maandag 29 juli 2024

PARIJS.

De Olympische Spelen in Parijs zijn dezer dagen hot-news. Hoewel ik een sportliefhebber ben volg ik dit evenement niet zo fanatiek. Sport liever zelf. Ik kijk wèl naar het journaal. Hoor af en toe wie goud, zilver of brons heeft gewonnen. Luister met frisse tegenzin naar de enthousiaste bijna hysterische geluiden van de dienstdoende verslaggever. Het doet soms pijn aan mijn oren de herrie, die opklinkt, zelfs wanneer er bij synchroonzwemmen slechts een bronzen medaille wordt binnengehaald. Ik zou het zelf niet kunnen, hoor, noch het synchroonzwemmen noch het commentaar geven.


In elk journaal wordt met trots melding gemaakt van het totaal aantal plakken die zijn binnengehaald door 'onze' sporthelden. Ze kunnen het daar niet laten om ons kleine aantal medailles met dat van de Chinezen te vergelijken. Dat land is natuurlijk gigantisch. China staat normaal altijd nummer één in het medailleklassement, vandaag nog niet, nu zijn ze derde, achter Australië en Zuid-Korea. Nederland vinden we meestal en stuk lager terug, negende ofzo. Maar nu hebben ‘we’ nog niks.

De krant is nu rijkelijk gevuld met uitgebreide analyses en sfeerverhalen over onze olympiërs. Elke dag minstens vier pagina’s. Vandaag kregen de wielrensters Ellen van Dijk en Puck Pieterse 'faalaandacht'. Ellen was tijdens een trainingsrit in Nederland tegen een stilstaand aanhangwagentje gekleund. Daar was ze nog veel te geblesseerd van. Ze werd elfde in Parijs. Puck kreeg gewoon op de wielerpiste een lekke band en werd vierde in plaats van dat ze zilver won. Domme pech.

Tsja en de misstap van Steven van de Velde, ‘onze’ beachvolleyballer werd hem acht jaar na dato nog flink ingepeperd. Als negentienjarige had hij seks met een twaalf jarig meisje. Daarvoor had hij zijn straf al lang uitgezeten. Samen met zijn maatje Mathew Immers verloor hij de wedstrijd tegen Italië. Uitgeschakeld is het duo nog niet.

Ik blader die Olympische pagina’s snel door. Eerlijk gezegd kijk ik nog wel even of er misschien nog een verdwaald voetbalnieuwtje in staat, want voetbal is mijn geliefde sport. Maar meestal is er in deze periode geen nieuws. Het voetbal moet nog op gang komen. Dat is voor de kranten voorlopig nog bijzaak.

Persoonlijk was ik vandaag trouwens graag in Parijs geweest voor een lekkere duik in de Seine.

zondag 28 juli 2024

HUISDIER.

Je moet een huisdier nemen, krijg ik regelmatig te horen, van mensen die waarschijnlijk denken dat ik eenzaam ben’. Vandaag weer. Buurman Cor nu.


‘Wat voor beest dan, Cor?
‘Neem een hond, dat zou ‘n prima wandelmaatje voor je zijn.

'Ik ben vaak niet thuis en ga een paar keer per jaar op vakantie ... fietsvakantie meestal … da’s toch niks met een hond .’

'Moet je dan persé gaan fietsen op die vakanties van je? Kan je niet gaan wandelen? Een hond holt graag mee!’

‘Neen’, zeg ik beslist, ’dat zijn meestal fietsvakanties, zei ik al, met groepen, Cor, en bovendien de combinatie hond-fiets … een hond loopt continu in de weg. Dat wordt een kwelling voor dat beest, voor mij en de andere fietsers.’

‘Ook lastig is dat ik dat beest drie of vier keer per dag uit moet laten. Dat gaat me nooit lukken. Neen Cor, een hond is te veel een handenbinder. ‘

‘Vroeger,’ vervolgde ik, ‘ hadden we een heel leuke hond, een bastaard Gordon Setter. Sita heette hij, een vrolijk beest. Zelfs de drie poezen, vonden hem wel tof. Hij liet hen rustig een deel van zijn eten oppeuzelen. Toen moesten we wel vaak iemand regelen om Sita uit te laten. Dat lukte altijd moeiteloos. Ook sleepten we Sita overal mee naar toe. Veel plezier hebben we gehad aan die hond. Die hond ook aan ons, trouwens. Als ik me echter zoals nu, op mijn oude dag, voorstel als hondenbezitter krijg ik op slag een burn-out’.

‘Wat denk je dan van een poes?,’ zegt Cor, ‘dat is een solitair beest, daar heb je geen omkijken naar … èn die heeft zijn kattenbak.’

‘Oh neen, Cor, … die walgelijke kattenbankstank wil ik niet in mijn huis hebben en overal die kattenharen. Ik krijg nou al jeuk‘.

‘Een goudvis misschien? Daar heb je een rustige, propere, niet zo bewerkelijke huisgenoot aan.’

‘Okee Cor, als ik zo af en toe die goudvissenkom bij jou mag stallen, ga ik me daar op oriënteren’.

zaterdag 27 juli 2024

LUISTER NAAR ME.

