Posts tonen met het label klootzak. Alle posts tonen
Posts tonen met het label klootzak. Alle posts tonen

dinsdag 9 juli 2024

VINGERHOEDSKRUID.

‘Heb je nog niet gehoord wat er vanmorgen gebeurd is?


‘Nee, ik weet van niks. Vertel.

‘Ik kwam van de gym en zie een tiental meters voor me een vrouwtje met een hondje langs onze flat lopen. Liet ze dat hondje piesen en poepen in onze geveltuin. ‘Dat stomme beest woelde de aarde om voor over zijn keuteltjes … en hij bedolf gelijk de begonia’s onder de aarde ... en hij bijt in één moeite door dat paarse vingerhoedskruid kapot. Ik versnel mijn pas en zeg: ‘Mevrouw haal uw hond daar onmiddellijk weg!? Hij verruïneert onze geveltuin ’.

‘Ken je die vrouw?’

‘Nooit hier gezien hier. Een ijdeltuiterig, anorexia-achtig, vals type. Uitgedost als tiener. Een flink end in de zeventig, schat ik.‘

‘Man, doe godverdomme niet zo moeilijk, láát die hond gewoon, doe niet zo kinderachtig … trouwens, waar bemoei je je eigenlijk mee, klootzak?’, reageerde ze.

‘Klein vrouwtje, hè? … had ze een donkere bril op met van die grote glazen?’

‘Ja!’

'Dat moet dan Sonja geweest zijn! Ik dacht nog wel dat het zo’n sympathieke vrouw was'.

‘Mevrouw, ik bemoei me er mee, omdat ik in deze flat woon en ik maak samen met mijn buren dit mooie geveltuintje. Dus: haal je hond er uit, voordat hij nog meer stuk maakt’, zei ik.

‘En, deed ze het?’.

‘Nee, ze talmde erg lang. Ik wilde het beest zelf het tuintje uit duwen. Plotseling maakte het hondje dan een bijtbeweging naar me. Ik kon nog net op tijd mijn hand weg trekken’.

‘Wat een vals dier, zeg.’

‘Foei, Robbie! Gaat af!’ zegt ze tegen haar hondje. Met een flinke ruk aan zijn riem trekt ze hem de geveltuin uit.

‘Dat moet u uw hondje afleren!’.

’Dat bepaal ik zelf wel, tuinkabouter … hou je muil nou maar anders timmer ik hem straks dicht, lul de behanger,’ blufte zij.

‘Zei ze dat echt zo grof? Dat ken ik helemaal niet van Sonja?!’

‘Precies zo!’

Sonja draaide zich om en liep verongelijkt de straat uit samen met Robbie: ‘Dat arme kleine kuttenlikkertje van haar kan je in feite niks kwalijk nemen, toch? Robbie is niet meer dan een zielig meelopertje’.

Wat Sonja niet weet is dat haar schoothondje in een zeer giftige plant gebeten heeft. Vingerhoedskruid is dodelijk. Arme Robbie. RIP.

dinsdag 15 maart 2022

DE KIPPENPOOT (2)

 

De kippenpoot (2)

Het klimmen gaat prima maar halverwege de afdaling verlies ik mijn grip op het hek en val een halve meter. Ik blijf met de binnenkant van mijn dijbeen in de tien centimeter lange punt van het hek hangen, één meter boven de grond ongeveer. Met beide handen aan de spijlen van het hek, kan ik voorkómen dat ik alsnog achterover op de grond kukel. Ik mis de kracht om mezelf uit de punt omhoog te trekken. Erg veel pijn heb ik niet maar ik schreeuw het wel uit. Anton probeert me van die punt af te tillen maar hij heeft geen kracht genoeg. Hij loopt met al onze tassen weg en zegt dat hij zijn broer er bij gaat halen.

   Heel lang, zeker wel een kwartier, zit ik vastgenageld aan dat hek, te roepen om hulp. Ongehoord en ongezien. Ook Anton liet me stikken.

   Daar komt iemand mijn kant op. Het is ‘de kippenpoot’: de man met de hazenlip en veel te korte armen en benen. Hij is het mikpunt van  de pestapies van de buurt. We lopen achter hem aan en  joelen ‘kippenpoot, kippenpoot, kippenpoot’ als hij woedend achter ons aankomt, rennen we laf weg.

   ''Waarom nou net hij?” Hij moet me herkennen. Komt hij me helpen of nagelt hij mijn andere been ook vast aan het hek.”

   "Wat zit jij daar nou te janken, snotjong?" snauwt hij.

   “Help me hier alstublieft af, ik zit vast,’ kerm ik.

   Met alle woede in hem bijt hij me toe:

   “Blijf daar maar lekker zitten! Je zit daar goed, vuile pestaap!” Driftig stap hij weg.

   De gedachte dat ik hier ten eeuwige dagen moet blijven zitten doet me uitbarsten in een wanhopig gebrul. Opeens draait de kippenpoot zich om. Vraag me niet waarom. Hij komt weer naar me toe. In zijn spleetoogjes zie ik nu een blik, die mij geruststelt. Met zijn korte, stevige armpjes tilt hij me van de punt  af en knoopt zijn witte jasje vlak boven de hevig bloedende wond.

   “Daar moet je snel mee naar de dokter, jongen.’ 

   De dokter hechtte de diepe gapende wond, vlak naast de hoofdslagader.

De kippenpoot draagt me naar huis, belt drie keer aan, aait me over mijn hoofd en laat me alleen. 

   Mijn geschrokken moeder vertel ik, zonder blikken of blozen, dat ik was wezen voetballen op een van de bijvelden van Sparta,  met dit ongelukkige gevolg. Haar reacties vallen me mee. Het blijft bij: ‘eigen schuld, dikke bult’, ‘voortaan beter uitkijken, hè’.

   Na een week of drie is de wond zo goed als genezen.

Al die tijd zie ik Anton niet. Als ik voor het eerst weer op school kom, stopt Anton me een gulden in mijn hand.

   “Hier, nog van die flessies”.

   “Steek die gulden maar in je reet, klootzak!”