woensdag 29 mei 2024

DINSDAG MARKTDAG.

Ik ben weer eens naar de markt geweest. Ik ga eigenlijk nooit welbewust naar de markt. Dat komt omdat ik er eigenlijk een hekel aan heb. Maar als ik toch in de buurt ben, loop ik er even over. Wip gelijk ook even langs in de bieb, die ligt bij wijze van spreken midden op de markt. De patat- en vislucht vullen die dinsdag de bibliotheek. Ook vervult de bieb dan de functie van openbaar toilet voor het marktpersoneel. Tsja, die mensen moeten natuurlijk ook hun behoefte doen.


Er was een tijd dat ik elke zaterdag ging markten voor groente en fruit. Tegenwoordig mag je zelf bij de marktkramen pakken wat je wil hebben. Vroeger moest je aanwijzen wat je wilde hebben en dan nòg pakte de linke marktverkoper wat hij zèlf kwijt wou. Ik bèn wat belazerd met half rotte bananen, appelen, beschimmelde mandarijnen, lychees, onrijpe peren, mango’s en ga zo maar door. Waren ze dezelfde dag niet rot, dan wel de volgende dag of de dag erop. Marktkooplieden waren oplichters. De lui die warme etenswaren verkochten zoals kibbeling en patatje pindasaus, die kon je wel vertrouwen.

De verkoper van peren en aardappelen was ook wel een prima vent. Zowel zijn peren als zijn aardappelen waren altijd goed te pruimen. De man had ook duidelijk lol in zijn werk. Altijd een lach op zijn gezicht. Hij deed het werk samen met een corpulent, dikkig, ietwat dommig, maar goedlachs mongooltje.
De aardappelboer en dat mongooltje waren broers. ‘Arend aardappel’ , zo noemde die koopman zijn broertje soms: ‘Weeg eens een kilo bintjes af, Arend Aardappel!’ Dat was natuurlijk z’n ‘nick name’. Zijn echte naam was Rob, hoorde ik later.

Mijn jongste broer, Marco, is toevallig ook een mongool. Hij is nu 53. We schelen 20 jaar. Veel bekakte en gestudeerde types menen mij te moeten verbeteren, als ik zeg dat mijn broertje een mongool is: ‘Oooh,’ zeggen ze dan, ‘dus je broer heeft het Syndroom van Down?’
‘Neen!’ antwoord ik dan. ‘Mijn broer is een mongool!!’ … Inderdaad. Dat zeg ik dan met twee uitroeptekens.

dinsdag 28 mei 2024

HITLAND.

Nelly van Klup heeft een wandeling georganiseerd in Hitland. Twaalf Klupleden (‘Kluppers’), drie mannen en negen vrouwen lopen mee. Hitland heeft niks met muzikale top hits te maken. Volgens kenners staat ‘Hitland’ voor ‘Heel land’. Het is een natuurgebied ten zuiden van Nieuwerkerk aan den IJssel. Het is een gevarieerd gebied met water, bos, moeras en weilanden. Sporen van vroeger zijn herkenbaar in het huidige landschap. Een grote diversiteit aan planten en dieren is daar te vinden. Jammer, want ik lees dit laatste pas als ik al lang en breed weer thuis ben en een hapje gegeten heb.


In Hitland was het stug doorlopen en praten over koetjes en kalfjes. Een verademing vond ik het ontbreken van schaduwrijke stukken bos. Het was vanmiddag zonnig en fris. Ik zag, zo ver ik kon kijken, de prachtige hemel, diep blauw met kleine witte en grijsgetinte wolken. Grote rijen rietstengels langs de paden. Uitgestrekte stukken grasland, doorkliefd door smalle, honderden meters lange sloten. Aan de horizon was de IJsseldijk te zien met piepkleine huisjes, auto’s als Dinky Toys, met in de skyline van Nieuwerkerk aan den IJssel, de streng gereformeerde kerk. Het hoogste gebouw van het dorp.

Ik was op de fiets vanuit Prinsenland naar Nieuwerkerk aan den IJssel gereden. Ik moest bij de Golfclub Hitland zijn.

Bij aankomst in Hitland kom ik Aad tegen. Uit Zevenkamp. Hij is net lid van Klup. Dit wandelen is zijn eerste Klup-activiteit. In nog geen drie minuten vertelt hij me, dat zijn vrouw een jaar geleden overleden is, dat hij in een eengezinswoning (vijf kamers) woont, met zijn kleinzoon van acht en dat de moeder van dat kind al een half jaar in Amsterdam woont. Dat dat kleinkind nog bij zijn opa Aad woont komt omdat de moeder van dat kind het beter vindt, dat ie eerst het schooljaar in Zevenkamp afmaakt.