Luister naar me.
Ik heb mijn boodschappenbriefje bijna afgewerkt. Alleen nog een paar broodjes voor vanmiddag bij de soep. Bij dat broodschap staat een leuke, ’s zomers geklede jonge vrouw van kleur, vrolijk mee te zingen met ‘Ecoutez-moi’ van Claude, de song die door de supermarkt klinkt. Als onze blikken elkaar kruisen staan we opeens allebei tegelijk te lachen.
‘Leuk hè, dat liedje!’ zeg ik.
‘Ja, zeker’, lacht ze.
‘Jaaaa, zelfs een oude man als ik vind dit een leuk liedje … zo vrolijk ook!’
‘Ja 't is echt een lekker nummer’ zegt ze.
‘Maar ik moet wel eerlijk zeggen, dat ik de muziek van de Rolling Stones en Bob Dylan liever hoor. Ken je die?’
‘Ja, natuurlijk ken ik die’.
‘Weet je ook wie Mick Jagger is?’
‘Neen, nooit van gehoord.’
‘Dat is de zanger van de Rolling Stones. Hij is vandaag jarig! Hij is eenentachtig geworden. Hij is superfit en zo fris als een hoentje. Als hij toert met zijn band, neemt hij altijd zijn eigen mobiele gym mee. Kan hij dagelijks sporten’.
Ik doe vier pistolettes in een plastic zakje.
‘Keith Richard is een van de gitaristen van de Rolling Stones. Het is echt een wonder dat hij nog leeft. Nauwelijks bewegen, veel roken, drugs gebruik ook en …‘
‘Stoppen nu, man!!’, denk ik …
‘Ecoutez-moi’ is afgelopen.
‘Oh, leuk om te horen allemaal,… u bent zo te zien ook nog heel fit’ … ze stopt een paar baguettes en croissants in een zakje ...
Ik ga afrekenen bij de scankassa: ‘Zal ik haar nu nog vertellen hoe ik heet’, denk ik, ’dan zegt zij mij misschien háár naam wel ... Neen! Doe normaal, opa! Ga naar die kassa, nu!’
Vòòr de kassa realiseer ik me dat ik mijn broodjes nog niet gescand heb. Ik laat mijn boodschappenkarretje voor het scanapparaat staan en loop terug naar het broodschap.
Zij gaat net op weg naar de kassa en zegt: ‘Wat u net zei, ga ik straks thuis vertellen … heel leuk om te weten. Dag meneer’.
Ik lach haar vriendelijk toe: ‘Tot ziens, hoor’.
In mijn hoofd zingt Claude nog: ‘Écoutez-moi, Écoutez-moi’.
Klinkt goed.

vrijdag 26 juli 2024

EEN REISJE LANGS DE RIJN.

Negen jaar geleden toen ik in Prinsenland kwam wonen leerde, ik Hans kennen. Ik werd lid van het koor, waar hij al jaren zong. Ik was toen 65; Hans 76. Muziek en zingen was Hans’ grote passie. Hij had een enorme verzameling cassettebandjes. Met vooral Nederlandstalige muziek.


Ik ging op dat koor … een manier om mensen te leren kennen, in deze voor mij nieuwe wijk. Ik was net gescheiden, had veertig jaar in het Oude Noorden gewoond. De dirigent zette me naast Hans neer. Een prima beslissing.

Toen Hans tachtig werd wilde hij samen met het koor ‘Een reisje langs de Rijn’ zingen. Ik zou voor alle koorleden de tekst daarvan uitprinten. Daar was Hans blij mee. Het werd een succes.

Ten tijde van Corona stopte het koor. Hans en ik hielden contact. Om en om gingen we bij elkaar koffie drinken. Hans draaide bij hem thuis Willy Alberti, Johnny Jordaan, Rita Corita. Ik liet thuis mijn muziek horen: de Stones, Dylan, Simon and Garfunkel. Ik kon aan zijn gezicht zien, dat ie dat niks vond. Hij heeft het nooit gezegd.

Eind vorig jaar was ik hem even kwijt. Ik deed een briefje in zijn brievenbus. Vrij snel kreeg ik een reactie van zijn dochter: haar vader had een beroerte gehad. Hij was tegen zijn ledikant gevallen, met als gevolg een pittige hoofdwond. Maar die beroerte heeft hem lelijker te pakken genomen.

Hij ligt nu in een verpleeghuis.
Elke zaterdag ga ik bij hem op bezoek. Hij gaat snel achteruit. Wordt opgeblazen-dik en gaat slechter lopen. Al een paar maanden herkent hij mij niet als ik bij hem op bezoek kom. Hij is onrustig … zoekt in zijn kamer naar zijn sleutels, die hij, als hij ze gevonden heeft, op een andere plaats neerlegt en dus ook weer kwijt is.

Hans wordt boos als medebewoners zijn kamer in kijken: ‘Doorlopen, er is hier toch niets te stelen’, roept hij dan. Hij werd echt agressief toen een buurvrouw te lang naar hem bleef staan staren: hij vulde een bloemenvaas half met water en gooide dat bij die vrouw in haar gezicht.

Het was Hans’ laatste ‘grote’ daad. Steeds meer werd hij een ‘dood vogeltje’. Op het laatst zong Hans af en toe nog een regeltje uit ‘een reisje langs de Rijn’ en zonk dan weer weg.

donderdag 25 juli 2024

DE BRUG.

Verderop staat iemand tegen de reling van de brug. Ik ben daar nog een heel eind vandaan. We zijn de enige twee op die lange brug. Het weer is slecht. Ik heb mijn korte rode leren jasje toch wel open. Omdat ik niet het miniemste straaltje van de zon op mijn hoofd mag krijgen draag ik altijd een zwarte pet met een hele grote klep. Dus als je misschien vanmiddag zo iemand op een brug heb zien lopen (rood kort jasje, zwarte pet met grote klep) dan zou ik dat best eens geweest kunnen zijn.


Ondertussen nader ik die ander op de brug. Het is een man. Ik zie nu dat hij niet op de brug staat maar tegen de reling van de brug leunt. Voor de rest kan ik nog niks over hem zeggen. O ja, ik zie nu ook dat hij een fiets bij zich heeft, die staat achter hem ... de kleur van de fiets kan ik nog niet goed zien … het zou net zo goed een rode, als een blauwe kunnen zijn … daar durf ik nog niks over te zeggen.

Ondertussen ontstaat er bij mij aan weerskanten van de brug een gekrioel van jewelste. Ik moet nog één detail vertellen. De brug loopt over een stuk water … nee, geen rivier, geen meer of weidse sloot. De brug loopt over een soort immense stadsvijver.

De wezenloze drukte die opeens aan weerskanten van de brug en eronder heerst, wordt veroorzaakt door vissen, kikkers, salamanders en andere zoetwaterwezens, van allerlei formaat. Wel één meter springen zij boven de waterspiegel uit. Zij doen zich te goed aan de talloze insecten, die in die zone boven het wateroppervlak rondzoemen. De samenklank van dit zoemen en plonzen is welhaast hallucinerend.

Inmiddels ben ik bijna bij de ander op de brug beland. Zijn fiets is blauw. Hij heeft een groen visserspak aan en staat te vissen. Dan is hij hier duidelijk op de verkeerde plek.

’Hé, kerel, tweehonderd meter terug, daar sterft het van de vis. Je ziet het hier vandaan. Kijk dan! Luister dan! Hoor je het niet? Daar!’

De man kijkt me wazig aan. Vraagt of ik wel spoor en vist onverstoorbaar door. Onthutst loop ik maar door.

Aan deze kant van de brug is het een oase van rust.

woensdag 24 juli 2024

B&B vVAN DEBBIE.

