woensdag 30 juli 2025

SLAPPELING.

Er komt een tafeltje vrij bij het raam, een beetje in een achterafhoekje. Daar zit hij graag. Hij hoeft niet op te vallen. Alleen een bakkie leut en Leo Urgel is weer fris in de kop. Maar net als hij aan dat tafeltje wil gaan zitten, pikt een oma met haar kleinkind z’n tafeltje in.  Hij maakt daar geen punt van, in tegendeel: hij knikt de vrouw vriendelijk toe.

Hij móét nu een bakkie. Leo Urgel, gepensioneerd leraar Frans,  weet hier in Schiedam precies waar hij dan moet zijn. Bij Café Exspreszo. Het is druk. Hij is een beetje ongeduldig en te bescheiden om zijn stem te verheffen.

 ‘Leo kent die vrouw, maar vraag hem niet waarvan.

‘Meneer, wat kan ik voor u betekenen? ’ Het is de ober. Leo bestelt zijn hoognodige espresso.

‘Komt er zo aan, meneer.’ Zo raar is het niet dat hij bekenden in Schiedam tegenkomt. Hij heeft vele jaren les gegeven op het plaatselijk Lyceum. Een van de weinige dingen in zijn leven waar hij tevreden mee is. Oké, hij was geen kanjer ... had wel eens ordeproblemen …

‘Uw espresso, meneer. Drie euro vijftig alstublieft.’

… zijn leerlingen vonden hem waarschijnlijk te aardig om weg te pesten, … misschien kwam het doordat hij er ook echt wàs voor zijn leerlingen …

Die koffie had hij nodig. Hij knapt er van op …

Die vrouw … hij kijkt heel onopvallend naar haar … zij kijkt ook even naar hem ... nee hè …  in één oogopslag ziet hij nu haar kleine jeugdige gestalte voor zich, haar grote, groene, felle ogen, haar kleine sproetenneusje, haar kastanjebruine haar in een staartje, bolle wangetjes en haar mooie volle lippen … het zweet breekt hem uit … Karina! Dat studieweekend in ’s Gravesande … Leo was goepsleider …  tien leerlingen  waaronder Karina ... 17 was ze. 57 moet ze nu zijn.

Hij zet zijn lege espressokopje op een tafeltje en verdwijnt hals-over-kop ,it café Exspreszo. De schaamte is er weer … die laatste avond van het weekend was Karina bij hem op de kamer. Wat hij toen voelde had hij lang niet meer gevoeld. Ja, heel in het begin, toen zijn vrouw en hij pas samen waren. .

Er zou niks gebeuren … er mòcht niks gebeuren. Ze was mooi. Karina vond hem vast alleen maar leuk om mee te praten. Zijn lichaam was niet zo veel bijzonders.  

 Karina rukte opeens haar bloesje open en legde zijn hand op haar mooie, harde, kleine borst. Hij ging vervolgens veel te ver …  slappeling die hij was.

Later moest hij,  hij kòn gewoon niet anders,  zijn vrouw alles over hem en  Karina vertellen. Zijn vrouw  zou het hem nooit vergeven.

  

dinsdag 29 juli 2025

DANK OE WEL.

 

Ik zit in de metro, op weg naar huis. ‘Was in de bios vanavond.

’Station Prinsenlaan,’ wordt er omgeroepen’. ’Don’t forget to check out’. Net op tijd realiseer ik me dat ik er hier uit moet.  Ik ben de enige. ’t Is kwart voor twaalf. Volgens 9292 is het tien minuten lopen naar mijn huis. Dat zal wel wat meer worden, omdat ik er bij de stoplichten achter kom, dat ik ben vergeten uit  te checken. Terug dus.  Nooit leuk in de miezeregen. Beetje fris ook.

Het stoplicht staat op rood. Daaaaaaag! Ik loop gewoon door. D’r komt niks aan … ja, heel in de verte. Overdag neem ik het ‘olifantenpaadje’ tussen de scholen door. In het donker loop ik liever over het trottoir langs de Alexanderlaan. Ondanks de straatverlichting voel ik me daar toch niet zo op mijn gemak.

Op de hoek van de Alexanderlaan en de Rodaristraat verschijnt langzaam een drentelende menselijke gestalte. Rillingen over mijn rug! Maar ik dwing mezelf dapper door te lopen. Normaal staat hier nooit iemand op die hoek. Ik knal van spanning zowat uit m’n lijf. Ik nader die figuur. Nu begrijp ik Rinus, mijn buurman. Waarom hij altijd voor het donker thuis wil zijn. Ik ben die knakker nu op zo’n meter of tien genaderd. Het is een tamelijk grote kerel. Flink wat groter dan ik. Een baard. Een jaar of vijftig. Een blikkie Best bier.

In mijn broekzak, al mijn pasjes. Rotterdampas, cinevillepas, bankpas, ov-chipcard. En ook een beetje cash. Dat ben ik gvd straks allemaal kwijt. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik ben een echte schijterd. Probeer in een boogje om hem heen te komen. Maar nee, ik ben verloren. Hij komt, met dat blikkie, op me af en zegt enigszins lallend ‘Goede avond mieneer, oe me helpen … ik bang … ik nat … koud … ik weten niet  waar huis.’

Het is een doorweekte, dronken Turk. 

‘Waar moet je dan naar toe, man?’, vraag ik, met mijn stoere stem.  

‘Romanohof 7.’

‘Oh, dat weet ik wel te vinden. Ik loop met je mee.’… nog steeds stoer.

Ik ben zo opgelucht, dat ‘die figuur in het duister’ geen kwaad in de zin heeft. Ik ga er haast een stoer dansje van doen ... bestaat zoiets wel?

Romanohof 7 is hier twee keer vallen vandaan. Een afkickentrum. Voor alcoholisten onder andere. Vlak voor de deur, gooit die Turk nog vlug het laatste slokje bier achter in zijn keel.

Ik bel voor hem aan. Voordat hij naar binnen stapt geeft hij me een stevige hug.

‘Dank oe wel, mieneer’.

maandag 28 juli 2025

EEN HUISDIER.

 Voor één van mijn goede vriendinnen, die liegt, dat ze nooit mijn verhaaltjes leest.

‘Neem een huisdier’, krijg ik als alleenstaande vaak te horen.  Vandaag ook weer. Van Fred. Lange tijd niet gezien. Een ouwe schoolvriend.

‘Wat voor dier, Fred?  Ik woon vijf hoog in een lullig appartementje. Verder trek ik er, als AOW’er zijnde, dagelijks op uit: veel wandelen, fietsen, naar het theater, de bios en twee weken per jaar ga ik met een groep ouwe knarren fietsen over onze Limburgse bergen.

‘Tsja, ik denk dan gelijk aan een hond', zegt Fred 'zeker met  dat vele wandelen van je. Maar gezien je andere activiteiten …moeilijk, moeilijk. Kan je van die fietsvakantie geen wandelvakantie maken? Een hond doet niets liever dan rennen!’

‘Oh neen, Fred! Die fietsvakanties blijven er in! En dan? De hond mee? Dat beest wordt toch horendol van die fietsers. Hij loopt ook continu in de weg. Dat wordt een kwelling voor mensen en dier.’

‘Waar ik vooral tegenop zie is dat ik de hond drie of vier keer per dag uit moet laten. Als ik wat ‘heb’:, een verjaardag, vergadering, bios of theater zal ik een oppas moeten regelen. Een hond is een handenbindertje.  Eigenlijk moet je bij alles  nadenken over de gevolgen voor jou en de hond. ‘



‘Vroeger, Fred, toen mijn ex en ik nog jong waren en onze kinderen klein,  hadden we een heel leuke hond. Een bastaard Gordon Setter. Sita noemden we hem. Een vrolijk beest waar het hele gezin van genoot.  Hem te herinneren maakt me nu weer blij.  Zelfs onze drie poezen hielden van hem. Hij liet hen (met frisse tegenzin) soms rustig een deel van zijn eten oppeuzelen.  Toen moesten we óók vaak van alles regelen om bijvoorbeeld drie weken naar Frankrijk te kunnen. Voor het overige  sleepten we Sita gewoon altijd overal mee naar toe. Het uitlaten deden we, toen de kinderen wat groter werden, om de beurt, met zijn vieren. Soms ‘vochten’ de jongens er om wie Sita mocht uitlaten. Wat hebben we van Sita een plezier gehad! Bij een gezin, als dat van ons toen,  ervaar je een hond niet zo gauw als een last. Maar als ik me nu, op mijn ouwe dag, in m’n uppie, voorstel als hondenbezitter, zie ik huizenhoog op tegen al dat gedoe.’

‘En een poes dan? vraagt Fred.  ‘Een poes kan prima alleen zijn en hoef je nooit uit te laten. Want … daar is de kattenbak!’

‘Oh alsjeblieft Fred. Neen!’ Flap ik er gelijk uit ...’die stank in mijn huis… neen!  …en aahhh, die kattenharen overal op en onder. Ik krijg nu al kriebels. ‘

‘Bij jou past nu het best een goudvis,’ zegt Fred gekscherend, ‘daar heb  je een rustige, propere, bescheiden, solitaire   huisgenoot aan’. Ik heb er zelf drie rondzwemmen.’

‘Okee, Fred. Thanks! Ik ga eens een hengeltje uitgooien. Je weet maar nooit hoe een koe een goudvis vangt,’ ik schaam me een beetje omdat ik hard moet lachen om mijn eigen flauwe grap.

Fred is net naar huis en als ik even sta te plassen, valt mijn oog op het tegeltje met de wijsheid: ‘Visite en vis blijven drie dagen fris. ’


‘Toeval bestaat niet’, zegt één van mijn goede vriendinnen. Zij leest altijd alles van mij. Dat zegt zij tenminste. 

zondag 27 juli 2025

LIEGEN

 Misschien best leuk om es naar Blijdorp te gaan. Kost geen drol met de Rotterdampas.Ik ga niet alleen. Met Dea, denk ik. Al een tijdje niks met haar gedaan. Ze is dol op dieren. Of ze een Rotterdampas heeft weet ik niet. Wordt wel een dure grap als ze die niet heeft. Betaalt ze de hoofdprijs. Begint ze niet aan. Zo breed heeft ze nou ook weer niet. Ik ga haar bellen.

Ze heeft die pas niet. Bovendien vindt ze ‘dat hele Blijdorp’ zwaar kut. Al die gefrustreerde beesten in kooien en bezopen lullige buitenruimtes. Neen, dan gaat ze veel liever ‘op safari’ in de Beekse Bergen: met een auto langs de loslopende  dieren rijden. 

Dát vind ik juist eng! Fijn in Blijdorp, die afstand tot de dieren door prikkeldraad, hekwerk, agressief groen,  een brede sloot of zoals bij die haaien in dat superaquarium,  door dat dikke glaswerk.

Maar, ze heeft er gewoon geen zin in. Dat merk ik al gelijk aan haar reactie. Nee, het is niet Blijdorp of safari. Ze heeft er absoluut geen zin in om met mij, waar dan ook maar naar toe te gaan.

’t Wordt uiteindelijk brunchen op de Witte de With. Op zich lekker en gezellig. Vond ik. Maar op een gegeven moment norst Dea: ’Ken je nou niet es even ophouwen met  dat gezeik over die exen van je?!' 

Daar heeft ze wel een punt. Ik draafde maar door. Mijn eerste ex had ik zoëven tè lang en tè hoog, op zitten hemelen: ‘Ze was zó goed in tekenen, in schilderen, in zingen en in viool spelen ... echt héél goed in alles.

Over mijn tweede ex heb ik eigenlijk alleen maar verteld hoe ongelooflijk ze kon liegen. Ze kon liegen alsof het gedrukt stond. Na een best wel gezellig potje neuken vroeg ik haar, een beetje lomp, dat geef ik grif toe, wat voor kleur schaamhaar ze had, toen ze nog een jonge meid was. Nu grijs, dat zag ik zo wel naturlijk.

‘Dat weet ik echt niet meer, hoor’, loog ze. Jaren later onder de douche versprak ze zich. Met enige trots, of  was het ijdelheid (?), wees ze: ‘Daar had ik vroeger een flinke bos zwart schaamhaar.’ Maar vervolgens toegeven, dat ze eerst had zitten liegen tegen me?  Welnee!! Zoiets vergeet je toch zeker niet: de kleur van je schaamhaar?! Dat maak je mij niet wijs.

Het heeft gesmaakt. Ik vraag de rekening en één cappuccino. Dea  zit vol.

‘Oké  Dea. Geen woord meer over mijn exen. Van de drie vrouwen in mijn leven ben jij veruit het lekkerst in bed … maar, eh, ja eh, het maakt op zich natuurlijk helemaal niks uit en …..ik durf het je ook bijna niet te vragen maar eh … wie heeft jou eigenlijk ontmaagd?’

Ik vermoed, dat Dea mij daarom al een tijdje op afstand houdt.

 

zaterdag 26 juli 2025

DE HORT OP.