En dan zet Klup het al op een lopen.

Heb ik verdorie Aad vanmiddag helemaal niks over mezelf kunnen vertellen. Dat komt er alsmaar niet van omdat we allebei steeds met een ander wandelmaatje aan het babbelen zijn.
Ik was echt van plan om Aad wat te vertellen over mijn ex, mijn huis, mijn fiets, Sparta, mijn hobby’s, mijn buurman/meelopertje Rob, mijn vrijwilligerswerk, mijn nieuwe schouder, mijn zoons, mijn schoondochters, mijn kleinkinderen, mijn op-een-na-oudste-zus en mijn logeer-konijn Koe.

Maar helaas ging Aad na de wandeling direct weg.



N.B. Als je niet weet wat Klup is: Google!

maandag 27 mei 2024

HET MOOISTE MEISJE VAN DE KLAS.

Op de toneelschool was ze het mooiste meisje bij mij in de klas. Haar toekomst was een zorgeloze vanzelfsprekendheid. Buiten kijf. Behalve Liesbeth zaten er nog dertien meisjes bij mij in de klas.


Alle hetero jongens uit mijn klas lieten hun geile fantasieën met Liesbeth zo vlak voor het slapen gaan, de vrije loop. Zeker weten!

Het was gewoon zo: eerst kwam Liesbeth en dan op grote afstand kwamen de andere dertien, ex aequo … in het grote peloton.

Ik moet heel eerlijk zeggen, voor mij persoonlijk kwam vrij kort na Liesbeth een heel mooie jongen over de finish, op wie ik ook een beetje verliefd was. Ik wist het toen nog niet zo helemaal zeker of ik nou ‘hé’ of ‘ho’ was. Dat heb ik trouwens nog steeds. Die twijfel. Maar tot op heden trekken de dames nog altijd aan het langste eind. Zeker, ze waren stuk voor stuk mooi maar bij lange na niet zo mooi als Liesbeth.

Óók mijn ‘echte liefdes’ konden niet aan haar uiterlijk tippen. Liesbeth was twee druppels water Brigit Bardot, in haar hoogtij dagen. Vòòr haar zeehondentijd zal ik maar zeggen.

Wij eersteklassers telden eigenlijk niet mee voor Liesbeth. Ze was niet alleen mooier maar ook groter dan ons allemaal. Ze had van dat (blonde) getoupeerde haar, dat maakte haar nog eens een stuk langer. Zelfs langer dan ik, want ik was met mijn 1.90m veruit grootste jongen van de klas. Ze zag ons gewoon niet staan.

Letterlijk keek ze óver onze hoofden heen naar de ‘mannen’ van het derde en vierde jaar. In de pauze en na schooltijd leek ze zich altijd prima met die knakkers te vermaken.

Voor een regie-opdracht van school kies ik een scène uit het toneelstuk ‘What’s up darling’ van John Daniels-Young. Daarvoor heb ik een ‘lelijk wijf’ en een ‘lekker wijf’ nodig. Dat ‘lelijke wijf’ is zo gepiept: dat wordt Sonja, een dommig, klein, foeilelijk klasgenootje. Voor dat ‘lekkere wijf’ verzamel ik al mijn moed en vraag Liesbeth.

‘Nee hebbie. Ja kejje krijgen, toch?.’

Ze keurt me zowaar een blik waardig. Zie ik het nou goed? Bloost ze nou?

‘Zullen we het er morgen verder over hebben, eh … dinges …hoe heet je ook al weer?

‘Jos.’

‘Ja, sorry hoor, Jos ik moet nu gaan, want ik heb een afspraak met Herman’.

Met Herman bedoelt ze Herman van Veen, die cabaretier. Dat is haar vriend.

zondag 26 mei 2024

EIGEN LEED.

 Alle leed stelt natuurlijk he-le-maal niks voor in vergelijking met het leed dat Palestina en Israël elkaar aandoen. Doch uit eigen ervaring weet ik dat er geen groter leed is dan eigen leed.


De pijn in mijn lijf gaat gepaard met borrelen, knorren, boeren en scheten. Natuurlijk wil je dat niet weten! Lees daarom niet verder! Want het wordt nog goorder!

