Ik móést de nieuwe film van de weergaloze gebroeders Coen zien. ‘Honey don’t’ is de titel. Ik ben er klaar voor. Rij drie, stoel 5. Lekker de beste plaats. Er zijn nog drie andere belangstellenden in de zaal.. Oh, nee, … daar komt nummer vier aan. Net zo iemand als ik: kaal, grijs, wit, sik. Die gaat, bijna achter me zitten, op rij vier stoel 6. Legt zijn voeten, met alleen zijn sokken aan, vlak naast mijn hoofd op de rugleuning van die stoel naast mij. Stinksokken zijn het. Ik vraag hem zijn voeten daar weg te halen en zeg hem dat zijn sokken stinken als bunzingen en dat ie zijn schoenen weer aan moet trekken. Maar hij weigert. Althans … hij blijft gewoon stilzwijgend voor zich uit zitten kijken.
Waarom komt die kerel nu net daar zitten, gvd? Ik app de bioscooppolitie. Daar moet ik toch met mijn klacht terecht kunnen? Terwijl ik app, sta ik voor zijn neus, zodat hij niks van de film kan zien … ik ook niet, omdat ik app. Plotseling staat hij op.
‘Ik ga al naar achteren, gast,’ sist hij mij toe. 'Mijn
sokken kunnen niet stinken. Ik heb ze
vanmorgen vroeg uit de schone was gehaald. Ze ruiken lekker fris. Je stinkt
zelf vreselijk uit je straatje, homo. Denk je soms, dat het fijn is om vlak
achter je te moeten zitten?'
‘Het is al opgelost, hoor’ fluister ik haar toe.
Gewoon voor de aardigheid, vraag ik die dikke ouvreusemuts, naar de bekende weg of het geoorloofd is om je schoenen, met je voeten er nog in, op de stoelleuning voor je te zetten. Haar antwoord interesseert me niet. Want eerlijkgezegd doe ik dat toch wel.
Mijn Coen-filmmiddag is wel mooi verziekt zo door die stinkzwam.
Val ik ook nog es halverwege in slaap en word pas bij de aftiteling wakker. Ik
wil nog afrekenen met die knakker. Maar daar ben ik nu te laat voor. Hij duwt
net die loodzware zaaldeur open en verdwijnt in het Colosseum-trappenhuis. Ik
ga die film later nog maar eens zien.