Al twee keer geen reactie. Dit is drie. Ik weet niet eens of Theo thuis is ….we hebben niks

afgesproken, Nog steeds geen gehoor. Voor alle zekerheid loop ik nog even naar de overkant. Misschien vang ik een glimp van hem op. Hij woont op de vierde … wel een beetje hoog voor een glimp. Theo is de hort op, denk ik.

Nu hij toch niet thuis is ga ik dit buurtje wat verkennen. Ik loop eerst rechtdoor de straat uit. Het valt me op dat er vandaag in deze straat weinig auto’s geparkeerd staan. Ik snap het wel, want er zijn hier enkele scholen. Die leraren hebben dezer dagen vakantie, net als de leerlingen maar die hebben natuurlijk géén auto.

Aan het eind van de straat ga ik rechtsaf. Daar staat een abri, zo’n huisje voor wachtenden op de bus. Er staat niemand te wachten.


Opeens loopt een vrouw in een lange rode jurk mij voorbij. Het was net zo’n jurk als Willeke Alberti aan had, in dat vraaggesprek met Johan Derksen. Hij tongde zich zowat bij Willeke naar binnen. Die gore zeiksnor. Veel te lang wordt in dat programma onsmakelijk geroddeld over Sören Lerby, de schoonzoon van Willeke.

Een vrouw met een hondje komt me tegemoet. De hond trekt zijn lijn strak, als hij me ziet. Honden aaien houd ik niet van. Ik doe een flinke stap op zij … bovendien mógen dat soort kuttenlikkertjes helemaal niet meer gefokt worden. Ik ben niet zo dapper maar het liefst zou ik ze vermorzelen. Ik haat ze! Niets vermoedend lacht de vrouw me vriendelijk toe. Ik lach, op de automatische piloot, vriendelijk terug. Daar moet ik eens mee ophouden. Steek liever je tong uit naar zo’n mens!

Ik steek over op een zebrapad naar links. Een geel  busje, de wijkbus, stopt keurig voor me. Er wordt getoeterd en uit het busje klinkt vrolijk: ‘Hé, hoi Jos!!’ en ik zie het lachende hoofd van de chauffeur.

’Verdraaid, daar zit Theo!’ Ik zwaai vrolijk:‘Hé Theo!.

Ik ga dan rechtdoor de straat in. Weer een abri. Nu stampvol. Tien mensen zeker, misschien wel dertien. Het is vandaag markt. Daarom is die abri waarschijnlijk zo vol. Ik ga nu ook in de abri mee staan wachten. Ik heb even geen zin meer om te lopen. Als het busje er is ga ik gewoon weer verder.

  

vrijdag 25 juli 2025

ECHTE LIEFDE.

Sinds een week is de lucht weer geklaard in de relatie tussen mij en mijn vriendin. Na zeker twee maanden van elkaar haten, met scherp sarcasme,  schelden, geniepige acties, verwijten, valse beschuldigingen, kwetsende onthullingen, huilen, zwijgen, schreeuwen, elkaar ontlopen,  treiteren,  wantrouwen, elkaar afsnauwen. Maar ... leuk en gezellig doen tegen vrienden, vriendinnen en familie. Elkaar voor leugenaar uitmaken. Elkaar lelijk zitten aankijken. Niet tegenover elkaar zitten met eten. Alleen je eigen kleren wassen. Koffie of thee alleen voor jezelf zetten. Alleen de ‘troep’ van jezelf opruimen. Geen ‘hallo’ zeggen bij het thuiskomen. Geen ‘dag’ zeggen bij het weggaan. Niet zeggen wat je gaat doen of wat je gedaan hebt. Alleen leuke dingen doen met vrienden of vriendinnen, maar niet meer met elkaar. Geen overleg over te beluisteren muziek of tv programma’s. Geen rekening houden met elkaars voorkeur. Niks vertellen over wat je beleefd hebt. Geen ‘goede morgen’  of  ‘welterusten’ zeggen. Met de deuren slaan als je weet dat de ander al slaapt. Als er bezoek is, huichelen, alsof er niks aan de hand is.

Gelukkig ben ik me er, steeds van bewust geweest, dat haat en liefde dicht bij elkaar liggen. Ik kon niet bij mijn liefde, zij kon niet bij haar liefde maar we wisten, dat die er was. Anders houd je het nooit bij elkaar uit.

