vrijdag 16 augustus 2024

GROOT.

Theo, de boekhouder van Huize ‘Hoopvol’, loopt een dagje mee met een collega (verpleegkundige), die haar cliënten thuis opzoekt en behandelt. Theo wordt vandaag begeleid door Romana. Zij is een jonge vrouw van kleur, halverwege de twintig. Ze komt uit Haïti. Geadopteerd door Nederlandse mensen. Romana is erg groot. Dat gebeurt niet zo vaak dat een vrouw groter is als Theo. Ze is zeker 1.90. Ze gaan met haar auto de wijk in. Vijftien cliënten hebben ze. Vòòr drieën moeten ze klaar zijn.


Romana zegt Theo dat ze eerst naar mevrouw Laatmaar gaan, een Surinaamse van vierentachtig. Ze gaan haar het bed uit helpen, douchen, aankleden en aan het tafeltje bij het raam zetten. Theo droogt mevrouw van top tot teen af. Romana doet de rest.

Theo zegt tegen mevrouw Laatmaar, dat hij een dagje met ‘hem’ meeloopt. Per abuis zegt Theo ‘hem’ in plaats van ‘haar’. Dat komt waarschijnlijk door Romana’s lage stem. Normaal houdt Theo daar wel van, van vrouwen met een lage stem. Aan vrouwen met een hoog stemmetje kan Theo zich snel ergeren. Daar heeft hij bij Romana dus geen last van.

Ze gaan naar meneer Van Rooyen. Een begin tachtiger. Mijnheer van Rooyen heeft de uitstraling van een havenarbeider. Overhemd met korte mouwen, waarin robuuste bovenarmen. In het borstzakje zware Van Nelle. De wijs- en middelvinger van zijn rechterhand zijn geheel nicotinebruin. De foto’s van zijn kinderen en kleinkinderen vallen zowat van de wanden af bij zijn angstwekkende hoestbuien.

Hij spreekt plat Rotterdams en gebruikt in elke zin een pittig vloekwoord. Dat de gelovige Romana zich daaraan stoort vindt van Rooyen alleen maar leuk.

‘Nou, nou, moet dat nou zo,’ zegt Romana, als meneer zich weer eens erg ruw uitdrukt, ’gaat u maar gauw uw mond spoelen, meneer van Rooyen.’ Hij is suikerpatiënt; zij zijn hier om hem een spuitje te geven. Dat is zo gebeurd. Theo hoef daar niks aan te doen. Als ze vertrekken bromt van Rooyen richting Romana: ’doe de groeten aan je man….,’ hij geeft Theo een vette knipoog en schudt tegelijk van ‘nee’. Pas bij meneer van Rooyen valt Theo op dat Romana erg zangerig praat, zoals sommige homo’s ook wel plegen te doen.

‘Meneer van Rooyen … u weet onderhand best wel dat ik niet getrouwd ben.’
‘O ja, dat is waar ook, Theo, hij ìs helemaal niet getrouwd.’ Van Rooyen zegt dus ook al ‘hij’ als hij het over Romana heeft. En zij corrigeert hem niet!

donderdag 15 augustus 2024

VERLEKKERD.

 Ik zette een cd van de Rolling Stones op in de hoop daaruit wat inspiratie voor dit stukje te kunnen opdoen. Het eerste nummer van de cd (Black and Blue) was Hot Stuff. Het deed me meteen denken aan mijn eerste en enige drugservaring. Ik studeerde aan de Academie voor Expressie door Woord en Gebaar in Utrecht. In die stad kon ik geen kamer vinden. Daarom woonde ik enige tijd in Hilversum bij een tante van me: tante Elly. Niet echt honderd procent een tante. Ze was een ex-schoonzus van tante Lenie, een zus van mijn moeder. Het was heel aardig van haar dat ze mij een kamer aanbood in haar grote huis. Tante Elly (35) zat nog steeds in het verwerkingsproces van haar echtscheiding. Uit haar klaagzangen bleek dat ze nog steeds niet kon begrijpen, waarom hij, Ton, haar van de ene op de andere dag verlaten had … hij was toch zo’n rustige, lieve man, die twee lieve kinderen bij haar had verwekt.


Op een dag stemde ze er mee in dat, John, mijn beste vriend uit Rotterdam, een weekendje mocht overkomen en blijven slapen. Het was 1970. Twintigers waren John en ik. De tijd van seks, drugs en rock and roll: John en ik gingen allereerst op zoek naar ‘shit’ . Die was gauw gevonden. Allebei hadden we een portie ingeslagen, waar we het hele weekend veel lol van zouden gaan beleven ... dachten we tenminste. Tot tante Elly onze voorraad ontdekte, in de lade van mijn nachtkastje.

