Posts tonen met het label bescheiden. Alle posts tonen
Posts tonen met het label bescheiden. Alle posts tonen

woensdag 25 juni 2025

VAN BRIENENOORD.

Elke dag wil ik iets bijzonders doen. Iets anders dan alleen maar ontbijten, krantje lezen, koffie drinken, sporten, boodschappen doen, koken en wèèr koffie drinken. Soms moet ik daar diep over nadenken en dan kom ik op het idee om een toneelstuk te gaan bekijken in Enschedé. Soms weet ik in een flits, dat ik een nachtwandeling ga maken in het Kralingse Bos.

 Vandaag hoef ik niet zo lang na te denken over wat ik ga doen. Dat komt zo. Ik doe vrijwilligerswerk bij de Stichting Corridor: elke dinsdagmiddag ga ik met een autistische man op stap. Ik krijg daar een kleine geldelijke vergoeding voor èn de Rotterdampas. Eens in de paar weken organiseert die stichting een excursie voor zijn vrijwilligers. Deze keer gaan we met zijn achten naar het Eiland Van Brienenoord

.’t Is inderdaad een eiland in de Maas. Onder de kolossale van Brienenoordbrug. Miljoenen auto’s scheuren daar dagelijks met veel lawaai overheen. Merkwaardig genoeg waan ik me in een mooi park. Slaag ik er soms zelfs in me wijs te maken, dat ik het helse gedender boven me niet hoor. Met name op de momenten dat de loslopende Schotse Hooglanders bescheiden om aandacht vragen. En wanneer het moeilijk is om het Jacob Kruiskruid en de orchideetjes niet te plukken. Maar zeker ook als ik  gegrepen word  door de gave street-art op de betonnen ondersteuning van de brug. 




De smartelijke, monotone gospelzang van de vrouw van kleur, die God zo vergeving lijkt te vragen voor haar zonden. Het geluid van de vrouw gaat me door merg en been en overstemt het geraas van boven.

Ik schrijf wat in m'n kleine schriftje.

 ‘Wat schrijf je?’ vraagt Enida.

‘Woorden. Woorden voor een stukje. Misschien schrel wat over jou,’ zeg ik haar’.

‘Ik ben uitgeschreven’, zegt ze. ‘Ik heb één keer een héél schrift volgeschreven. Alles wat ik tegen mijn ex wilde zeggen. Hij wilde niet praten. Was ontzettend jaloers.

 ’O Jos, kijk een zandoogje!’

Ze fotografeert vandaag alleen vlindertjes die ze nog nooit heeft gefotografeerd.

‘Toen ik alles van me afgeschreven had, verscheurde ik het schriftje en stak het, samen met die duizenden woorden, in de fik. Mijn hoofd was toen leeg. Geen probleem meer met mijn ex’’.

 Ze slikte en wees tegelijk naar een aan-fladderende vlinder.

‘Kijk Jos, een Atalanta! Die heb ik al lang, hoor. Zie je vaak hier’



zaterdag 20 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (2)

Als de echtgenoot inderdaad schuldig was (wat dus niet bewezen kan worden)werd dit gedrag nog extra onredelijk door het feit dat mevrouw Foster, afgezien van deze onbeduidende, onbedwingbare zwakte, altijd een goede, bescheidenliefhebbende echtgenote was geweest en dat nog steeds was. Meer dan dertig jaar had ze hem trouw en naar beste kunnen terzijde gestaan. Dat stond vast. Zelfs zij, die toch een zeer bescheiden vrouw was, besefte dit en hoewel ze jarenlang niet had kunnen geloven dat meneer Foster haar ooit expres zou kwellen, waren er de laatste tijd momenten geweest, dat ze zichzelf er op betrapte, dat ze daaraan begon te twijfelen.

Eugene was bijna zeventig jaar oud en woonde met zijn echtgenote in een groot huis van vijf verdiepingen in East Sixty-secondstreet in New York, met vier man personeel. Het was een somber huis en ze kregen weinig bezoek. Maar op deze ochtend in januari was het hele huis tot leven gekomen en heerste er grote bedrijvigheid. Een dienstmeisje legde in alle kamers een stapel stoflakens neer en een ander meisje spreidde die uit over de meubels. De butler bracht koffers naar beneden en zette ze neer in de hal. De kokkin kwam telkens de keuken uitgelopen om een praatje met de butler te maken en mevrouw Foster holde, gekleed in een ouderwetse bontmantel en met een zwarte hoed boven op het hoofd, van de ene kamer naar de andere, en deed alsof ze toezicht hield op deze bezigheden. In werkelijkheid dacht ze er alleen maar aan dat ze het vliegtuig zou missen als haar man niet gauw uit zijn studeerkamer kwam en zich aankleedde.

‘Hoe laat is het, Walker?’ zei ze in het voorbijgaan tegen de butler.

‘Het is tien over negen, mevrouw.’

‘En is de auto er al?’

‘Jawel mevrouw, hij staat voor. Ik ga net de bagage in laden.’

‘Het is een uur rijden naar het vliegveld Idlewild,’ zei ze. ‘Mijn toestel vertrekt om elf uur. Ik moet er een half uur van te voren zijn, vanwege de formaliteiten. Ik haal het niet. Ik weet zeker dat ik het niet haal.’

‘Volgens mij hebt u tijd genoeg mevrouw,’ zei de butler hartelijk. ‘Ik heb meneer Foster gewaarschuwd dat u om kwart over negen weg moet. Dat is pas over vijf minuten’.

‘Ja,  Walker, dat weet ik, dat weet ik maar schiet alsjeblieft op met die bagage’

Ze begon op en neer te lopen in de hal en telkens wanneer de butler langsliep vroeg ze hoe laat het was. Dit vliegtuig, zei ze telkens bij zich zelf, mocht ze niet missen. Het had haar maanden gekost voor ze haar man zover had, dat hij bereid was haar te laten gaan. Als ze het miste kon het heel goed zijn dat hij toch nog besloot dat ze af moest zeggen. En de ellende was, dat hij er op stond mee te gaan naar het vliegveld om haar uitgeleide te doen.

‘Lieve God,’ zei ze hard op. ‘Ik mis het vast’.