Posts tonen met het label reling. Alle posts tonen
Posts tonen met het label reling. Alle posts tonen

donderdag 25 juli 2024

DE BRUG.

Verderop staat iemand tegen de reling van de brug. Ik ben daar nog een heel eind vandaan. We zijn de enige twee op die lange brug. Het weer is slecht. Ik heb mijn korte rode leren jasje toch wel open. Omdat ik niet het miniemste straaltje van de zon op mijn hoofd mag krijgen draag ik altijd een zwarte pet met een hele grote klep. Dus als je misschien vanmiddag zo iemand op een brug heb zien lopen (rood kort jasje, zwarte pet met grote klep) dan zou ik dat best eens geweest kunnen zijn.


Ondertussen nader ik die ander op de brug. Het is een man. Ik zie nu dat hij niet op de brug staat maar tegen de reling van de brug leunt. Voor de rest kan ik nog niks over hem zeggen. O ja, ik zie nu ook dat hij een fiets bij zich heeft, die staat achter hem ... de kleur van de fiets kan ik nog niet goed zien … het zou net zo goed een rode, als een blauwe kunnen zijn … daar durf ik nog niks over te zeggen.

Ondertussen ontstaat er bij mij aan weerskanten van de brug een gekrioel van jewelste. Ik moet nog één detail vertellen. De brug loopt over een stuk water … nee, geen rivier, geen meer of weidse sloot. De brug loopt over een soort immense stadsvijver.

De wezenloze drukte die opeens aan weerskanten van de brug en eronder heerst, wordt veroorzaakt door vissen, kikkers, salamanders en andere zoetwaterwezens, van allerlei formaat. Wel één meter springen zij boven de waterspiegel uit. Zij doen zich te goed aan de talloze insecten, die in die zone boven het wateroppervlak rondzoemen. De samenklank van dit zoemen en plonzen is welhaast hallucinerend.

Inmiddels ben ik bijna bij de ander op de brug beland. Zijn fiets is blauw. Hij heeft een groen visserspak aan en staat te vissen. Dan is hij hier duidelijk op de verkeerde plek.

’Hé, kerel, tweehonderd meter terug, daar sterft het van de vis. Je ziet het hier vandaan. Kijk dan! Luister dan! Hoor je het niet? Daar!’

De man kijkt me wazig aan. Vraagt of ik wel spoor en vist onverstoorbaar door. Onthutst loop ik maar door.

Aan deze kant van de brug is het een oase van rust.

donderdag 23 februari 2023

VROEG.

 Het is nog vroeg als ik dit schrijf. Tien voor negen. Voor het schrijven van een stukje als dit is het tamelijk vroeg. Normaal schrijf ik ‘s avonds. Soms over dingen die ik heb meegemaakt en soms over iets dat me bezig houdt. 

Het begin van deze zaterdag is schitterend! Strak blauwe lucht en zó helder dat ik vanaf mijn balkon de Rotterdamse wolkenkrabbers een klein stukje boven de grote bomen van het Kralingse Bos zie uitkomen. Ook kan ik de topboog van de Brienenoordbrug zien.  

Ik blijf niet te lang staan genieten op het balkon want het is daar nog maar net zes graden Celsius en dat is een beetje te koud voor in mijn pyjama. De balkondeur en het woonkamerraam laat ik wel open staan; kan het huis lekker luchten.

Over de reling van mijn balkon heb ik mijn dekbed gegooid. Het dekbed vond dat kennelijk geen goed idee, in die kou,  want het wilde gelijk weer terug op mijn bed, dat dan nog een beetje warm is.

Daar, op het balkon (ik woon op de 4e verdieping) is ook al goed te horen dat er flink wat gemotoriseerd verkeer actief is. Het lijkt wel of er golven geluid mijn kant op komen. Het is niet echt oorverdovend; het is gewoon een hinderlijk aanwezig, de ene keer erger dan de andere keer. Het is maar net hoe de wind staat.

De vogels zijn ook al vroeg op. Vooral de eksters zijn duidelijk aanwezig. Ik zie ze alleen niet. Waarschijnlijk zitten ze in het struikgewas of in de bomen waarschuwend te krassen en te knarsen. Leuk of lief klinken die vogels niet. Eksters zijn krachtige, moedige vogels: ik heb twee eksters eens een kat, die te dicht bij hun nest met jongen kwam, op de vlucht zien jagen. Meestal zijn hier ook veel meeuwen maar gek genoeg zie ik nu geen een. Ze dachten misschien: lekker weertje vandaag, we blijven lekker bij het strand … tja, je weet niet hoe die beesten redeneren … als ze tenminste redeneren.

 Aan de andere kant van mijn huis is het vandaag superrustig. Op werkdagen is het tussen acht en negen uur altijd een drukte van jewelste. Ouders komen dan met de auto hun kinderen naar de school, bij mij aan de overkant,  brengen. De straat is dan één grote file. Soms ontstaan er gevaarlijke situaties wanneer autorijdende ouders plotseling hard optrekken en vergeten dat er nog andere kinderen oversteken naar de school. Niet alle kinderen worden met de auto gebracht; er worden er ook nog wel een paar gebracht op de fiets of in zo’n bakfiets. Zelfs komen er nog enkele kinderen lopend naar school; alleen of aan de hand van hun ouders.

Zelf ben ik nooit naar school gebracht. Mijn ouders hadden geen fiets of een bakfiets laat staan een auto. Mijn vader was al lang en breed op zijn werk als ik naar school moest en mijn moeder kon me niet wegbrengen omdat ze thuis voor mijn drie kleine zusjes moest zorgen. Op mijn eerste schooldagen wezen een paar buurmeisjes me de weg naar school en de acht jaren daarna ben ik alleen of samen met vriendjes  die ene kilometer naar school gelopen. Was geen enkel probleem.

Ik vraag me wel eens af of die auto-ouders misschien vergeten zijn dat er beentjes en voetjes aan hun kinderen zitten?

Kinderen hoor ik vanochtend niet. Die zullen wel uitslapen, aan het gamen zijn, voor de tv zitten, met lego spelen of zitten te lezen.

Wel hoor ik op een afstand, luid geschreeuw; volwassen mannenstemmen. Het klinkt niet als ruzie, meer als elkaar opjutten, aanmoedigen. Af en toe hoor ik een snerpend gefluit … en dan gaat me een lichtje op. Het is zaterdagochtend. Er wordt gefoebeld. Daarginder, aan de andere kant van het metro-traject; daar zijn foebelvelden. Mannen leven zich daar lekker uit. Hun spel wordt af en toe onderbroken door de man met de fluit.