‘Ik had er al zo’n vies vermoeden van’ zei ze, ‘jullie stellen me hevig teleur, weet je dat? Wat denk je dat je moeder hiervan zou vinden, Jos? Eigenlijk zou ik jullie op de trein naar Rotterdam moeten zetten. Ik voel me echt in de maling genomen. Kom maar op met dat spul. Ik spoel het door de wc. Dan heb je er geen lol van en doet het jullie ook geen kwaad … kom zo naar beneden. Het eten is klaar’.

We aten erwtensoep. Het was helemaal geen erwtensoepweer. Tante Elly deed wel meer rare dingen. John en ik vonden het ook vreemd dat drie glazen wijn volgeschonken werden bij de erwtensoep. Alsof alcohol geen drug is.

Hanny en Rob, haar kinderen, aten braaf hun bordjes leeg en vroegen of ze op hun kamer naar de televisie mochten gaan kijken. Tante Elly hoefde niet eens te weten waar ze naar gingen kijken. ‘Ga maar en zet het geluid niet te hard.’

Na het eten dronken we met zijn drieën de eerste en ook de tweede fles wijn nog leeg. Tante Elly was aangeschoten. Ze kon duidelijk niet tegen alcohol. Steeds luider ging ze praten en lachen. Steeds langduriger gingen het over haar favoriete onderwerp: seks.

Ze zat daarbij zowel John als mij om beurten verlekkerd aan te kijken. Toen ze, later op de avond, tussen mij en John in op de bank kwam zitten vonden we het welletjes en gingen we snel naar onze kamer, tante Elly verbouwereerd achterlatend.
Zo’n lekker wijf was zij nou ook weer niet.

woensdag 14 augustus 2024

HEUPTASJE LEEG.

 Heuptasje leeg.


Helemaal honderd procent zeker ben ik er niet van. Maar ik denk, dat ik in de nacht van maandag 12 op dinsdag 13 augustus geslaapwandeld heb. Ik ben, totaal onbewust, uit mijn bed gestapt. Waarom? Geen flauw idee. Waarschijnlijk om te plassen. Ik weet het echt niet. In ieder geval ben ik naar buiten gelopen. In mijn zwarte voetbalbroekje en mijn zwarte t-shirt. Mijn nachtkleding, de straat op gegaan. Daar word ik opeens wakker. Maar wáár ik precies ben weet ik niet. Na een paar stappen heen en weer zie ik in de ruit van de flat, het woord ‘Rodariflat’ staan. Daar woon ik. Dat weet ik zeker. Tegelijk realiseer ik me, dat ik een heuptasje bij me heb met m’n reservesleutels. Ik kan de flat dus gewoon weer in. Ik weet in de hal de lift te vinden. Zonder m’n bril kost het me wel wat moeite om in de lift de ‘vier’ te zien. Want daar moet ik heen: naar de vierde. Daar woon ik.
Vanuit de lift loop ik naar mijn voordeur. Die staat wijd open. Het licht in mijn halletje is aan. Ik ga naar binnen, sluit de voordeur en kruip weer snel mijn bed in. Geen idee hoe laat het is. ‘t Is nog wel donker.

Vanochtend doe ik mijn heuptasje af. Het is leeg. Mijn reservesleutels horen daarin te zitten. Waar zijn die nu dan? Ik bedenk me dat ik die sleutels vannacht, na de slaapwandeling aan het sleutelrek heb gehangen. Dat klopt. Daar hangen ze. Dat is voor mij de bevestiging, dat ik vannacht naar buiten ben gewandeld.

Ik zal mezelf ’s nachts veiligheidshalve beter moeten opsluiten in mijn eigen huis. Raar maar waar.

dinsdag 13 augustus 2024

KWELDUIVELTJE.

 Kwelduiveltje.

