Posts tonen met het label VERBAZING. Alle posts tonen
Posts tonen met het label VERBAZING. Alle posts tonen

donderdag 24 juli 2025

BLIJMOEDIG.

Donderdag, ik vergis me in de aanvangstijd van  'fifty fit. Dat is een groepsactiviteit op de sportschool. Ik ben te laat. Dan ga ik maar zwemmen. Ik krijg in het zwembad volop complimentjes van zwemmers voor ‘de woorden’ die ik sprak bij de begrafenis van mijn buurvrouw, die een fervente zwemster was. Ik word er verlegen van. En …  ik héb nog niet eens gesproken. Ik heb alleen maar een paar woorden voorgelezen. Die woorden had ik dan wel zelf geschreven. Hoe raar het misschien ook klinkt, ik vond het een even verdrietige, als blijmoedige, vredige plechtigheid. Rust lieve buurvrouw.

Voor mijn aanstaande vakantie naar Schotland koop ik bij het Grenswisselkantoor honderd Engelse ponden. Schotse ponden zijn in Nederland niet te koop. Voor honderd pond moet ik maar liefst honderdveertig euro neerleggen.

Schuin achter mij zit een oud vrouwtje te wachten op haar grenswisselbeurt. Ze heeft mij en nog twee wachtenden voor zich. Die staan veel te dicht achter me. Ik kan precies ruiken wat ze gisteren gegeten hebben. Die vrouw vlak achter me heeft, zeker weten, Chili con carne op. Die kerel daarachter karnemelksepap. Gatverredamme! Na zijn duidelijk hoorbare boer walmt de flauwe geurmix van haver en karnemelk veel te langzaam mijn neus voorbij. Net nu ik zowat aan de beurt ben, sta ik te kokhalzen!

Ik heb ponden gekocht, het oude dametje verkoopt ze juist. Ik heb er nog met geen woord over gerept maar ze ziet er niet uit. Zij heeft een tumor, links op haar wang en over haar kaak. Een tumor, die bijna zo groot is als haar gezicht. Ik wist niet dat het een tumor was. Ik vroeg die mevrouw wat ze daar op haar gezicht had.

‘Een tumor’, zei ze. Met een glimlach!

‘Laat u het weghalen?’

‘Nee, daarvoor was ik in England. Kan alleen daar. De artsen durfden het niet aan. Ik zou vijf uur onder narcose moeten.

‘Dat ga je niet redden’, zeiden ze daar.

‘Terwijl ik feitelijk toch een jonkie ben.’.

‘Doet het pijn?’

‘Neen, nooit ‘.

Het is alleen letterlijk en figuurlijk ‘geen gezicht’. Aan haar manier van doen merk ik niet dat ze er onder lijdt. Ze straalt zelfs blijmoedigheid uit. Heus!

Onwillekeurig knijp ik lichtjes in haar onderarm. Wens haar sterkte. We gaan. Ik heb mijn ponden. Zij heeft haar euro’s. Tot mijn verbazing pakt ze, net als ik, de fiets. Ik m’n mountainbike; zij haar ouwe opoe fiets.

zondag 28 januari 2024

OP WEG NAAR DE HEMEL (10)

Ja – ze stond heel duidelijk te luisteren. Haar hele houding was er een van iemand die staat te luisteren. Het leek er zelfs op dat ze haar ene oor dichter en dichter bij de deur bracht. Nu lag het tegen de deur aan en ze bleef nog een paar seconden zo staan, hoofd omhoog, oor tegen de deur, sleutel in de hand, op het punt naar binnen te gaan, terwijl ze probeerde, zo leek het althans, de geluiden die vaag vanaf die plek ergens in hart van het huis tot haar doordrongen, te analyseren. 

Toen kwam ze ineens weer tot leven. Ze trok de sleutel uit het slot en rende de stoep  af.

‘Ik heb geen tijd meer!’ riep ze tegen de chauffeur. Ik kan niet langer op hem wachten; dat gaat gewoon niet. Anders mis ik mijn vliegtuig. Vlug, chauffeur, vlug! Naar het vliegveld!’

Als de chauffeur haar nauwlettend had gadegeslagen, zou het misschien zijn opgevallen dat haar gezicht spierwit was en dat het ineens totaal van uitdrukking was veranderd. Dat nogal willoze, dat domme, was er uit verdwenen. Een merkwaardige hardheid had bezit genomen van de trekken. De kleine mond, die meestal zo slap was, was nu strak en dun, de ogen schitterden, en haar stem had een nieuwe, autoritaire klank.

‘Opschieten, chauffeur, opschieten!’

‘Gaat uw man dan niet mee? ‘ vroeg de man verbaasd.

‘Welnee, ik zou hem alleen bij de club afzetten. Het is niet belangrijk. Hij begrijpt het wel. Hij neemt wel een taxi. Blijf daar nou niet zitten praten man! Schiet op! Ik moet het toestel naar Parijs halen.’

Terwijl mevrouw Foster hem vanaf de bank aanvuurde reed de man hard naar het vliegveld en ze haalde het vliegtuig met een paar minuten speling. Korte tijd later zat ze hoog boven de Atlantische Oceaan en zakte ze behaaglijk onderuit in haar stoel, terwijl ze luisterde naar het zoeken van de motoren, eindelijk op weg naar Parijs. Ze verkeerde nog steeds in de nieuwe stemming. Ze voelde zich merkwaardig sterk en op een rare manier bijzonder prettig. Ze was een tikje buiten adem geraakt van de hele geschiedenis, maar dat was meer uit pure verbazing over wat ze gedaan had, dan wat dan ook, en naar mate het toestel zich verder van New York en East Sixty-second Street verwijderde ging ze zich steeds rustiger voelen. Bij haar aankomst in Parijs was ze zo sterk, bedaard en kalm als ze zich maar kon wensen.

Ze leerde haar kleinkinderen kennen, en die waren in werkelijkheid nog mooier dan op de foto’s. Het waren net engeltjes, zei ze bij zichzelf, zo mooi waren ze. En ze ging elke dag met ze uit wandelen en trakteerde ze op taartjes en gaf ze kadootjes en vertelde ze prachtige verhaaltjes.

Eens in de week, op dinsdag , schreef ze een brief aan haar man – een hartelijke gezellige brief – vol nieuws en nieuwtjes, die altijd eindigden met de woorden: ’En denk er aan dat je op geregelde tijden eet, lieverd, hoewel ik vrees dat dat er bij inschiet nu ik er niet ben.’