Ik ging zitten aan een tafeltje in de foyer van bios Kino maar dat zat niet lekker. Een paar meter naar achteren was nog wel een plekje op een bank. Daar zat een man verwoed te tikken op zijn smart-phone. Hij kwam me vaag bekend voor.

Ik was hem op één meter genaderd en hoorde hem zeggen: ‘Hallo Jos!’

Toch een bekende dus? Hij deed zijn donkere bril af….
’Stefan! Ik had je niet herkend … ik heb je nog nooit met een bril op gezien, man.’

‘t Is mijn leesbril’.

Ja, nu was het weer helemaal ‘Stefan’. Een oud-collega van me, alweer zo’n veertig jaar geleden. Hij is wat jonger dan ik. Een vrolijke, vriendelijke, zeer behulpzame oud collega was hij.

‘Naar welke film ga jij?’

‘Spoorloos’.

‘Ik ook’.

Onderweg, op de fiets van huis naar hier, had ik toevallig nog aan hem gedacht. ‘Goh’, dacht ik, ’t is al weer lang geleden dat ik Stefan heb gezien’. We komen elkaar zo’n twee á drie keer per jaar tegen. In het theater, de bios of een museum. Meestal in de bios. De laatste keer was al weer vorig jaar.

Hij zag er echt goed uit. Net terug van vakantie. Een theaterweek in Spanje met docent Loes Luca. Leuk! Gelogeerd in de van tv bekende B&B (Vol liefde) van Debbie. Hij was de enige man in de drama-cursus tussen negen dames. Wat Stefan betreft hadden er wel wat meer mannen bij mogen zijn. Mede gezien zijn geaardheid.

In de filmzaal zitten Stefan en ik ver uit elkaar. Ik op de achterste rij, vlak bij de uitgang. Hij zowat in midden in de zaal. Toen de film afgelopen was, riep ik van achter uit: ‘Dag Stefan, tot ziens.’ Hij draait zich om en zwaait.

Als ik bijna bij de uitgang van Kino ben tikt Stefan op mijn schouder. Hij was blijkbaar snel achter me aangekomen ... wilde zeker nog even contact … hij vond de film wat tegenvallen, zei hij, een beetje gedateerd. Ik zei dat ik genoten had … en we gingen toen ieder weer ons weegs.

Op de fiets terug naar huis dacht ik weer aan Stefan. Hoe collegiaal hij vroeger was, hoe aardig hij elke keer weer is als we elkaar ontmoeten, hoe aanstekelijk hij me vertelt over zijn theatervakantie in Spanje. Stefan is een heel leuke, lieve man. Ik houd van die man.

dinsdag 23 juli 2024

WACHTKAMER.

Zaterdag was ik vier uren in het IJsselland ziekenhuis. Paula, een vriendin, was verkouden en ze vreesde voor longontsteking. Ze had koorts: 38,3. Met spoed moest ze naar het ziekenhuis komen. Ik ging met haar mee. We mochten plaats nemen in de wachtkamer. Daar zaten al acht mensen.


Er zat een man met voetbalschoenen, zich letterlijk te verbijten van de pijn. Ik verzon dat hij op een kunstgrasveld gevoetbald had en gevallen was: gebroken pols, schatte ik in.

Ondertussen kwamen er weer mensen binnen onder andere een echtpaar met een piepklein jongetje: lijkbleek, hologig. Het kind zei ‘neen’ tegen alle eten en drinken. De ouders leden niet onder het gedrag van het doodzieke ventje. Ze maakten grapjes met elkaar en deden spelletjes op hun smartphone.

Wij zitten nu al twee uur in de in de wachtkamer. De mensen die er zaten te wachten, toen wij binnen kwamen zijn al lang (en breed) geholpen. Niet iedereen heeft natuurlijk dezelfde dokter nodig hier. Dat bijna dode ventje had een kinderarts nodig ... mijn vriendin een longarts …. maar die bleek (heinde en) verre te wezen … na drie uur zaten we nog in de wachtkamer.

Het zou een verbetering zijn als het in de wachtkamer wat leuker zou zijn. Toegegeven: het is in zo’n ruimte op zich doffe ellende. Daarom juist, kan wat amusement wat opbeurend werken. Waarom geen wachtkamer- clown ingezet? Dat hoeft niet duur te zijn. Een clinic-clown is immers een vrijwilliger. Hang er een tv op, vertoon romantische komedies en tekenfilms!

Er kwam nog een dikke vader binnen met een huilend joch van vier op zijn arm. De man vertelde nog wat bozig dat hij eens geëist had, dat het ziekenhuis iemand langs zou sturen voor zijn koortsige spruit. Hadden ze een clinic-clown op hem af gestuurd! Het kind op zijn arm zette het meteen, op een janken, nadat zijn vader het woord ‘clinic-clown’ had uitgesproken. Dat janken ging over in kotsen, over de baard, de jas en de broek van de onsympathieke dikke vader. Na dit tafereel kon mijn middag niet meer stuk.

Na drie en een half uur waren Paula en ik aan de beurt. We hadden een heel aardige longarts, die constateerde dat mijn vriendin snipverkouden was.

O ja, voor de volledigheid nog: bij die kunstgrasvoetballer bleek dat zijn arm uit de kom was. Tsja

maandag 22 juli 2024

PLECHTIGHEID.

Hoewel ik me nog allerminst ‘deadish’ voel, ben ik vandaag volop met mijn dood bezig. Misschien ga ik pas over twintig jaar de pijp uit. Maar het zou net zo goed kunnen, dat ik morgen het loodje al leg. In dat geval is het handig als mijn nabestaanden weten wat ik als ‘dode’ wil. Ik heb op een rijtje gezet wie op de hoogte gesteld moeten worden, wie een rouwkaart krijgen en welke instanties geïnformeerd moeten worden.


Een van de belangrijkste dingen om te weten voor de nabestaanden is wat ik precies met mijn stoffelijk overschot wil. Hoe dat precies in de praktijk zal gaan, daar heb ik geen flauw idee van, maar ik stel mijn gehele lichaam ter beschikking van de wetenschap.

Wat betekent dat voor de crematie? Gaat die überhaupt wel door als mijn hele lichaam geschikt is om te doneren. Wat moet er dan nog in het crematorium gebeuren? Alleen de kist cremeren?

Als er geen enkele stoffelijke rest meer van me over is, komt er dan toch nog een plechtigheid. Zonder kist? Neen? ... Maar wat dan wel? Toch wel een plechtigheid in een zaaltje, met vier rijen stoelen en een tafeltje met daarop dat mooie portret van mij. Geschilderd door m’n ex. Twintig was ik. Toen zag ik er nog enigszins toonbaar uit.

Tsja, en dan ‘wáro’? In het buurtcentrum! Lekker dichtbij. Wie wil, mag me toespreken en kan mijn portret bewonderen. Ik ben tegen de ‘koffie en cake’. Er zal bier, wijn en jonge jenever zijn, alsook pittige gesorteerde nootjes en blokjes oude kaas.

Qua muziek wil ik alleen de ‘Sparta Mars’ laten horen en laten meebrullen. Verder maakt de muziek me niet uit. Laat mijn allernaaste familie dat maar lekker uitzoeken. Er moet een goed geluidje zijn daar in die zaal.

Het zou leuk zijn als er ook gedanst gaat worden. Wild of kalm. Dat is natuurlijk geheel afhankelijk van de muziek. Op Simon and Garfunkel dans je nu eenmaal anders dan op Pink Floyd.

Maak er maar een levendige boel van t.z.t.

zaterdag 20 juli 2024

DIE ZOEKEN WE OP.

Vanochtend (vrijdag) een uurtje gezwommen. Van half acht ’s tot half negen lag ik in ’t water. Een uur lang zwembabbelen met mijn buurvrouw. Mijn schimmelnagels kwamen ter sprake. Ik heb echt vieze schimmelnagels, aan allebei mijn grote tenen, donkerbruin, –geel en week. Daarom durf ik mijn sandalen niet te dragen zonder kousjes. Dat is natuurlijk stom! Lekker luchtig schoeisel en dan toch nog kousjes aan. Mijn buurvrouw heeft meestal à la minute praktische oplossingen voor problemen, die ze zelf nooit heeft. ‘Ga met je tenen spartelen in azijn. Bejje d’r zo vanaf!’ En zo zit ik nu dus te schrijven, achter mijn pc, met mijn tenen in ’t zuur.


Vrijdag is echt gekkenwerk. Boodschappen doen bij de Jumbo. De Jumbovrouw, die normaal jattende scanklanten moet betrappen op diefstal, zit nu achter de kassa. Ik feliciteer haar. In de krant van vandaag staat dat Jumbo het jatwerk met de helft heeft teruggebracht. ‘Daar heb jij voor gezorgd,’ zeg ik haar. ‘Proficiat’. Ze lacht verlegen. Die onlangs weggewerkte Jumbo-directeur, Frits van Eerd, heeft miljoenen van de Staat gejat door zwart verdiend geld wit te wassen. Veel mèèr zwart geld heeft hij wit gewassen dan klanten bij honderd jumbo-filialen ooit bij elkaar kunnen jatten. Van Eerd en Jumbo krijgen zo een koekje van eigen deeg.

Weer tijd tekort deze vrijdag. Op de fiets gesprongen om volkorenmeel, zemelen en sesamzaad te kopen bij de molen langs de Rotte. Ik ga straks een lekker zuurdesembroodje bakken. Zuurdesem om het brood te laten rijzen, want ik gebruik nooit gist. Dat is chemische rotzooi. Tegenwoordig schijnt er iets mis te zijn met zuurdesem. In een aantal krantenartikelen , wordt een connectie gelegd tussen ultra-rechts en zuurdesem. In één adem door wordt dan ook de vrije school genoemd. Bij de connectie vrije school – extreem rechts kan ik me dan weer wel iets voorstellen. In de Volkskrant van 6 juli jl. stond een uitgebreid verhaal over de vrije school, geschreven door Daphne van Paassen met als titel: ‘De vrije school is zeer in trek bij witte ouders én bij extreemrechts’. Op de Renaissancescholen van Thierry Baudet (Forum voor Democratie) wordt ‘klassiek vrijeschoolonderwijs’ gegeven. Maar ……… het verband ‘zuurdesem’ –‘extreem rechts’ gaat mij vooralsnog even boven mijn pet. Die zoeken we op.

vrijdag 19 juli 2024

MR.MARVIS

Van dat kleine pestbeetje zon dat we dit jaar gehad hebben, zijn mijn benen tamelijk bruin geworden. Ik wilde dat graag omdat vorig jaar één van mijn buurvrouwen èn ikzelf getraumatiseerd raakten: zij van mijn extreem witte benen en ik van haar orenpijnigende uithaal: ’Zooooo, wat heb jij witte benen!!’ Dat gebeurde op 21 augustus 2023. Die dag droeg ik voor het eerst een korte (rode) broek. Daarna heb ik die rode korte broek lang niet meer gedragen. Ik schaamde me …

In de lente van 2024 had ik me voorgenomen om vanaf 1 mei weer mijn korte broek aan te doen. Nou had ik natuurlijk weer de pech dat het in mei en juni vrijwel constant goot … maar blijkbaar worden behaarde witte benen ook van stortbuien bruin. Ik heb er echt nooit wat opgesmeerd.

Veel zal het niet uitmaken: wat voor soort korte broek je draagt … en de kleur ook niet. Toch heb ik maar zo’n Mr. Marvis broek gekocht. Een zwarte, omdat ik überhaupt altijd in het zwart gekleed ga. Ik heb eigenlijk constant in dat ene zwarte broekje rondgelopen. Na een dag of vier waste ik ’s avonds het broekje met een beetje zeepsop uit, ‘s ochtends was het weer droog en kon ik het al weer aan. Het is alleen jammer dat mijn bovenbenen wit zijn gebleven. Die Mr. Marvis broekjes hebben tamelijk lange pijpen. Bijna tot op de knie. Als ik mezelf naakt in de spiegel bekijk, zie ik een man met een rood hoofd, van schouders tot knie wit en dan de bruine onderbenen.

Omdat mijn zoon Freek met vakantie zou zijn op mijn verjaardag kwam hij op 9 juli foebele bij mij kijken. Hij had een toepasselijk kadootje meegenomen : een oranje Mr. Marvis-broekje voor onder de match. Oranje was die avond niet zo veel soeps. Van mijn eigen kuiten heb ik toen meer genoten. Kejje nagaan.

donderdag 18 juli 2024

JUBILEUM.

In december a.s. heb ik een jubileum: ik ben dan 25 jaar bij tandarts Peter. In 1999 was ik voor het laatst bij mijn vorige tandarts op de Blaak. Die liet me drie kwartier wachten en ging toen iemand helpen die net vijf minuten binnen was. Ik stond op en zei die tandarts dat hij mij kon schrappen van zijn patiëntenlijst en liep gelijk door naar mijn huidige tandarts. Ik twijfelde er blijkbaar niet aan dat ik daar als patiënt geaccepteerd zou worden. Tandarts Peter Veler op de Westblaak, zo’n 500 meter verderop, vlakbij bioscoop Cinerama.


Vandaag ben ik daar voor een kroon. Mijn vierde. Een porseleinen kroon ter waarde van zeshonderd euro. Ik heb al kronen op een tand en drie kiezen.

Leuke tandarts, die Peter. Op mijn verzoek liet hij zijn assistente foto’s maken van mijn eerste en tot op heden gelukkig laatste wortelpuntbehandeling. Gottegottegot. Wat een ellende. Volkomen weerloos lag ik daar onder een behandellaken pijn te lijden. Nooit bekijk ik die foto’s meer.

Peter wil dat je één keer per jaar voor controle komt en twee keer per jaar naar de mondhygiënist gaat. Wat ik ook altijd braaf doe is tanden poetsen voor je naar de tandarts gaat. Nou was ik dat de laatste keer vergeten. Ik kwam er pas in de metro achter. Dat zei ik Peter ook met enige gêne. ‘Dat interesseert me nou geen ene reet', was zijn reactie, 'met mijn apparatuur spuit ik alle mondjes in een handomdraai schoon'.

‘Ga je zelf wel eens naar de tandarts, Peter?’ ‘Nou, dat is al heel lang geleden, Jos. Ik heb geen vaste tandarts en als ik eens last heb dan is er altijd wel een collega die me kan helpen.’ Ik vind het maar vreemd dat hij zich niet net als al zijn patiënten jaarlijks laat controleren. Nadat hij mijn kroon gezet heeft, sta ik op uit de tandartsstoel kijk Peter indringend aan en zeg: ’Nou neem maar plaats Peter, dan doe ik die contrôle nu wel even’. Dat vond hij wel grappig maar hij ging er niet op in.

Het geschenk dat Peter mij biedt voor mijn 25 jarig jubileum als patiënt bij hem, is een gecompliceerde, doch geheel kosteloze wortelpuntbehandeling.

‘Dat had je nou niet moeten doen, Peter’. Ik ben tot tranen toe geroerd.

woensdag 17 juli 2024

DE HOERENLOPER.

Naast me staat een mooie vrouw van middelbare leeftijd te wachten voor rood. Toen ze net aan kwam lopen keek ze even naar mij maar ze draaide haar hoofd meteen weer terug. Ik ben tenslotte maar heel gewoon.


Ik ga naar het metrostation en check in. Voor op het perron blijf ik staan. In het achterste gedeelte van de trein ga ik instappen. Uit mijn linker ooghoek zie ik de vrouw van daarnet naar achteren lopen. Zij gaat vòòr de trein in. De metro komt er aan … vlak voor me gaat de deur van de metro open . Ik moet opzij omdat er eerst mensen uit moeten … die gaan voor. Er zijn nog een paar bankjes vrij … maar dan ga ik achteruit. Daar houd ik niet zo van. Dàt toch liever dan de hele rit staan. Het rugzakje moet af. Meestal zet ik m’n rugzak tussen mijn benen zodat ik met mijn rug tegen de leuning kan zitten.

Ben er al weer bijna. Bij Beurs moet ik er uit. De mooie dame ook. Het is daar altijd zo stervensdruk. Bij de Beurs stap ik over op de metro richting Zuid. Die dame niet. Zij verdwijnt in de menigte. Ik hoef nog maar twee haltes.

Ik ga naar de bios: LantarenVenster. Vanaf Wilhelminakade is het tien minuten lopen. Het stukje van het metrostation tot aan de bioscoop is druk … veel toeristen … langs de Maas loop je dan … er liggen daar regelmatig gigantische cruiseschepen … met honderden passagiers uit alle delen van de wereld. Daar is ook het Fotomuseum en het nostalgische Hotel New York waar je lekker kan eten, drinken, slapen en waar vandaan je een prachtig uitzicht hebt over de Maas.

Vlakbij Hotel New York kan je via een brug, de Hoerenloper, de Rijnhaven oversteken naar de wijk Katendrecht. ‘Hoerenloper’ is niet de echte naam van de brug. De officiële naam is de ’Rijnhavenbrug’, een brug voor voetgangers en fietsers. De brug wordt de ‘Hoerenloper’ genoemd omdat die de wijk Katendrecht, de vroegere hoerenbuurt van Rotterdam, ontsluit.

Awel, ik ben nu aangeland bij de bios. Daar draait de film, die ik wil zien: Kinds of Kindness. Een film van de Griekse (super)regisseur Yorgos Lanthimos.

’t Was ‘n ontregelende film. Steengoed!

dinsdag 16 juli 2024

SOFTIJSJE.

 Vriendelijk was ik. Zò kocht ik de oubliehoorn met softijs: ‘Mag ik een softijsje van drie euro, mijnheer.’

’Dat wordt dan drie euro, meneer’ zei de ijsboer.
‘Ja,’ zei ik kortaf, maar niet onvriendelijk en ik overhandigde de verkoper drie euro. ’Alstublieft,’ zei ik nog.
De verkoper gaf me mijn ijsje en zei: ‘Fijne dag nog.’
‘Dank u … , werk ze,’ zei ik en liep de snackbar uit terwijl ik de punt van mijn softijsje afhapte. Het was een grote hap … ik was zó gulzig, dat ik vergat, dat ik daarvan pijn aan mijn hoofd zou kunnen krijgen. De door zo’n ijsje veroorzaakte hoofdpijn kan heftig zijn. Godzijdank trok de hoofdpijn snel weg . De rest van het ijsje at ik in alle rustig op.

Het was een rare dag. De zon scheen volop. Soms was het erg warm. Soms brieste er een oostelijk briesje en dan was het ineens een beetje fris. Door mijn voorzichtigheid met dat ijs en door de warmte smolt de ijsco sneller dan ik kon eten. Het ging sneller dan ik dacht. Het ijs droop over mijn hand, mijn arm, mijn t-shirt en mijn oranje Mr. Marvis. Ik beet het puntje onderaan de oubliehoorn af maar dat had tot gevolg dat er een plasje smeltijs via mijn kin en mijn hals op mijn borst en t-shirt terechtkwam. Hoewel ik dit soort ijs vaker gegeten had was ik nooit eerder zo in moeilijkheden geraakt.

Ik had nu alleen nog een lege oubliehoorn in mijn hand. Even stond ik nog in dubio: eet ik hem op of gooi ik hem weg. Van alleen zo'n oubliehoorn krijg je behoorlijk dorst, dus gooide ik hem in een afvalbak. Daar stond ik toevallig toch net naast.

Ik voelde me niet zo op mijn gemak met die kleefklauwen en vuile kleren. Ik was gelukkig dicht bij huis, hooguit tien minuten lopen. Het was vrij druk op straat. Ik zag de mensen kijken maar ik deed net alsof ik dat niet zag. Ik keek zo half vooruit, half schuin naar de straatstenen. Soms hoorde ik mensen lachen maar ik wist natuurlijk niet zeker of ze mij uitlachten. Om mezelf gerust te stellen, dacht ik maar van niet.

Ik was blij dat ik thuis was. Ik maakte een sopje voor mijn vuile kleren en stapte zelf vlug onder de douche.

maandag 15 juli 2024

MOEITE MET LEZEN.

Het lezen gaat met de dag moeilijker. Ik had er nooit problemen mee om een hele dag te lezen. Tegenwoordig begìn ik de dag wèl met de krant maar binnen het half uur knallen m’n ogen dicht en ligt m’n kin op m’n borstbeen. Verder lezen onmogelijk. Maar in precies diezelfde seconde floept m’n kin weer omhoog en kan ik weer verder lezen. Ik ben dan wel de draad van m’n verhaal kwijt. Moet ik weer van voor af aan beginnen. Vervolgens vallen mijn ogen dan al na een kwartier wèèr dicht. Zo neemt het aantal leesminuten in de loop van de ochtend gestaag af. Aan het eind van de ochtend kan ik alleen nog maar het English Tea-vraagje lezen: wat moet ik daar nou aan doen, dokter?


‘Dokter, dokter?’ ik ben je dokter helemaal niet. Ik ben Peter de visboer. Ruikt u dat dan niet? Hij duwt me brutaal zijn vingers onder mijn neus. Het doet me wel ergens aan denken.
'Dokter, o, eh sorry, visboer, ik mankeer niks aan mijn neus, hoor! De geur van uw vingers kan ik niet zo een, twee, drie, thuis brengen. Ik kom hier voor mijn ogen, man!'
Hij roept, zoals marktkooplui dat altijd doen, héél luid en vlak naast mijn oor: ‘Forel, forel , vier eurootjes de pond, dat lust je wel!’ … kijk maar hier staat het: ‘Voor àl uw verse vis loop u Peter toch niet mis?!'

Peter vindt dat ik moet nagaan of ik me met meer slááp beter kan focussen. Want het zijn niet mijn ogen maar het is mijn concentratievermogen, volgens hem.
Gelukkig ben ik voor informatie en vertier niet honderd procent afhankelijk van lezen. Als alternatieven heb ik tv, radio podcasts, films, series en luisterboeken achter de hand. Het zou me niks verbazen als de visboer dat worst zou wezen.

‘Okee, dan ziet u me vandaag over veertien dagen weer, dokter’.
‘Ik ben uw dokter niet!! Ik ben de visboer, mevrouw. U mankeert volgens mij eerder wat aan uw oren dan aan uw ogen!’

‘Daarom hoef je nog niet zo tegen me tekeer te gaan. Ik bèn trouwens helemaal geen mevrouw!’

PITTEKONTJE.

 Pittekontje.

Cora, een ex-vriendin van me, was een groot dierenliefhebster. De allergróótste liefde van haar leven, was ik destijds zelf. Maar op de glorieuze tweede plaats kwam haar onvergetelijke hondje Pittie, door haar liefdevol ‘Pittekontje’ genoemd. Het lieve beestje is jammergenoeg alweer een aantal jaren terug overleden. Vergeten wordt ze echter nooit. Cora’s pc zit boordevol foto’s en video’s van Pittie. Bovendien zien we haar beeltenis op kasten, tafeltjes, muren en op haar bureau. Ook heeft ze een monumentje gecreëerd op een tafeltje waar geregeld, ter ere van Pittie, verse bloemen worden neergezet en kaarsjes worden gebrand.
Van honden weet ik te weinig om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Pittie was een heel klein ‘vuilnisbakkie’. Cora ging geregeld met haar naar het Kralingse Bos. Vòòr op de fiets zat Pittie. In een klein mandje.
Ze hield heel veel van haar hondje … ze dansten samen in de huiskamer op hits van Cliff Richard en Elvis Presley soms ook van de Beach Boys. Cora genoot er van. Pittie vond het maar niks. Het beestje piepte aldoor en als ze haar kans schoon zag, sprong ze van haar vrouwtje af. Dan zocht ze de verste uithoek van het huis op … Cora had de grootste lol.
Na het overlijden van Pittie had ze zich voorgenomen om geen dieren meer te nemen. Maar ze verpieterde zonder dieren. Haar omgeving drong er bij haar op aan om toch maar weer aan een beestje te beginnen. En dat is dan een kanariepietje geworden. Een knalrood kanariepietje, dat ze de naam ‘Lange’ gaf omdat hij iets groter leek dan de doorsnee kanariepiet (hij was trouwens ook een stuk roder dan normaal). Zingen deed hij al als de beste ….. en oorverdovend hard, omwonenden vreesden dat de ruiten van hun appartement van zijn gezang zouden springen. Cora’s bezoek drong er bij haar op aan om een doek over Lange’s kooi te gooien. Ze werden horendol van zijn helse getetter. Die doek hielp goed. Hij hield zich gedeisd.
Waarschijnlijk door al die negativiteit, leeft Lange nu in stilte. Cora treurt (ook in stilte) om haar zwijgzame vogelvriendje. Ze vermoedt dat de vogel in stilte protesteert tegen Cora's veelvuldige afwezigheid. Ze zit vaak bij mij thuis. Maar haar vogelliefde gaat nu ook weer niet zo ver, dat ze voor haar kanariepietje alsmaar thuis blijft zitten.

zaterdag 13 juli 2024

JARIG

 jarig


vandaag ben ik vierenzeventig geworden en omdat ik in mijn vijfenzeventigste levensjaar ‘zit’ zeg ik vanaf nu dat ik vijfenzeventig ben, aan het einde van dit levensjaar komt er een groot feest: verassend, dynamisch op een geheime locatie, met prachtig zomerweer, goede muziek en een uitstekende Indonesische catering, het wordt teezettee totaal anders als dit jaar, vandaag is het ook héél leuheuk, daar niet vahhann, alleen dat kutweer hè …. vijf lieve buurvrouwen zitten hier nu bij mij: Annie, Marijke, Hilde, Lucille en Manuela, alle vijf de dames gaven me elk drie luchtkusjes vervolgens verwenden ze me met kadootjes ... van Manuela, die me de hele dag ook al loopt te helpen (!), kreeg ik een Rituals shower foam (activated charcoal!!), van Marijke een fles wijn helemaal uit Chili: Aliwen, geen Saint Émilion maar je mag een gegeven paard niet in de bek kijken, even geproefd … goed binnen te houden, van Hilde kreeg ik gisteren al een bossie bloemen, toen ze vandaag binnenkwam duwde ze me ook nog es een boekenbon in mijn handen, van Lucille kreeg ik een fles Port, super en An tenslotte kwam met lege handen, ook veel later dan de bedoeling was want ze moest eerst nog door de Thuiszorg worden gewassen en aangekleed, ze is momenteel niet zo in orde, ze had geen tijd meer om een plantje voor me te kopen, zou haar dochter even doen maar dat heb ik nu nog steeds niet gezien wat mij overigens geen ene reet uitmaakt want ook zònder kadootje mag Annie volop mee genieten van de koffie (Kanis & Gunnik), thee, wijn (Saint Émilion, natuurlijk), frisdrank (Fanta), water (Evides), appel-kruimeltaart en blokjes oude kaas, die er bij de dames in gingen als koek, ze konden de heren er niet de schuld van geven want die waren er niet, de enige ‘man’ die er had kunnen wezen was Robbie , met hem ben ik een tijdje bevriend geweest maar ik wil nu absoluut niets meer te maken hebben met dat gore meelopertje van de foute wandelgroep ‘huichelen met Sonja voorop’ en tot slot móésten we vandaag lekker vet roddelen over enkele van onze buren maar daar laat ik geen woord over los.

vrijdag 12 juli 2024

CONVERSEREN.

Donderdag was ik voor het laatst taalvrijwilliger bij Het Huis van de Wijk. Er restte nog drie gesprekken met drie mannen, die Nederlands willen leren spreken. Luis uit Portugal, Georgis uit Syrië en Ayoub uit Irak. Al enkele jaren praat ik één uur per week uitsluitend Nederlands met hen.


Vijftien jaar geleden ben ik met dit werk begonnen. Met tientallen mensen heb ik in die jaren gepraat. Mannen en vrouwen uit alle uithoeken van de wereld. Turkije, Marokko, Polen, Afghanistan, India, China, Curaçao, Iran, Costa Rica, Rusland. Die laatste heb ik er na een half uurtje ‘uitgegooid’. Ik had geen zin om een Poetin aanhanger Nederlands te leren. Al die mensen waren al een tijdje in Nederland voordat ze bij mij kwamen converseren. Ze spraken een beetje Nederlands maar de durf om ‘los te gaan’ in het Nederlands was er niet. Daarvoor konden ze bij mij komen oefenen. Meestal na anderhalf à twee jaar kon ik ze los laten. Ze durfden.

‘Waar praat je met die mensen over?’ wordt me nogal eens gevraagd. De gespreks- onderwerpen van deze dag, de laatste dag dat ik samenspraak deed, waren exemplarisch.

Ayoub, 50, met Arabisch als moedertaal, vertelde dat zijn zoon (6), gisteren, hard tegen een mevrouw was opgebotst en vervolgens op zijn achterhoofd was gevallen. Er ontstond daar een supergrote bonzende bult. ‘Naar het ziekenhuis’ riep de een, ‘ijsblokjes opleggen’ riep de ander. Ayoub deed het allebei en de eerstehulpverpleger oordeelde: ‘niks aan de hand: houd je even rustig, jongen’.
Het viel niet mee voor Ayoub om dit voorval in het Nederlands te vertellen … zeker met die voor hem zo moeilijk uit te spreken ‘g’s’.

Luis, (56), de Portugees. Het is elke keer weer zwoegen voor hem. Hij ergert zich er aan dat hij woorden met ‘ui-klank’ niet goed kan uitspreken. We spraken vandaag over ‘gezond en lekker eten’ en daar kwamen nogal wat ‘uien’ in voor. Hij gelooft het zelf niet maar heeft het heel goed gedaan.

Georgis (58) uit Syrië, met Arabisch als moedertaal heeft woensdagavond het Nederlands elftal zitten aanmoedigen. Met zijn Nederlandse buren. Oranje speelde tegen England en verloor. Georgis heeft in korte tijd bij mij de grootste progressie gemaakt. Vanaf het moment, een half jaar geleden, dat hij het Nederlands paspoort kreeg, ging hij als een speer

Now it ‘s all over.’ This was the last time.

donderdag 11 juli 2024

DOELGROEPENBAD.

 Doelgroepenbad.


Zonder mijn tien-rittenkaart kom ik het zwembad niet uit. Ik heb de streepjescode van die kaart nodig. Net zoals de scan-kassabon bij de super. Het poortje slaat alarm. De kaart is toen ik zo heerlijk zwom uit mijn badtas gejat. Pas ‘twee ritten’ gebruikt. Daar sta ik dan bij de uitgang: op mijn zwemvliezen en zonder onderbroek … maar dat laatste ziet niemand.

‘Ik laat mijn tas al jaren hier in het kleedhok staan,’ zei een zwemmer, ‘nog nooit wat gepikt.’

De eerste keer in vijf jaar dat ik m’n badtas in dit kleedhok laat staan is mijn badtas geplunderd . Die kaart dus … en nog wat spullen: m’n onderbroek, sokken, een leuk sjaaltje, m’n gele badhanddoek, mijn geile, rode corduroy jasje en mijn lila schoenlepel. Zonder schoenlepel krijg ik mijn schoenen met geen mogelijk aan. Ik probeer wel eens mijn middelvinger als loenschepel te gebruiken, dat lukt wel, maar heel moeizaam: dan kan ik een week lang die middelvinger niet opsteken naar de een of andere aso.

Hoe moet dat nou verder? Zonder schoenle … tien-rittenkaart? Jezus! Zie ik nu pas! Mijn oranje Nikes zijn ook weg. Ik had ze hier onder de bank neer gezet. Kan ik dalijk verdomme op mijn zwemvliezen naar huis. Dat heb ik weer!