Stel je nou eens voor dat je een kwelduivel hebt. Een geniepig treiterkoppie. Iemand die je zó dwars zit, dat je die heel graag om zeep zou willen helpen.
Je bent zo bedonderd, vernederd, uitgelachen, hypocriet behandeld. Er is zo gelogen. Je bent voor schut gezet. In de maling genomen. Monddood gemaakt. Geblokkeerd. Jouw belangrijke informatie is geniepig achter gehouden. Met jouw veren is achterbaks gepronkt. Jij organiseerde een eventeenNiet jij, maar alle anderen werden daarvoor bedankt. Je hebt een half uur voor lul op de trap zitten wachten. Je wordt kinderachtig genoemd als je een afspraak wilt handhaven. Je wordt moeilijk genoemd. Neen, je bènt moeilijk! Je moet zwijgen. Praten mag/kan niet meer. Einde discussie. Dan kan ik niet anders dan stoppen. Maar het blijft schuren. Dàt moet ook afgelopen zijn.
Maar hoe? Doe je het zelf? Dwing je het stiekeme kwelduiveltje het zelf te doen? Huur ik één of mèèrdere anderen in? Wáár ga je het doen? Waarméé gebeurt het?
Met een mes, geweer, touw, water, handen? Van grote hoogte laten vallen, spijkeren aan het kruis (hihi), op de rails, op de snelweg? Met elektriciteit, gas, vuur, vergif, kou, hitte, het middel ‘X’, gevaarlijke hongerige dieren? Levend begraven? Een overdosis pillen, drugs? Vierendelen? (Nee, te ouderwets). Je wilt geen geweld gebruiken. Daarom verkies je uit mededogen de pijnloze weg.
Je laat een lieve vriendin een ‘look a like’ voodoo-pop maken van je leugenachtige kwelduiveltje. Doorboor die voodoo-pop met een speld in de hartstreek, wat einde verhaal betekent voor je akelige kwelgeest ...
‘Ach, lieve ..… , wees nou maar niet bang. Het doet geen pijn. Het zal in een vloek en een zucht gebeurd zijn. Wanneer precies? Alles op zijn tijd, kankertrut!’

maandag 12 augustus 2024

VROLIJKER.

Een dag of tien geleden bereidde ik me voor op mijn bezoek aan het theaterfestival: de acts inlezen, tickets kopen, koffer pakken en op 9292 de treintijden opzoeken. Achteraf geef ik toe: veel zin had ik er niet in. In dat hele festival. Ik wilde daar vòòraf niks over schrijven. Wilde niet verder het moeras in zakken. Ik kon het tegenover mezelf niet maken om thuis te blijven. Ik had in maart al veel geld neergeteld voor mijn verblijf daar. ‘Zonde van het geld’, zou dat zijn. Dus ik ben toch maar gegaan.


Dag één, dag twee en dag drie voelde ik me daar elke dag toch een beetje beter, losser. En … wie schetst mijn verbazing? Vanaf dag vier werd Den Bosch voor mij een feest. Alles. De B&B, de optredens, de andere toeschouwers, het weer, de parken, de vrouwen, de fiets, het eten, de standbeelden, het boottochtje, de spacecake, de oubliehoorns met bolletjes ijs.

Normaal gesproken zou ik zeggen: dit is een manie. Maar dat kon absoluut niet het geval zijn, want ik had trouw mijn pillen geslikt. Mij kon niks gebeuren.

De theatervoorstellingen waren altijd ’s middags. ’s Ochtends fietste ik naar leuke stadjes in de omgeving van Den Bosch: Hedel, Vught, Sint Michelsgestel en Rosmalen. Maar op de laatste ochtend ging ik niet fietsen.

Ik besloot mijn ziektekostenverzekering te mailen dat dit festival mij bijzonder heeft opgevrolijkt. Voorafgaand aan het festival was ik, zoals ik al schreef, somber gestemd. Bijna had ik mijn huisarts gevraagd om me antidepressiva voor te schrijven. Peperdure medicatie.

Al vanaf de eerste festivaldag verbeterde mijn stemming en dat nam eigenlijk steeds meer toe. Ik kan wel stellen dat ik me aan het eind van het festival, op dag zeven, in een bijna euforische staat bevond.

Gezien de zeer positieve beleving van dit theaterfestival mailde ik mijn ziektekostenverzekering te overwegen om dit festival in de toekomst ruimhartig te sponsoren. Alle voorstellingen kunnen dan gratis toegankelijk worden. Iedereen wordt gewoon vrolijker van dit festival. Uiteindelijk ook de ziektekostenverzekering, want per saldo vermindert dus de kostenpost ‘uitgaven depressie’.

Van mijn ziektekostenverzekering heb ik nog niks vernomen. Wel kreeg ik vanmorgen een mailtje van B&B Den Bosch ‘of ik niks miste?' Met stofzuigen onder mijn bed waren ze een potje pillen van mij tegen gekomen’.

zondag 11 augustus 2024

BILLEN KNIJPEN.

Vandaag heb ik iets gedaan waar ik liever niet over schrijf om het niet erger of echter te maken. Voordat ik op vakantie ging had ik mijn koelkast, op wat flesjes Spa Rood na, leeg gegeten en gedronken. Vandaag, ik ben net weer terug, heb ik aardappelen, groenten, bier, melk, yoghurt en nog wat spul nodig. Ga naar de Jumbo. Heb een boodschappenbriefje gemaakt. Dat ligt nu nog thuis op het aanrecht.


