar wie had er nou last van? Ik niet de badmeester niet, de meester niet( want die was helemaal niet ziek), mijn klasgenootjes niet, want die zaten gewoon lekker te werken op school. Dus wat maakt zo’n leugentje nou helemaal uit? Niks toch! Er zijn wel ergere dingen. Echt liegen bijvoorbeeld daar moet je bij mij niet mee aankomen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten