dinsdag 12 juli 2022

SITA, ONZE HOND (8).

 

Poes gaat er als een speer vandoor met een plakje cervelaat. Van mij mag ze; ik heb zelf meer dan genoeg gehad. Het is zuur voor Jee, Carola en de visite. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.

Als Carola die ‘snuggere’ kat met dat plakje cervelaat de woonkamer in ziet rennen, ja, dan gaan natuurlijk alle alarmbellen rinkelen. Ik duik zelf zo ver mogelijk onder de keukentafel … dicht bij enkele gevallen augurken … zodat dat ze me niet zullen vinden … ijdele hoop, want binnen de kortst mogelijke tijd ben ik zuur. Jee pakt me nogal fors bij mijn nekvel en zegt (onnodig hard):’Krijg je hier niet genoeg te eten Sita? Foei!’

Hij duwt me voor straf ‘een poosje’ de badkamer in … de badkamer … met die misselijk makende zeepgeurtjes … mensen zijn er dol op … niks voor mij. Een poosje noemt hij dat … pas als alle bezoek weg is, mag ik er uit.

‘Zho ondeuchend hontje, komw dl nou maal uijt … je zawl ownderhawnd wewl moewten piesen, hè, Sita…’.

Jee is straalbezopen … hij staat op z’n benen te tollen … en die moet dan met mij naar buiten … ik ben geen ‘dronkendroppies geleidehond!’. Zo lazarus als hij is, vergeet hij me mijn riem om te doen. Ik ren naar beneden. Jee waggelt achter me aan. Ik race naar mijn poepveldje langs de Rotte,  heb hoge nood. Terwijl ik daar zit te poepen dwarrelt een lekker luchie mijn neus in. Vanmiddag rook ik hier ook al zoiets. Kon het niet direct thuisbrengen. De geur wordt steeds iets sterker, ik weet geloof ik wat het is … het is: het rottend kadaver van een grote rat. O, wat ruikt dat zalig. Op die open gereten rat krioelt het van de maaien. Ik kan het niet laten om mijn neus in die krioelende maaienmassa te steken en al dat heerlijks  op te snuiven. Mijn kop en mijn oren wrijf ik er doorheen en ik ga er met mijn rug boven op liggen kronkelen … van voor naar achter … van links naar rechts … ook mijn flanken geef ik  een beurt … genieten is dat … ik voel die kleine maaitjes over mijn rug kriebelen. Nu ruik ik naar rottend vlees … naar ‘wild’, geen enkel wild beestje herkent mij nog als gevaarlijke jachthond … en dat is makkelijker jagen.

Jee trekt mij mee naar huis; hij is zo in de lorum, kan nauwelijks op zijn benen staan … hij loopt maar te snuiven ...heeft geen idee dat die stank van mij komt.

’Getver,  Carola, ruik jij dat ook? Ik word er zowat onpasselijk van.'

Carola weet gelijk die stank van mij komt. Ze zegt verder niks tegen Jee (die toch al uitgeteld op de bank ligt). Ze zet me in bad … ‘zit!’ zegt ze nog. Ze stikt bijna in mijn lucht. Het water dat ze over me sproeit is lauw.  Nee hè, wat doet ze nou? Gaat ze me insoppen met ei-shampoo … dat kan echt niet … dan hoef ik me voorlopig niet te vertonen aan de jongens van de buurt, want bij ons hoort een ei er juist níét bij.

‘Bah, viespeukíe’ …moppert Carola nog tegen me, terwijl ze me met een grote handdoek stevig staat droog te wrijven … best wel lekker trouwens.

 

(wordt vervolgd)

maandag 11 juli 2022

SITA, ONZE HOND (7).

 

Jee staat nu eindelijk ook bij de voordeur, hij staat er net bij alsof hij vieze handen heeft … hihi. Heerlijk. Na een lekkere wip smaakt paardenvlees nog lekkerder. Wow, wat word ik hier verwend.

‘Nou, Carola, onze Sita, leert me wel nieuwe dingen.’

Terwijl Jee  zijn handen wast vertelt hij in geuren (!!) en kleuren  wat ie net heeft meegemaakt … het stelt niks voor … maar ach, als je niks gewend bent. Nu ga ik effe pitten …  dromen over mijn  boxertje, mmm.

De bel blijft vandaag maar gaan … Jee is jarig, vandaar … steeds weer nieuwe bezoekers komen binnen ……de meesten zien me wel zitten: ‘Hé, wat een leuk beestje, Jee … (aai, aai) … sinds wanneer heb je een hond ... hoe heet ie?’ Er zijn er ook bangeriken, die kijken naar me of ik gevaarlijk of onrein ben: ’Hè bah Jee, jij een hond?! …niks voor jou!’ Bij diè figuren ga ik zo dadelijk hinderlijk in de weg liggen ... af en toe een stinkscheetje laten. Tja, daar vragen ze toch om.

Jee krijgt van zijn broer Mart een wurgband cadeau. ‘Bedankt Mart maar ik ben geen sadist. Neem maar weer mee naar huis,’ zegt mijn baasje.  ‘O, ik dacht dat je er wel blij mee zou wezen,’ zei zijn broer beteuterd.  Neeeeeen, gelukkig niet:  apetrots ben ik op mijn baasje.

Het lijkt net of ik ook een beetje jarig ben, want ik krijg van een neef van Jee, een rode kunstkluif. Ik ruik meteen dat een andere hond die al in zijn bek heeft gehad …  niks voor mij.