Wat zou er loos zijn met mijn lijf? Normaal gesproken is knorren en boeren laten, niet iets waar ik me druk om maak.

Het begint rond het middaguur, na het douchen. Ik voel me gelijk na het dicht draaien van de kraan duizelig. Van duizeligheid heb ik na het douchen wel vaker last maar niet zoals nu … nu moet ik echt terug naar bed.

Ik word me toch misselijk! Krampen in mijn maag. Ga mijn bed uit. Ogenblikkelijk knallende koppijn. Bij de eerste beweging verlies ik mijn evenwicht. Val terug in bed.

’s Avonds heb ik nog steeds koppijn. Lig in bed. Normaal ga ik tegen tweeën slapen. Val nu om negen uur al in slaap. Als een blok. Om één uur in de nacht ben ik weer klaarwakker.

Mijn maag pompt voedsel de verkeerde kant op. Kotsneigingen heb ik nog niet. Wel continu het zuur. Geen Rennies in huis, dat zal je net zien.
Dit ongerief kwelt me sedert gisteren, rond het middaguur. Voor die tijd heb ik iets verkeerds gegeten. Moet wel.

Zal het de Elstar geweest zijn? Die rook nogal muf. Ik dacht niet dat dat veel kwaad kon. At het appeltje helemaal op. Helemaal ja! Van appeltjes eet ik altijd àlles op, behalve het steeltje.

Gelukkig is er van boven niks uit gekomen. Kotsen sloopt me, echt. Ik ben blij dat alles er uiteindelijk van onder uit is gekomen. De hoofdpijn is ook geweken. Net als de misselijkheid en duizeligheid.

Het is half drie als ik een beschuitje met een beetje Becel, kaneel en suiker eet. Daarmee komt mijn maag vast tot rust. Dan kan ik hopelijk nog een paar uurtjes slaap pakken.

zaterdag 25 mei 2024

MET UITZAAIINGEN.

Het toekomstperspectief van Karin is van de ene op de andere dag gekenterd. Ze gaat met haar partner Jef naar het ziekenhuis. Eigenlijk gewoon voor een controlebezoekje. Omdat ze de laatste tijd last heeft van pijnlijke plekjes op haar linkerborst, geeft ze dat aan.


Op foto’s van die linkerborst zijn wat vlekjes te zien die kwaadaardig zouden kunnen zijn. De oncoloog neemt wat stukjes huid af om op kweek te zetten. Over een paar dagen , na het weekend, mogen Karin en Jef terug komen voor de uitslag.

Het blijkt dat het goed mis is: borstkanker met uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Dreun! Allerlei zaken passeren dan de revue. In eerste instantie, termen van de arts: borst besparende operatie, chemokuur, bestralen. Karin en Jef, moeten zich daar maar eens goed in verdiepen. Ze krijgen een pakketje folders mee. Kiezen voor een bepaalde behandeling kunnen ze nu nog niet, want in het ziekenhuis weten ze ook nog niet precies wat het beste is voor Karin.

Wat ze wel gelijk doen, is mensen langsgaan, die zoiets al eens hebben meegemaakt; kort of lang geleden. Elke situatie is natuurlijk weer anders maar het is goed om kennis te nemen van de ervaringen, vooral van hen die er goed uit zijn gekomen.

Karin heeft contact gezocht met een vrouw van haar koor. Kort geleden is zij voor hetzelfde behandeld en ze functioneert nu weer prima: ze zingt weer uit volle borst mee!

Een schoonzus is ruim vijftien jaar geleden behandeld aan de borstkanker links met uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Ruim vijftien jaar geleden! De dame is inmiddels achtentachtig en nog bijzonder monter. Doemscenario’s zijn dus niet bij voorbaat noodzakelijk!

Nogal wat zaken zullen anders dan anders gaan. Karin heeft een baan. Ze gaat in haar werk eerder over haar grenzen, dan dat ze gas terug neemt. Straks kàn ze niet anders dan zich ziek melden. Hoe lang? Een, twee, drie maanden? Een half jaar? En … hóé gaat ze terugkomen? Slechter dan nu ? Dat is natuurlijk niét persé noodzakelijk.

Jef slaat zijn arm om Karin heen en zegt, met tranen in zijn ogen: ‘Het is vreselijk Karin, maar het is niet anders! Het moet blijkbaar zo zijn, schat, maar mijn gevoel zegt, dat wij hier samen stèrker uit gaan komen.’

vrijdag 24 mei 2024

GANZEN.