Mijn boodschappenwagentje, groen met witte balletjes, is in een mum van tijd vol. Vijfenveertig euro! Een scanmeisje … (waarom zijn het altijd meisjes?) … moet van een computer tien boodschappen uit mijn tas halen en controleren of die wel gescand zijn. Ik weet zeker dat ik de geitenkaas niet gescand heb. Die vindt ze niet in mijn tas. Kassa! Vier euro!

Als beloning, mag ik, als brave scanner, aan een draaischijf draaien. Zo kan ik een prijsje winnen. Als de rode pijl bij een banaantje stopt dan win ik een banaantje. Stopt de rode pijl op een rol toiletpapier dan win ik een rol pleepapier.
Ik zeg tegen het scanmeisje: ’Ik ben vierenzeventig jaar. Ik hoef niet zo nodig aan die schijf te draaien. Draai jij maar en neem die prijs mee naar huis!’

Thuis kom ik er achter dat ik wat fruit ben vergeten te kopen. Bananen, kiwi, appels en aardbeien. Opeens bekruipt me het urgente gevoel dat Jumbo me vandaag wel genoeg uitgewrongen heeft. Vijfenveertig euro. That’s the limit.

Met grote koeienletters staat er bij ingang van de super: honderd eenentachtig euro boete bij diefstal. Die baas van de Jumbo, die Frits van Eerd, is zelf een vuile dief: miljoenen heeft hij van de staat gejat door ongebreideld Jumbo-winsten wit te wassen.

De bananen en de kiwi’s weeg ik af. Maar scan ze niet. Het andere fruit leg ik daaronder. Mijn hart bonst in mijn keel. Ik adem te snel. ’t Is billen knijpen. Ik scan niks. Ik loop door de scanruimte, vlak achter een mevrouw met een overvol boodschappenwagentje. Ze heeft een scanbon. Daarmee opent ze het uit-hekje . Ook voor mij. Geen paniek! Niet wegrennen. Ontspannen loop ik naar buiten. Vanuit de winkel komt geen enkele reactie. Ik loop relaxed de straat uit. Verorber een ‘een gewonnen banaantje’. Smaakt echt lekkerder als anders.

zaterdag 10 augustus 2024

FINITO.

Zondag ben ik weer thuis. Normaal gesproken betekent dat: huis schoonmaken, fietsen of wandelen, op bezoek bij iemand, naar de bios en met het bord op schoot naar Studio Voetbal kijken en niet te vergeten ‘VPRO-Zomergasten’. Deze zondag in ieder geval geen huishoudelijk werk. Waar moet het huis vuil van geworden zijn? Alleen mijn buurvrouw is in mijn huis geweest om de planten water te geven. Zij is iemand die zich over het algemeen netjes gedraagt.


Op de laatste dag van mijn bezoek aan het theaterfestival Boulevard, heb ik de voorstelling ‘Beyond the Edge gezien. Acht jonge acrobaten proberen hogerop te raken door middel van een levensgrote installatie van ladders. Ze steunen daarvoor ook op elkaar. De hoogte is duidelijk spannend voor ze. Het in balans blijven net zo. Ze verkennen hun uitersten en testen hoe ver ze elkaar kunnen brengen. Fysiek zijn ze in de voorstelling honderd procent van elkaar afhankelijk. Het gaat deze middag allemaal adembenemend goed. Mooi om te zien.

Ik fietste vandaag ook nog even naar de ‘andere kant’ van Den Bosch. Die andere kant ligt achter het Centraal Station. Ik was die paar dagen in het drukke, feestelijke, toeristische, sfeervolle, warme Den Bosch geweest. Vòòr het Centraal Station dus. Maar àchter het Station ligt het Pendrecht, Overschie, Kreekhuizen, Lombardijen, Bloemhof van Den Bosch. Het is er grauw, stil, somber, verlaten, sfeerloos. Het lijkt bijna of er een lock-down is. De weinige mensen die zich op straat vertonen zijn ‘van kleur’. Elke redelijk grote stad kent dat soort wijken. De eethuisjes zijn voornamelijk Turks. Mijn laatste Bossche avondmaal genoot ik daar. Ik was daar toch. Ik at een zeer goed binnen te houden Turkse pizza (voor slechts 18 euro).

Daarna leverde ik mijn NS huurfiets in. Daarmee was voor mij Den Bosch voorbij.