Voorlopig is het gezellig; genoeg te eten. Niet dat ze mij uit zichzelf  iets zullen aanbieden....oh nee,  … bedelen mak ik ook al niet …  maar er valt gelukkig af en toe wat te snaaien: … olienootje hier … chippie daar … kloddertje slagroom … plopje filet américain … gemorst stukkie van een amandelbroodje … wie het kleine niet eert …

Vrouwtje Carola staat in de keuken augurken in plakjes cervelaatworst te rollen … zonde,  van die overheerlijke plakjes worst …   het water loopt me in me mond.  Carola geeft me alvast een plakje, als ik braaf ga zitten tenminste … lief …

Daar zie ik opeens mijn poezenvriendin. Ze zit in de keuken te snuffelen. Ik heb geen zin in gedoe … laat haar maar. Poesje kijkt in de richting van de schaal cervelaatworst met augurkjes. Ze heeft in ieder geval smaak! Jammer voor haar: dezelfde smaak als ik.

Binnen hebben ze de grootste lol … Jee zit glunderend te vertellen over hoe ik vast kwam te zitten  aan dat boxertje en hoe we door die emmer water weer los raakten. Het is de dijenkletser  van de avond.

Er is nu niemand in de keuken. Behalve ik dan. Ga ik nu alvast wat te eten scoren. Ik spring op het aanrecht en eet zo snel mogelijk alle plakjes cervelaatworst weg rond de augurken. Ik kan helaas niet voorkomen, dat ik wat worst en augurk knoei. De poes gaat er snel vandoor met een plakje cervelaat. Van mij mag ze het hebben; ik heb zelf meer dan genoeg gehad. Het is zuur voor Jee, Carola en de gasten. Ik hoop dat ze ook van blote augurken kunnen genieten.

(wordt vervolgd)

zondag 10 juli 2022

SITA, ONZE HOND (6)

Daar staat Jee dan met z’n kapotte broek en bloedende knieën. Met mijn riem nog om mijn nek, maak ik een vluggertje met een gretige loopse boxer.

Jee is woedend. Zijn gezicht staat op onweer, zijn ogen bliksemen, zijn stem buldert over het Zwaanshals: ‘Ga d’r af!’ Tegelijk geeft ie me een flinke zet. Zou hij soms jaloers wezen?

Hoe dan ook, ik zit nog bovenop mijn verovering. Door nóg een zet van Jee, beland ik  achter mijn boxertje. Zo komen zij en ik kontje aan kontje te staan. Zij trekt mij achteruit … voelt niet echt lekker….mijn stijve zit nog in haar kutje … ik krijg hem er niet uit … een beetje naar voren …  een beetje naar achteren … nee hoor, we zitten muurvast. Zouden we voor altijd aan elkaar vastzitten? Nu eens loopt zij voorop dan ik weer. Leuk is anders.  Jee kijkt of tie water ziet branden. Een stel jongelui staat ons duidelijk uit te lachen. Ik krijg er zo langzamerhand schoon genoeg van.

De man van de ‘doe het zelf zaak’ aan de overkant, roept dat ie wat weet. Geweldig. Hij komt gelijk aanzetten met een emmertje water. Dat gooit hij over onze achterkantjes .. en onmiddellijk geschiedt het wonder … we zijn los. Pfoeh, dat lucht op. Als ik me omdraai is dat lieve boxertje al in geen velden of wegen meer te bekennen … ik ruik haar alleen nog een beetje.

‘Bedankt!, roept Jee naar de ‘doe het zelver’. Dat was me wat … mensen, die getuigen waren van mijn grappige act met die boxer, staan nog even na te praten. Jee is daar beslist niet voor in de stemming. Als een haas snelt hij  naar huis. Hij is zeker vergeten dat ik nog moet poepen .. en niet zo’n beetje ook …  Jee blijft maar doorlopen. Oké, dan zit er niks anders op dan dat ik voluit op de rem ga staan. Goh, zowaar stopt  Jee even. Ik doe het op het trottoir, kan niet anders … geen tijd meer om een plaatsje op de rijweg te zoeken. Jee zal wel nijdig zijn.

‘Verdorie, viespeuk, niet op de stoep, Sita, dat weet je toch!’ en hij probeert mijn hoop met zijn plastic zakje op te pakken … dat gaat hem nooit lukken, want deze hoop is veel te week … met wat papieren zakdoekjes schuift hij zoveel mogelijk poep de rioolput in. Jee doet de buitendeur voor me open.  

Ik sjees naar boven. Mijn vrouwtje Carola doet de voordeur open. Ze hoorde me al aankomen. Carola zegt lieve woordjes tegen me, aait me over m’n rug en trekt zachtjes aan mijn staart. Mmmm, lekker.  Fijn, ze heeft al een verse bak water neergezet en in mijn voederbak liggen stukken paardenhart. Ik dacht al: ‘wat ruik ik.

Jee staat nu eindelijk ook bij de voordeur, hij staat er net bij alsof hij vieze handen heeft … Heerlijk. Paardenvlees smaakt altijd het best na een lekkere wip. Wat wordt er hier toch goed voor me gezorgd.

 (wordt vervolgd)

zaterdag 9 juli 2022

SITA, ONZE HOND (5).

Tot mijn afgrijzen zie ik, als ik binnenkom die geniepige rooie kat uit mijn etensbak zitten eten … is ze helemaal gek … zoiets maakt me razend … ik jank, blaf en spurt naar mijn eten … de kat springt met een boogje over me heen en schiet langs Jee de trap op. Er is nog maar een klein beetje eten over in mijn bak. Alles schrok ik, als een uitgehongerde naar binnen. Ik proef het niet eens. Rotkat!

