Boris, een Oekraïense vluchteling, verblijft nu, met zijn vrouw,
dochter en kleinzoon anderhalf jaar in Nederland. Hun is drie jaar geleden iets gruwelijks overkomen. Boris vertelt het weerzinwekkende relaas.
Boris woonde met zijn vrouw, twee kinderen en twee
kleinkinderen in een klein dorpje in Oekraïne. Alle dorpelingen (circa
vijfhonderd) werden op een dag door een groep Russische soldaten het
dorpsschooltje in gejaagd.Als sardientjes in een blikje zijn ze daar vijfentwintig
dagen en nachten gevangen gehouden.
Tien mensen stierven daar van ellende. Tien mensen werden geëxecuteerd
door die ‘dappere’ Russische soldaten, die de heilboodschap van Rusland kwamen
brengen.
De soldaten vestigden zich boven de hoofden van de
dorpelingen. Ze zopen als Tempeliers en bekommerden zich niet om de mensen en
kinderen in de kelder. Heel soms brachten ze wat eten of drinken. Soms schoten
ze iemand dood.
Boris, zat daar met zijn vrouw, kinderen, kleinkinderen en
dorpsgenoten, opeengepakt als haringen
in een ton. Ze konden alleen zittend slapen. Hij beschrijft de gruwelijke
omstandigheden van een slavenschip. Soms
konden ze dagen lang niet naar buiten om
hun ontlasting te doen.
Dagen zonder begin en zonder einde. Ze smoorden in het vocht
en de stank van hun eigen uitwerpselen. Er was een uitbraak van waterpokken,
mensen hadden koorts en ijlden.
De lichamen van degenen die stierven werden over de hoofden
heen naar buiten getild. Hun naam en overlijdensdatum werd op de muur
geschreven. Namen van mensen die Boris een leven lang kende. Ook zijn zoon
heeft het niet gered. Zijn hart begaf het.
Kinderen tekenden op de muren, in die kamer droop door een
gebarsten afvoerpijp de stront van de Russen boven hen. Ze hadden een waterfles
opengesneden en aan het plafond opgehangen om het zo goed mogelijk op te vangen.
Hoe moet je die onvoorstelbare smerigheid duidelijk maken?
De honderden dicht op elkaar gepakte lichamen in de duisternis, op de aarden
vloer, met vochtig karton erop. Lichamen ontdaan van waardigheid. Ontbreken
van stromend water. De stank, de schimmel en het stof. De poepemmers. De lijken
die soms dagenlang niet werden opgehaald.
Toen de Russen eindelijk door Oekraïense soldaten werden
verdreven, stond er weinig meer overeind in het dorpje. Boris strompelde naar
zijn huis, viel in slaap op een berg gras in zijn schuur en werd pas twee dagen
later weer wakker.
In de weken die volgden stierven nog eens zeventien mensen
aan de ontberingen van al dat gruwelijks. Boris kleindochter van acht, bezweek
aan de gevolgen van een verwaarloosde bloedvergiftiging.
Boris vluchtte, met wat over was van zijn familie, naar Nederland.
Drie jaar geleden is het nu. Het voorpaginanieuws over dit
concentratiekamp in de kelder van dat schoolgebouwtje is al lang overschreven
door nieuwe Russische gruweldaden.
In de inmiddels nieuw gebouwde woningen in het dorp,
schuilen de bewoners met hun nachtmerries. Ook Boris wil ondanks alles toch snel
weer terug. Desnoods alleen.