Een buurman van me, Luc, nota bene een ornitofiel, noemde de overbevolking van ganzen in de stad een vorm van miljeuvervuiling. Daar kan ik me helemaal in vinden.

Laatst had een gans vlakbij zijn huis een ei gelegd. Luc moet te vaak en te lang naar zijn zin wachten voor overstekende colonnes ganzen.


‘Weg ermee,’ aldus Luc. Geef hem maar eens ongelijk. Time is money, toch? Hij wacht onrustig af tot de nacht. Geen mens meer in de buurt. Hij sluipt naar het nest met het ei. Verjaagt met z’n paraplu de broedende gans, die luid protesterend in het donker verdwijnt. Als een professionele baseballer geeft hij dat ei een gooi. Voldaan pakt Luc zijn nachtrust weer op.


Buurman Arthur zit in zijn auto. Wacht op het moment dat zijn ganzenbuurvrouwtje liefdevol haar vrijwilligerswerk gaat doen. Tussen half zeven en zeven uur is dat. De tot een levenslang vliegverbod veroordeelde vogels worden rond kwart over zes al onrustig.


Gakgakgakgakgakakgakgakgak. Zo pijnigen de ganzen de oren. Vele malen luider dan hier gesuggereerd kan worden. Gespannen schommelende ganzen richting singel. Ze pikken als ’t kan nog wat grassprietjes mee. Gek wordt Arthur van dat ganzen-geroezemoes. Slapen doet hij al lang niet meer in zijn bed maar in zijn Saab. Die staat een eindje verderop bij de Spar voor de deur.


Het ganzenvrouwtje opent om precies half zeven haar voordeur. Ze strekt haar arm met het zakje brood uit. Even springen wat hebberige ganzen tegen het vrouwtje op.
‘Hup, hup, hup!!’ Meer hoeft ze niet te zeggen en nog niet eens zo luid. De vogels kennen haar na al die jaren. De ganzen schuifelen zich aaneen tot een groot, donzen dekbed, dat nu richting Singel beweegt.


Arthur rijdt met zijn auto op hoge snelheid in op het schuifelende dekbed. Het ganzenvrouwtje wil hij ontwijken. Op zich is het is hem niet om haar te doen. Als, onverhoopt voor haar, in een klein hoekje toch een ongelukje zit … is dat jammer. Arthur kan er even niet meer van wakker liggen in z’n eigen bedje.

donderdag 23 mei 2024

KOUD EN NAT.

Het ijs staat op mijn slaapkamerramen. IJsbloemen. Millimeters dik. Met een flinterdun dekentje is slapen hier ’s winters niet te doen. Extra beddengoed is nodig. Desnoods opa’s afgedragen winterjassen. Als het vriest, moet er ònder de dekens worden geslapen, om je neus en oren te sparen. ‘s Nachts condenseert ’t hier … die dikke jassen op de bedden zijn dan kleddernat. Daar houd ik van.



In de nok van mijn gevel is de vliering … de onheilspellende, donkere, krakende vliering … die door ‘de ladder’ verbonden wordt met de slaapétage. Vanaf de vliering wordt de vrieskou naar de drie slaapkamers gejaagd. Dáár komt alle kou terecht ... blijft alle kou ook hangen. Ik hecht echt, heel hecht aan deze lage temperaturen. Die kilte past precies bij mij.


Binnen vriest het bijna even hard als buiten. Het water bij de wasbak is stervenskoud. Van water is soms geen sprake meer. Water is dan ijs geworden. Perfect … zo krijg ik hier mijn ijspaleis.
Met regelmaat piest de familie ’s nachts in de wasbak. Niet te harden daar die stank en niet alleen bij de wasbak. Over de hele slaapétage. Dubbel penetrant dat urine-ijs. Als ik ergens de pest aan heb ...


Op de slaapkamers stínkt het niet alleen. Het ziet er ook niet uit. Alle drie de slaapkamertjes … bouwbehangetjes nog steeds en … zeil, van die goedkope, opkrullende, makkelijk scheurende, rotzooi ... dezer dagen moet de familie afzien: ‘met hun blote voeten op het kouwe zeil’.


Op elke slaapkamer hangt een wijwatervaatje aan de muur. Vòòr het slapen wordt smartelijk tot God gebeden voor een gerieflijkere woning. Maar dat gaat nooit lukken. Ze zullen het voorlopig met mij moeten doen: dit koude kuthuis.