Slaap hier wel goed … op die comfortabele driezitter … goed voor mijn rug … ruikt nog wel een beetje naar die muffe kat  … maar dat is nog maar effe. Heb die rooie niet meer gezien sinds ze aan me eten zat … en dat is haar te geraaien ook.

Ik lig er in alle vroegte nog voor dood bij, als ik opeens een schuiver krijg … van Jee nog wel. Vind me terug op het tapijt. Baasje Jee staat tegen me te foeteren. De stoom komt uit zijn oren, … wat ik er van begrijp is dat ik nooit meer op die bank mag. Hoe kon ik dat nou weten? ‘Allemaal hondenharen … je krabt het leer kapot … hondenstank,’ dat is wat ik van zijn gebral opvang. Daar gaan we alweer, de vriendelijkheid is gesmolten als sneeuw voor de zon.’ Jee kijkt woedend en wijst naar het halletje. Dáár moet ik liggen, bij mij mand … in dat tochtige halletje, vlakbij de etensbak van die ellendige kat.

Ik doe net alsof ik lig te pitten. Jee gaat naar de wc … onder de douche … ik geef geen sjoege … hij pakt mijn riem … normaal blaf, hijg en ren ik,  spring ik tegen hem op, als hij me gaat uitlaten … maar nu effe niet … nu doe ik ijzig … kom nou! ‘Hé, Sita, kom op we gaan.’ Hij laat de riem zachtjes tegen m’n rug vallen.

Ik ren de trappen af; moet dan voor de buitendeur wachten op die slome Jee.  Buiten ga ik gelijk snuffelen. Ruik zo veel mogelijk kleine plasjes. Als ik al zowat een halve kilometer weg ben, roept Jee me terug … ik moet aan de riem … de angsthaas. Voor mij hoeft hij niet bang te zijn, mij overkomt niks. Ik heb een goede engelbewaarder.

Jee moet er maar aan wennen, dat ik hou van doorlopen … en als ik erg moet poepen, plassen of ik ruik een loops vrouwtje, dán ben ik niet te houden … zeker niet door Jee … toch al niet bepaald het type krachtpatser.

‘Rustig, Sita!’, zegt Jee herhaaldelijk; hij trekt dan overdreven hard aan de riem. Hij wurgt me zowat. Ik geloof dat ik me lelijk vergist heb in hem.  Maar oké, ik hou me rustig, … tòtdat ik een loopse teef ruik. Ze loopt aan de overkant en ziet er sappig uit: glad, strak, slank, grote, dikke, natte lippen, helemaal mijn type. Ik ruk me los en sprint naar de overkant. Op het zelfde moment hoor ik een rauwe kreet, achter me … ligt Jee te jammeren. Fietsers en automobilisten kunnen hem ter nauwer nood ontwijken. Een passerende fietser stopt en helpt hem op de been. Daar staat hij dan met z’n kapotte broek en bloedende knieën aan de overkant. Met mijn riem nog om mijn nek, maak ik een vluggertje met een héél gretige loopse boxer.

 

(wordt vervolgd)

vrijdag 8 juli 2022

SITA, ONZE HOND. (4)

 

‘Ik weet zeker dat jullie veel plezier aan Sita zullen beleven,’ zegt Ton. ‘Ja, dat denk ik ook,’ zegt Ans. De schijnheilen.  Ze gaan weg, aaien me nog even … voor mij hoeft dat helemaal niet … ben blij dat ik van dat stel af ben, dat wil je niet weten. Ik ga echt geen uitgebreid afscheid van ze nemen … een knuffel voor de baby? …  ach, ze verstaan me toch niet. 

Dalijk lekker effe naar buiten, met Jee of Carola, maakt mij niet uit. ‘k sta wel op klappen.

Vier keer per dag word ik hier uitgelaten, wow. Leuke buurt ook. Wel oud. Veel smalle straatjes. Nauwelijks groen. Er staan een paar bomen op een smal strookje gras langs het water. Lekker voor een frisse duik. Te weinig bomen hier. Aan elke boom ruik ik wel honderd verschillende reuen. Ik kan niet alles ruiken. Kan niet overal bij. Sommige plasjes zitten veel te hoog voor mij.

Jee doet zijn best om me het naar de zin te maken. Hij roept ‘Sita’ en staat met een tak in zijn hand … oké dan, laat ik hem zijn zin maar geven. Ik ren naar hem toe en spring hoog op (daar ben ik goed in) om die tak te pakken. Dat lukt me nu niet omdat Jee die tak stiekem ineens een stuk hoger houdt. Dan zwiept hij die tak een eind weg … ’zoek’ roept hij dan. Ik ga de tak halen … leg hem voor Jee zijn schoenen. ‘Braaf zo Sita’ zegt hij dan en aait me. Gooit ie de tak wèèr weg … breng ik hem wèèr terug … enz … enz … ja, daaaag, na vijf keer heb ik het wel gezien. Ik ga nu in ieder geval even wat anders doen … beetje rondsnuffelen. Hopen liggen er genoeg. In alle soorten en maten. Even een kleine inspectie houden. Jammer. Er liggen alleen maar goed verteerde hopen …  de niet goed verteerde zijn het lekkerst, daar zitten nog smakelijke resthapjes in.

