Vriendelijk
was ik, dat wel, maar zakelijk
vriendelijk. Zò kocht ik de oubliehoorn met softijs: ‘Mag ik een softijsje van
één euro, mijnheer.’
’ Dat wordt
dat één euro,’ zei de verkoper van de
snackbar.
‘Ja,’ zei ik
kortaf, maar niet onvriendelijk en ik overhandigde de verkoper één euro. ’ Alstublieft’
zei ik nog.
De verkoper gaf
me mijn ijsje en zei: ‘Fijne dag nog.’
‘Dank u … ,
werk ze,’ zei ik en liep de snackbar uit terwijl ik een hap uit mijn softijsje
nam. Het was eigenlijk een wat te grote hap … ik had zoveel trek in dat ijsje,
dat ik helemaal vergat, dat ik wel eens pijn aan mijn hoofd zou kunnen krijgen,
als ik een te grote hap ijs zou nemen. Iedereen die wel eens een te grote hap
van een ijsje heeft genomen weet hoe venijnig de daardoor veroorzaakte
hoofdpijn kan zijn …. maar…. die weet ook, dat die pijn godzijdank, meestal
snel weer wegtrekt. Voor de rest at ik het ijsje met beleid op. Rustig dus.
Het was een
rare dag. De zon scheen volop en soms was het zinderend warm en soms was er een
noordelijk briesje en dan was het ineens weer een beetje fris. Door mijn
voorzichtigheid met al te grote hapjes ijs en door de warmte smolt de ijsco
sneller dan ik hem op kon eten, helaas. Het ging snel…. sneller dan ik me had
kunnen bedenken en het ijs droop over mijn hand, mijn arm, mijn t-shirt en mijn
korte broek. Ik beet het puntje helemaal onderaan de oubliehoorn af maar dat
had tot desastreus gevolg dat er een plons gesmolten softijs via mijn kin en
mijn hals op mijn borst en t-shirt terechtkwam. Heel vaak had ik al dat soort
ijs gegeten maar nog nooit was ik daardoor zo in moeilijkheden gekomen.
Ik had nu
alleen nog een lege oubliehoorn in mijn hand. Even heb ik nog geaarzeld of ik
die oubliehoorn nog zou opeten of zou weggooien. Uit ervaring weet ik dat je
van die oubliehoorns op zich behoorlijke dorst kan krijgen, dus besloot ik hem
maar weg te gooien in een afvalbak. Toevallig stond ik net naast een afvalbak.
Ik voelde me
niet bepaald op mijn gemak met die kleverige lichaamsdelen en bevuilde kleding.
Een geluk bij een ongeluk was, dat ik vrij dicht bij mijn huis was. Maar het
was toch zeker tien minuten lopen en het was vrij druk op straat. Oude mensen,
jonge mensen, mensen met hondjes. Ik zag al die mensen wel naar mij kijken maar
ik deed net alsof ik dat niet zag. Ik keek zo half vooruit, half schuin naar de
straatstenen. Soms hoorde ik mensen wel lachen maar ik wist natuurlijk niet of
zij mij nu wel of niet uitlachten. Om mezelf gerust te stellen dacht ik maar
dat ze mij niet uitlachten.
Ik was blij toe
dat ik dat ik eindelijk thuis was. Mijn vuile kleren stopte ik in een emmertje
sop. Ik stapte onder de douche en trok schone kleren aan.