Ik zit in de metro, op
weg naar huis. ‘Was in de bios vanavond.
’Station Prinsenlaan,’
wordt er omgeroepen’. ’Don’t forget to
check out’. Net op tijd realiseer ik me dat ik er hier uit moet. Ik ben de enige.
’t Is kwart voor twaalf. Volgens 9292 is het tien minuten lopen naar mijn huis.
Dat zal wel wat meer worden, omdat ik er bij de stoplichten achter kom, dat ik ben
vergeten uit te checken. Terug dus. Nooit leuk in de miezeregen. Beetje fris ook.
Het stoplicht staat op
rood. Daaaaaaag! Ik loop gewoon door. D’r komt niks aan … ja, heel in de verte.
Overdag neem ik het ‘olifantenpaadje’ tussen de scholen door. In het donker loop
ik liever over het trottoir langs de Alexanderlaan. Ondanks de
straatverlichting voel ik me daar toch niet zo op mijn gemak.
Op de hoek van de Alexanderlaan en de Rodaristraat verschijnt langzaam een drentelende menselijke gestalte. Rillingen over mijn rug! Maar ik dwing mezelf dapper door te lopen. Normaal staat hier nooit iemand op die hoek. Ik knal van spanning zowat uit m’n lijf. Ik nader die figuur. Nu begrijp ik Rinus, mijn buurman. Waarom hij altijd voor het donker thuis wil zijn. Ik ben die knakker nu op zo’n meter of tien genaderd. Het is een tamelijk grote kerel. Flink wat groter dan ik. Een baard. Een jaar of vijftig. Een blikkie Best bier.
In mijn broekzak, al
mijn pasjes. Rotterdampas, cinevillepas, bankpas, ov-chipcard. En ook een
beetje cash. Dat ben ik gvd straks allemaal kwijt. Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik ben een echte schijterd. Probeer in een boogje om hem heen te komen. Maar nee, ik ben verloren. Hij komt,
met dat blikkie, op me af en zegt enigszins lallend ‘Goede avond mieneer, oe me
helpen … ik bang … ik nat … koud … ik weten niet waar huis.’
Het is een doorweekte, dronken
Turk.
‘Waar moet je dan naar
toe, man?’, vraag ik, met mijn stoere stem.
‘Romanohof 7.’
‘Oh, dat weet ik wel te
vinden. Ik loop met je mee.’… nog steeds stoer.
Ik ben zo opgelucht, dat
‘die figuur in het duister’ geen kwaad in de zin heeft. Ik ga er haast een stoer dansje van
doen ... bestaat zoiets wel?
Romanohof 7 is hier twee
keer vallen vandaan. Een afkickentrum. Voor alcoholisten onder andere. Vlak voor
de deur, gooit die Turk nog vlug het laatste slokje bier achter in zijn keel.
Ik bel voor hem aan. Voordat
hij naar binnen stapt geeft hij me een stevige hug.
‘Dank oe wel, mieneer’.