Hallo hé, wat krijgen we nou? Daar komt een klein baasje aan met een grote hond. ‘Kom Sita, kom.’ hoor ik Jee roepen, 'kom.' Nou, ik ben echt niet bang, hoor.

Die hond, een bouvier,  wordt losgelaten … hij heeft een muilkorf op … duitgeteld,e sukkel. ’t Lijkt of hij dat hoort … hij komt op me af gerend … ik wacht tot hij vlak bij mij is en dan spurt ik vlak langs hem in de richting van zijn kleine baasje, dat nu nog  vriendelijk staat te lachen en mij zelfs over aait. Wat zou die reus gaan doen….ben benieuwd. Oké, daar komt hij weer aan … ik ga rondjes lopen, net iets harder dan hij … de bochten maak ik  steeds iets scherper … o, o,o, wat is dat toch moeilijk voor die grote jongen …..en vooruit: nóg een ietsiepietsie harder…..en het bochtje nóg iets scherper en ja hoor, daar gaat ie  op zijn gemuilkorfde bek. Geweldig! Uitgeteld.

‘Sita, kom!’ roept mijn baas dwingend. Nagenietend trippel ik triomfantelijk naar hem toe. Hij geeft me een paar bemoedigende klopjes. Ja, Jee is heel trots op mij. Ben wel buiten adem. Zweet me rot. Laat m’n tong zo ver mogelijk uit mijn bek hangen.

Ondertussen heb Ik wel trek gekregen, dus ik ren als een speer naar boven. Hoe snel ik ook boven ben, ik zal toch op Jee moeten wachten. Als hij de deur heeft geopend, glip ik gauw vòòr hem naar binnen. Honger. Dorst.  Als ik binnenkom, zie ik tot mijn afgrijzen die geniepige rooie kat uit mijn bak zitten eten … is ze helemaal belatafeld  … daar kan ik zo kwaad om worden… ik jank, blaf en spurt naar mijn etensbak … de kat springt verschrikt met een boogje over me heen en schiet langs Jee de trap op. Er is nog maar een klein pestbeetje over in mijn bak. Dat schrok ik achter mekaar naar binnen. Ik proef niet eens wat ik eet. Rotkat!

(wordt vervolgd)

donderdag 7 juli 2022

SITA, ONZE HOND (3)

Toevallig zie ik dat daar een voederbakje staat   …  met nog een paar stukjes runderhart … jamjam … die scoor ik straks wel … hoewel … ik kan me  nooit zo goed beheersen. 

’t Moet een rooie zijn, die kat hier, allemaal rooie haren op de vloer.  

Hé, wat goed zeg! Ik heb er niet eens om hoeven vragen: Carola zet zo maar een bak water voor me neer. Te gek. Ga gelijk een beetje lebberen. Terwijl ik drink streelt ze me met twee handen mijn oren … ze knijpt er zachtjes in. Lief. Ze heeft alleen die drinkbak te dicht bij die kattenbak gezet, dat moet wel anders. Nou ja, dat komt nog wel.

Tsjonge, jonge, jonge, wat huilt mijn baasje krokodillentranen: ‘We zouden Sita toch zò graag houden maar dat kàn echt niet samen met onze Annabelle … kijk, nú verscheurt hij alleen nog maar schoenen en tasjes … maar straks, ik moet er niet aan denken, dat hij zich aan die kleine schat van ons vergrijpt.’ Mijn bek valt wijd open, boos word ik,  als ik Ton zo hoor,  ‘… neen, Sita móét echt bij ons weg … we weten nu alleen nog niemand voor hem … we zouden het zó erg vinden om hem naar het asiel te brengen … hij is zo’n lieve hond … èn zindelijk. Hé, bedenk ik me nou, misschien is Sita wel wat voor jullie, Jee en Carola?! Volgens mij zijn jullie echte hondenmensen.’ ‘Ja, goed idee van jou, Ton,’ zegt Ans.  

Ik heb allang gezien dat die Jee en Carola me willen hebben ….ze zien dat ik een goede hond voor hen ben … het zijn mensen met hondenkennis … ze zijn gewoon aardig voor mij, dat voel ik.  Lekker relaxt zitten  Jee en Carola op de bank … ik, op de vloer tussen hen in, lig te zwiepen met mijn mooie langharige staart.

Ton haalt mijn mand met al mijn spullen uit zijn auto en zet alles neer naast de voordeur, bij die kattenbak. Als die nieuwe baas nu maar niet denkt, dat ik daar in de stank ga liggen. Ik ga er nu alleen even heen  om die verrukkelijke stukjes runderhart naar binnen te gooien … heerlijk. Hé …  wat hoor ik nou? Een blazende kat? Of vergis ik me? Er is hier geen kat te bekennen.

‘Ik weet zeker dat jullie veel plezier aan Sita zullen beleven,’ zegt Ton. ‘Ja, denk ik ook,’ zegt Ans. De schijnheilen.  Ze gaan weg, aaien me nog een keer over mijn kop … ben zo  blij dat ik van dat stel af ben, dat wil je niet weten. Ik ga geen uitgebreid afscheid van ze nemen … een knuffel voor de baby? …  ach, ze verstaan me toch niet.  

Dalijk lekker effe naar buiten. Ik moet wel nodig.

(wordt vervolgd)

woensdag 6 juli 2022

SITA, ONZE HOND (2)

 

Dit is de dag nadat ik een schoen van Ton, een handtasje van Ans en een trappelzakje van Annabelle kapot knauwde. In Rotterdam, gaan Ton en Ans een flink potje zitten overdrijven over mij, tegen Jee en Carola: wat een lieve, leuke, aardige en gezellige hond ik toch ben … tot baby Annabelle kwam.