Sinds een week zijn we weer ‘on speaking terms’. Zij dreigde onze relatie te beëindigen. Dat bleef als het ware ‘in de lucht hangen’. Vorige week wilde ik duidelijkheid van haar.  Ik vroeg haar wanneer ze naar een advocaat zou stappen. Ik wilde weten waar ik aan toe was.  Ik vond het doodzonde.  ’Zó lang hebben we lief en leed gedeeld! Moeten we het dan nu voor die laatste paar jaar, laten ploffen?’

‘Ik heb je een hoop ellende bezorgd door mijn medicijnen niet te slikken. Sorry, daarvoor. Dat was stom. Weet, dat ik nog steeds veel van je houd.’

‘Ik heb ook fouten gemaakt; kleine, grote fouten,’ zei m’n vriendin. ‘Ook sorry daarvoor,’ … ze stond op en zei: ’Zullen we weer normaal tegen mekaar doen?’

‘Graag en liefst ook een stuk warmer dan de laatste tijd.’

Ik stond op. 

We hielden elkaar lekker vast. 

Best lang.

Zij huilde. 

Ik zei nogmaals: ‘sorry, voor die pillen’.

‘Nu pas kan ik je dat vergeven. Lang heeft dat onze relatie bekoeld.’

Sindsdien strelen we elkaar weer. Zoenen we ... nog geen tongen. Praten we elkaar de oren van het hoofd. Lachen we  en doen we leuke dingen. Vragen we aan elkaar wat we willen drinken of  eten. Kortom sindsdien doen we weer alles wat mensen die van elkaar houden ook doen. 

 

donderdag 24 juli 2025

BLIJMOEDIG.

Donderdag, ik vergis me in de aanvangstijd van  'fifty fit. Dat is een groepsactiviteit op de sportschool. Ik ben te laat. Dan ga ik maar zwemmen. Ik krijg in het zwembad volop complimentjes van zwemmers voor ‘de woorden’ die ik sprak bij de begrafenis van mijn buurvrouw, die een fervente zwemster was. Ik word er verlegen van. En …  ik héb nog niet eens gesproken. Ik heb alleen maar een paar woorden voorgelezen. Die woorden had ik dan wel zelf geschreven. Hoe raar het misschien ook klinkt, ik vond het een even verdrietige, als blijmoedige, vredige plechtigheid. Rust lieve buurvrouw.

Voor mijn aanstaande vakantie naar Schotland koop ik bij het Grenswisselkantoor honderd Engelse ponden. Schotse ponden zijn in Nederland niet te koop. Voor honderd pond moet ik maar liefst honderdveertig euro neerleggen.

Schuin achter mij zit een oud vrouwtje te wachten op haar grenswisselbeurt. Ze heeft mij en nog twee wachtenden voor zich. Die staan veel te dicht achter me. Ik kan precies ruiken wat ze gisteren gegeten hebben. Die vrouw vlak achter me heeft, zeker weten, Chili con carne op. Die kerel daarachter karnemelksepap. Gatverredamme! Na zijn duidelijk hoorbare boer walmt de flauwe geurmix van haver en karnemelk veel te langzaam mijn neus voorbij. Net nu ik zowat aan de beurt ben, sta ik te kokhalzen!

Ik heb ponden gekocht, het oude dametje verkoopt ze juist. Ik heb er nog met geen woord over gerept maar ze ziet er niet uit. Zij heeft een tumor, links op haar wang en over haar kaak. Een tumor, die bijna zo groot is als haar gezicht. Ik wist niet dat het een tumor was. Ik vroeg die mevrouw wat ze daar op haar gezicht had.

‘Een tumor’, zei ze. Met een glimlach!

‘Laat u het weghalen?’

‘Nee, daarvoor was ik in England. Kan alleen daar. De artsen durfden het niet aan. Ik zou vijf uur onder narcose moeten.

‘Dat ga je niet redden’, zeiden ze daar.

‘Terwijl ik feitelijk toch een jonkie ben.’.

‘Doet het pijn?’

‘Neen, nooit ‘.

Het is alleen letterlijk en figuurlijk ‘geen gezicht’. Aan haar manier van doen merk ik niet dat ze er onder lijdt. Ze straalt zelfs blijmoedigheid uit. Heus!

Onwillekeurig knijp ik lichtjes in haar onderarm. Wens haar sterkte. We gaan. Ik heb mijn ponden. Zij heeft haar euro’s. Tot mijn verbazing pakt ze, net als ik, de fiets. Ik m’n mountainbike; zij haar ouwe opoe fiets.