Sta ik daar kletsnat, druipend en licht bibberend van wat nauwelijks kou te noemen is, gebogen over mijn half leeg geroofde badtas. Komt een vent dat verkleedhok binnen: ‘Goedemorgen heren,’ zegt hij opgewekt. ‘Ik sta hier verdomme als enige! Zie je dat niet, lul,’ denk ik. Van mijn lontje was niks meer over. Ik krijg de neiging om die vent die net binnenkwam een rotschop te geven … afreageren, hè.

Ik ken hem wel. Als enige ‘vent’ staat hij met zijn zwaar behaarde melkflessen, in z’n veel te strakke zwembroekie, te springen tussen dertig moddervette doelgroepwijven. Wekelijks staat hij daar in dat ‘lekker’ warme water. Lekker warm, ja, … van alle zeik natuurlijk, waar anders van? Samen fijn bewegen op de muziek van Banks: ‘Warm water.’

Een badjuf vindt in de gevonden voorwerpen mijn tien-rittenkaart en brengt het alarm tot zwijgen. De streepjescode bevrijdt me.

woensdag 10 juli 2024

SEH.

Ik weet nog wel dat ik gewond was en naakt. Maar niet hoe dat kwam. Ik zat op een oude metalen vuilnisbak met zo’n klep. Bakken die lange tijd nog in gebruik zijn geweest als plantenbak. Voor kleine huisjes in smalle straatjes in feeërieke dorpjes. Het was overigens beslist geen dorpje waar ik zat.


Ik zat in een betonnen-blokken-wijk. Blokken van vier, zes, acht en twaalf hoog en zeker twintig breed. In de straat waar ik bloot en gewond op een vuilnisbak zat, stonden ook nog acht kale bomen met daarnaast wat afgerukte takken. Dieren vertoonden zich hier niet. Waren zij er überhaupt wel? Veel geluid was er niet te horen. Slechts een regelmatig piepje … heel af en toe een brommetje. Gesprekken dan? Oh neen! Mensen liepen de straat in en uit. Kwamen en gingen de hoek om of staken hem over. Die straat. Precies in het midden stond een checkpoint. Daar werden de identiteitsbewijzen van de passanten gecheckt. Één piepje was okee; één brommetje niet pluis: staan blijven!
Al die tijd zit ik bloedend, geschaafd en naakt op die vuilnisbak. Spoed Eisende Hulp (SEH) nadert: met grote hoge sprongen nog wel, het checkpoint omzeilend. SEH vraagt me naar het hoezo en waarom. Maar geen flauw benul. Geen probleem. SEH neemt me mee. In mijn bak. Ik pas net. Met reuzensprongen dan naar het SEH-JODOCUS HOS-PITAAL. Mijn klep gaat weer daaropen.

Alles leeg in het PITAAL. Geen artsen, zusters of patiënten. Bedden zat. Zelfsturende bedden, infusen, esculapen, papagaaienbekken, krukken, po’s en urinalen. Medicatie ook. Talloze over elkaar heen tuimelende Baxters.

Ik word uit mijn bak gekiepers bij de afdeling SEH-Bloed en Schaaf. Beland in een wasstraat met metershoge bloed-absorberende wattenrollen. Ik word schoongespoeld, föhnaal gedroogd en volautomatisch bepoeierd. Beplakt met detectiepleisters. Gehuld in een poncho verlaat ik het PITAAL.

Vind ik in de regen mijn stille straat? Waar had ik ook al weer de huissleutels.

dinsdag 9 juli 2024

VINGERHOEDSKRUID.

‘Heb je nog niet gehoord wat er vanmorgen gebeurd is?


‘Nee, ik weet van niks. Vertel.

‘Ik kwam van de gym en zie een tiental meters voor me een vrouwtje met een hondje langs onze flat lopen. Liet ze dat hondje piesen en poepen in onze geveltuin. ‘Dat stomme beest woelde de aarde om voor over zijn keuteltjes … en hij bedolf gelijk de begonia’s onder de aarde ... en hij bijt in één moeite door dat paarse vingerhoedskruid kapot. Ik versnel mijn pas en zeg: ‘Mevrouw haal uw hond daar onmiddellijk weg!? Hij verruïneert onze geveltuin ’.

‘Ken je die vrouw?’

‘Nooit hier gezien hier. Een ijdeltuiterig, anorexia-achtig, vals type. Uitgedost als tiener. Een flink end in de zeventig, schat ik.‘

‘Man, doe godverdomme niet zo moeilijk, láát die hond gewoon, doe niet zo kinderachtig … trouwens, waar bemoei je je eigenlijk mee, klootzak?’, reageerde ze.

‘Klein vrouwtje, hè? … had ze een donkere bril op met van die grote glazen?’

‘Ja!’

'Dat moet dan Sonja geweest zijn! Ik dacht nog wel dat het zo’n sympathieke vrouw was'.

‘Mevrouw, ik bemoei me er mee, omdat ik in deze flat woon en ik maak samen met mijn buren dit mooie geveltuintje. Dus: haal je hond er uit, voordat hij nog meer stuk maakt’, zei ik.

‘En, deed ze het?’.

‘Nee, ze talmde erg lang. Ik wilde het beest zelf het tuintje uit duwen. Plotseling maakte het hondje dan een bijtbeweging naar me. Ik kon nog net op tijd mijn hand weg trekken’.

‘Wat een vals dier, zeg.’

‘Foei, Robbie! Gaat af!’ zegt ze tegen haar hondje. Met een flinke ruk aan zijn riem trekt ze hem de geveltuin uit.

‘Dat moet u uw hondje afleren!’.

’Dat bepaal ik zelf wel, tuinkabouter … hou je muil nou maar anders timmer ik hem straks dicht, lul de behanger,’ blufte zij.

‘Zei ze dat echt zo grof? Dat ken ik helemaal niet van Sonja?!’

‘Precies zo!’

Sonja draaide zich om en liep verongelijkt de straat uit samen met Robbie: ‘Dat arme kleine kuttenlikkertje van haar kan je in feite niks kwalijk nemen, toch? Robbie is niet meer dan een zielig meelopertje’.

Wat Sonja niet weet is dat haar schoothondje in een zeer giftige plant gebeten heeft. Vingerhoedskruid is dodelijk. Arme Robbie. RIP.