‘Ja, meneer Sita krijgt minder aandacht, hè? Meneer Sita wordt een beetje jaloers, hè? Meneer Sita gaat dan uit protest het laptopkoffertje van het baasje maar onderpiesen, hè?!’ Zittie me met een zuur gezicht aan te kijken, die sukkelbaas van mij, terwijl hij me, bij elke lettergreep die hij uitspreekt, met zijn knokkels  venijnig op mijn kop tikt. Alsof ik geen gevoel heb. Dierenbeul! Ja, sorry hoor.

‘Hé, Ton, doe es even rustig joh, dat beestje heeft ook gevoel.’ zegt Jee.  Goed zo, Jee. Het wordt .  hoog tijd dat er dierenpolitie komt. Een simpele ziel is het die Ton … het heeft helemaal niks met jaloezie te maken … sinds de geboorte van Annabelle laten ze me steeds korter uit  … daar word ik gewoon bloednerveus van, logisch toch? Ik moet èrgens mijn behoefte doen. Als hùn wc-deur steeds op slot zit, moeten ze toch ook ergens anders gaan staan plassen? En … dan hoor ik hem ook nog zeggen ‘hij bijt onze spullen kapot.’ Ik ga ergens anders liggen … met mijn kop op Jee zijn voeten … vindt hij goed ...

Ja, als ze me zenuwachtig maken, ga ik uit mijn dak, dat wel. Kan ik het helpen? Zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Ik ben ook maar een simpele hond.

Ton zegt doodleuk, waar ik bij zit, dat ie van me af wil. Naar een asiel nog wel! Ans zit instemmend te knikken. Dat zeggen ze  natuurlijk alleen maar om medelijden op te wekken bij  Jee en Carola, zodat ze me dan overnemen. Geniepig mannetje! Met Jee en Carola, zie ik het wel zitten.  Jee aait me over mijn koppie, klopt me zachtjes op mijn rug … lekker … rek me helemaal uit en wrijf m’n neus langs zijn benen .

Godzijdank hebben ze hier geen kinderen. Een nadeel, zeg maar gerust een ramp, is de kat, die ze hier hebben. Een kat in nood deelt gemene krabbels uit. Dat heb ik tenminste wel eens op straat gehoord. Tot nu toe ruik ik dat beest alleen nog maar. Die kat heeft mij vast al in de smiezen. Ik heb geen flauw idee waar hij of zij uithangt. Er komt een misselijk makende geur uit die bak naast de voordeur … gatver … veel drolletjes liggen er in. Toevallig zie ik dat daarnaast een voederbakje staat     met nog een paar stukjes runderhart … jamjam … die scoor ik straks wel … hoewel … ik kan me  nooit zo goed beheersen.

 

(wordt vervolgd)

dinsdag 5 juli 2022

Sita, onze hond. (1)

 

Waar ik geboren ben weet ik niet. Geen flauw idee wie mijn vader en mijn moeder zijn. Broers of zussen? Onbekend. Wat ik wel weet is dat ik in Schiedam woon op een flat en dat ik Sita heet. Gouwe mensen. Ton en Ans heten ze. Ton leert me waar ik moet poepen. Heel aardig doet hij dat: als ik op het trottoir wil poepen, trekt hij me aan mijn riem naar de rijweg en als ik daar mijn drolletje heb gedraaid, geeft hij me een lekker brokje.

Ik heb in twee weken door wat de bedoeling is maar ik doe nóg eens twee weken net of ik het niet snap … die brokjes  zijn zo verdomd lekker. Ton zegt ook steeds tegen me: ‘Sita, gewoon helemaal uitpoepen, jongen, niet zo snel afknijpen die bolus, laat die auto’s maar wachten.’

Leuk park hier, met een grote vijver, in de buurt van de flat. Ook veel bomen met de piesluchtjes van andere mannetjes. Tegen bomen piesen hoeft niemand me meer te leren. Jammer wel, dat ik niet zo hoog kan piesen als sint-bernhards of herders … ik ben maar middelmatig hondje.

In het park komt Ton een mevrouw tegen met een jong slapend kind in een buggy.

‘Hé hallo,’ kus, kus, kus ... die blijven me daar toch lange tijd staan praten ... dààr ben ik hier natuurlijk niet voor ... ik ben hier om te rennen. Ja, ’t is een beetje lullig van me , ik geef het toe: ik ga vervelend liggen piepen en een beetje aan mijn riem trekken maar Ton geeft geen krimp. Hij staat daar maar een beetje te lachen, te draaien en te slijmjurken ... getver ... dan vraagt die vrouw opeens: ‘Zeg, Ton, wat is het eigenlijk voor hond?’

zegt ie: ‘een mannetje’….

’Nee joh, dat bedoel ik niet, man … en bovendien: dat zie ik toch zelf ook wel aan zijn waterpistool, neen, Ton, ik bedoel: wat voor ras?’

‘Oh, het is een Gordon Setter, een jachthond…..een supersnelle jachthond.……kan ruiken als de beste…….kijk maar eens wat een superneus hij heeft…..op kilometers afstand kan hij zijn prooi ruiken … en zijn baasje.’

Hou nou maar op over mijn neus…..ook mijn oren zijn bovennormaal begaafd en die worden onderhand doodziek van dat langdurige gewauwel van jullie.  Vandaag hoor ik trouwens voor het eerst dat ik een Gordon Setter ben…..toch leuk om te weten ... ik had eerlijk gezegd al zo’n vermoeden.

Wat er gebeurd is, weet ik niet.  Wat ik zie is dat Ans  een alsmaar dikkere buik krijgt en dan opeens is die buik weer helemaal plat en hoor ik een mensenbaby hard huilen. Ik hòòr de baby niet alleen ik ruik haar zo af en toe ook goed.

Met de komst van die baby breekt er een slechte tijd aan voor mij. Ton en Ans zien me niet meer staan. Het is Annabelle voor en Annabelle na. Ik word veel te weinig uitgelaten ... ik kan mijn pies en mijn poep natuurlijk niet tot in de eeuwigheid ophouden ... dus laat ik mezelf uit ... elke dag in een andere kamer  tsja … je moet eens weten hoe ze dan tekeer tegen me gaan ... terwijl ze verdorie weten hoe scherp mijn gehoor is ... gewoon dierenmishandeling! Bloednerveus word ik ervan ... ik raak in een dip en móét iets te knauwen hebben. Erg flauw vind ik het, dat ze dan zeggen, dat ik jaloers ben op de baby, dat ìk me misdraag, omdat ìk te weinig aandacht krijg.

Dàt is het verhaal dat ze vertellen aan Jee en Carola. Die wonen in Rotterdam. We gaan er in de auto naar toe, Ton gooit wat speeltjes, een extra kleedje, mijn etensbak, mijn riem en mijn inentingspapieren in mijn mand en zet die in de auto. Hij commandeert mij ook in de auto te gaan zitten ... als hij eens wist hoe ik moest piesen……maar dat telt allemaal niet meer. Het is de dag nadat ik een schoen van Ton, een handtasje van Ans en een trappelzakje van de kleine Annabelle kapot knauw.

(wordt vervolgd)

VADERS MANTELZORGER

 


Ze heeft me de hele dag al niet gebeld, ik ben de deur toch niet uit geweest. Normaliter hebben we elke dag wel even contact met elkaar. Wat zou er toch aan de hand zijn? Ik kan háár ook niet bereiken.  Pappa, Suze en ik hebben het niet makkelijk maar toch wel fijn met elkaar.  We eten elke dag samen, babbelen wat, kijken tv: naar het journaal, een leuke quiz … (en beslist niet naar die vreselijke talk-shows). Ondertussen zit pappa met z’n goede arm, te klaverjassen achter z’n computer.  Hij heeft een tia gehad, die lieve schat. Half mei zie ik Charles naast de wc-pot liggen. Met zijn hoofd in zijn eigen braaksel. Zijn piemel hangt nog uit zijn broek. Ik hoop dat Suze niet al te veel zorgen om haar vader maakt. Hij kan nog wel praten maar wat hij nu precies zegt, klinkt voor ons als een Oekraïens dialect. Als Suze nog thuis woont is ze zo lief en zorgzaam voor haar vader. Ook voor mij trouwens, want met die ene arm kan hij echt niet zo veel meer. Charles en ik deden alles in het huishouden zo’n beet je samen. Alleen strijken dat kon hij niet. Flauwekul natuurlijk! Want waar een wil is, is een weg, toch?!  Strijken vond meneer de dirigent gewoon beneden zijn waardigheid. Ik laat het verder maar zo.  Ook voor zijn eigen werk is hij inmiddels 100% afgekeurd; hij is of liever gezegd hij was de dirigent van het Groot Filharmonisch Orkest.  

Suze is niet zo’n prater. Een binnenvetter. Ik zie soms aan haar gezichtje dat er iets is, maar als ik haar ernaar vraag, krijg ik te horen, dat ze een beetje moe is … dat het druk is op haar werk. Ze werkt in de bouw .. een van de weinige vrouwen. Ze is machiniste op zo’n superhoge hijskraan, die van die zware bouwelementen naar boven moet hijsen. Soms werkt ze aan een gebouw dat wel 22 hoog moet worden. ’n Hele verantwoording voor zo’n meisje … en dan zit ze ook nog zowat de hele dag in haar uppie, op zo’n honderd meter hoogte. 

Suze neemt, na pappa’s tia, eigenlijk alle taken van hem over. Ondanks zijn tia, rookt Charles gewoon door; nog steeds als een schoorsteen. Samson shag. Sjekkies kan hij  niet meer draaien, met dat ene handje.  Suze rookt ook. Zij draait een paar sjekkies voor hem voordat ze naar haar werk gaat. Dat die ellende met Charles tegelijk optreedt  met het personeelsgebrek in de zorg.

Suze is een geschenk uit de hemel voor mij. Eerlijk gezegd meer voor Charles dan voor mij. Ze is zijn mantelzorger. Ze kleedt hem aan en uit, zet hem onder de douche en als hij zich weer eens vergist heeft,  verschoont ze hem.  Charles is een schat maar ik kan echt niet meer voor hem zorgen.

Tegen vijven word ik gebeld door haar baas. Suze heeft zich opgesloten in haar cabine. Ze durft er niet meer uit. Hij zegt me dat het alarmnummer is gebeld.  

zondag 3 juli 2022

HUILENDE BABY

 Sandra loopt voorop, met haar typische lichte tred, een meter of twee achter haar galoppeert Ria. ‘We hóéven geen afstand meer te houden, hoor Sandra’.

 ‘Ja, dat weet ik ook wel, ik ben niet achterlijk.’

‘Nou rustig maar, ik wist niet dat je boos zou worden.’

‘Neen! Ik word ook helemaal niet boos, schat, maar dat ik voorop loop, ja, dat komt alleen omdat ik me een beetje loop op te winden. Onbewust loop ik dan wat harder dan jij. Maar hier ben ik weer, weet je, ik vraag me af waarom jij er in ’s hemelsnaam voor gekozen hebt om hier  in dit kut-parkje te gaan wandelen, terwijl  er aan weerskanten van deze wijk twee prachtige bossen zijn.  Afijn, we lopen hier nu eenmaal. Ik zal er niet mee over zeuren, jij was aan de beurt om te kiezen.’

In de verte klinkt een  ontroostbaar babygehuil. Het geluid komt naderbij en blijkt van een kleine niet meer zo jonge kale man te komen. Hij loopt aan de overkant van de sloot. De man heeft een baby  in zijn armen. 

‘Het is vast haar opa.’

‘Hoe weet je nou of het een meisje is.’ 

‘Meisjesbaby’s huilen nu eenmaal een octaaf hoger dan jongensbaby’s.  Dit is duidelijk een meisje. Ze huilt, als ik het goed hoor, bijna net zoals onze Lieke deed.’

‘Had ie niet beter een wandelwagentje mee kunnen nemen … daarin dommelen ze meestal nogal gauw in slaap.’

Ze kunnen hun ogen (en oren) niet van de man en baby afhouden.

‘Zou hij helemaal niks te eten voor dat kind hebben meegenomen?’

‘ Wie zegt dat dat kind honger heeft? Misschien is die opa wel naar buiten gestuurd met dat kind omdat ze binnen haar gejank zat waren. Tja, je bent niet voor niks opa.’

Hij gaat op het dichtstbijzijnde bankje zitten.

‘Opa hééft wel wat bij zich, in dat Kruidvattasje.’ 

De dames zijn er aan de overkant van de sloot ook  maar even bij gaan zitten.

‘Opa gaat haar verschonen … die bank is toch veel te hard voor dat tere poppetje … het lijkt wel of ze nu nog veel harder ligt te krijsen.’ 

‘O jee, gepoept, logisch dat ze zo te keer gaat …’

‘Kijk, kijk, kijk,  kijk,  Ria … hahaha …  kijk: met haar waterpistooltje piest  zij het overhemd van haar opaatje kletsnat; het is dus overduidelijk een meisje, hè schat?’

‘Neen, toch niet dan, heb me dus vergist.’

Opa pakt het huilebalkje  op om de poepluier netjes in de gemeentelijke afvalbak te deponeren. De dames maken al aanstalten om door te wandelen, tot ze zien dat  opa weer op het bankje gaat zitten. ‘Verrek, heeft hij toch nog wat te drinken voor dat kleine wurmpje meegenomen. Zag je dat San? Hij sabbelde eerst zelf even aan het speentje en deed hem dan pas in zijn mondje … dat doet ie heel goed, die ouwe.’

Ogenblikkelijk is het hongerige ventje stil. Duidelijk ontspannen zit opa te genieten van zijn smullende, nog nasnikkende kleinzoon. Als hij even opkijkt, ziet hij ons zitten. Hij lacht en knikt ons vriendelijk toe.

‘Eerlijk gezegd voel ik me wel een beetje een voyeur.  En jij?’

‘Ja, ik eigenlijk ook.’

De dames zwaaien lachend naar opa en vervolgen hun wandeling.         

zaterdag 2 juli 2022

IK HEB GEDROOMD

‘Ik heb gedroomd’ zegt Carola tegen mij …  ‘maar het is geen leuke droom. We rijden op onze nieuwe e-bikes door het drukke centrum van de stad naar Hoek van Holland. In je enthousiasme over je nieuwe fiets rijd je  veel te hard. Ik heb het je al een paar keer gezegd maar jij blijft kraaien van plezier. Als je van verre ziet dat er een stoplicht op oranje springt versnel je je vaart en sjees je het kruispunt over ook al is het al rood.  Tot nu toe gaat goed. Je jaagt automobilisten de schrik op het lijf. Luid getoeter. Dat kan natuurlijk niet goed blijven gaan. Op de kruising van Erasmusbrug met de Maasboulevard flik je weer hetzelfde kunstje . De auto’s waarvoor het licht al op groen stond kan je nog makkelijk ontwijken maar de tram is al aan het optrekken, begint paniekerig te rinkelen, kan niet meer stoppen en rijdt je aan. Ik sta netjes voor dat stoplicht te wachten en zie je een meter of vijf door de lucht vliegen en je splinternieuwe e-bike vermorzeld worden door de tram.  Jij ligt buiten westen midden op de Maasboulevard. Er ontstaat een verkeersopstopping van jewelste. 

Ik heb geen zin om al dat gedoe af te wachten van politiewagens, ambulances en zo. Jij moet je toch zo nodig onverantwoord en onuitstaanbaar uitsloven op je nieuwe e-bike, dan moet je  ook maar de consequenties  nemen.  Ik zie je daar liggen, met je ogen dicht, zonder bril, in je onderbroek … je spijkerbroek is van je lijf gescheurd door die zwieper. Het bloed gutst uit je hoofd en zo te zien is je linkerbeen gebroken;  zo heb ik dat been tenminste nooit zien liggen. Met je rechterarm zal ook wel wat ‘aan de hand’ zijn, want die zie ik in de gauwigheid niet meer terug. Hoe dan ook: je bekijkt het maar ik ga e-biken over de Westzeedijk en de Rotterdamsedijk richting Hoek van Holland. 

Als ik in Schiedam ben realiseer ik me dat jij alle spullen in je fietstassen gestopt hebt. Zonder de handdoeken, mijn bikini, lekkere broodjes, drankjes, bananen is het gauw gedaan met de strandpret. Dat die bal en de badmintonrackets nog in je fietstassen zal me worst wezen. Jij bent er toch niet bij dus er valt dan niet veel te ballen of badmintonnen samen. Nu moet ik dus weer helemaal terug over de Rotterdamsedijk en de Westzeedijk naar dat kruispunt waar jij van pampus ligt. Alsof de duvel er mee speelt heb ik  alle stoplichten tegen; het lijkt wel een rode golf. Als ik alles gehad denkt te hebben gaat er ook nog een brug vlak voor mijn  neus open. Hoewel ik er helemaal niet van houd, rij ik nu op mijn hardst: 30 kilometer per uur.  Ik wil wel op dat kruispunt zijn, vóórdat jij in de ambulance geschoven bent. Maar … ik ben veel te gehaast, kijk niet goed uit, rijd tegen een e-bikester op die van rechts komt. Heb een dubbele beenbreuk en een hersenschudding …  en nu lig ik  hier naast je. Wat is er eigenlijk gebeurd?’

Ik had een droom, een nare droom

vrijdag 1 juli 2022

BUITEN IS DE OCHTEND ER AL

 Er staat een behoorlijke windje. Grijze, donkergrijze wolken.  Het zal zo wel gaan regenen. ’t Is pas kwart over zeven. Ben net even wezen plassen. Heel vroeger had ik steevast een ochtendpies-erectie, waardoor ik steevast over wc-rand pieste. Gelukkig heb ik daar al een jaar of tien geen last meer van. ’t Is benauwd hier in de slaapkamer. Zet de balkondeur open.  Ga nog even terug naar bed ... ben nog een beetje duf. Acht uur op is vroeg genoeg.  Het is te warm voor dekbed over me heen ... Doe mijn pyjama-shirtje uit.

Slapen kan ik niet meer na zevenen. Lig meestal een beetje te denken aan allerlei dingen die ik te doen heb. Mijn vrijwilligerswerk bijvoorbeeld. Er heeft zich een cursiste voor conversatie aangemeld, een Chinese; ik kan haar nauwelijks volgen.  Tijdens de les merk ik dat ze nog niet tot tien kan tellen  in het Nederlands … het abc kent ze ook niet. Er moet voor mijn lessen conversatie wel een geringe basis zijn om met elkaar te kunnen praten. Ik vind het wel jammer maar ik zal haar naar een ander moeten verwijzen.

Ik lig dan ook wel eens te denken over een boek dat ik aan het lezen ben. Nu lees ik ’Sophie’choice’,  van William Styron, daar staan gruwelijke passages in over  wat de Duitsers (Nazi’s) de Joden in de Tweede Wereldoorlog hebben aangedaan.  Vreselijk. Ook schokkend maar dan op individueel niveau zijn de scenes tussen hoofdpersoon Sophie en haar vriend Nathan.  Nathan is schizofreen en wisselt poeslieve periodes af met het meest onvoorstelbare geweld tegen zijn vriendin. Het boek is zo  goed geschreven , dat Ik soms niet verder  kan lezen, zo’n pijn doet het me.

Onder mijn pyjamabroek zie ik mijn grote witte blote voeten  uitsteken.  De grote tenen zijn de laatste jaren vervormd, wat dikker geworden …  door artrose. Op allebei die grote tenen heb ik, ook alweer jaren,  schimmelnagels. ’t Is geen gezicht die geelbruine brokkelnagels. Ik ben nu al bij drie verschillende pedicures geweest. Maar helemaal weg krijgen ze het nooit.  Ondanks de dure smeersels, die ze me aanraden komt het schimmeltje steeds weer stiekem terug.

Het valt me, nu ik toch mezelf aan het bekijken ben, erg  op dat mijn buik, borst en armen ultra-wit zijn. Ik zie ze mijn rug en mijn benen nu wel niet maar die zijn net zo. Ik kan me ook niet herinneren dat ik in de zon ben geweest. Wel onder de zonnebank. Dat is ruim zeven jaar geleden kort voor mijn echtscheiding. Zonnen heeft voor mij trouwens geen zin, want door het medicijn dat ik moet gebruiken, lithium, zou ik toch alleen maar verbranden.  Ter compensatie van dat zonnen slik ik vitamine d.

Ik mag ook wel wat meer op mijn eten letten, want mijn buik van mij begint wat uit te puilen. Ik heb mijn hele volwassen leven 75 kilo gewogen; ik heb het vieze vermoeden dat het nu 78 is. Maar … eerlijk is eerlijk: ’t komt niet alleen van het eten: ook qua biertjes zal ik wat moeten minderen.

Het wordt me hier nu toch wel iets te warm in bed .. tijd om m’n pyjamabroek uit te doen. Binnen is de ochtend er nu ook.

donderdag 30 juni 2022

SIERAARDAPPELEN

 Sieraardappelen.

Nooit van gehoord? Toch komt ie er aan, heus, de sieraardappel. Naast gewoon de aardappel voor de consumptie, die we allemaal kennen, krijgen we te maken met die bijzondere aardappel, die vooralsnog slechts op beperkte schaal te koop zal zijn; uitsluitend in sauna’s en dames- en herenkapsalons. We zullen er even aan moeten wennen. Want het lijkt er op als of er een trend is gezet. In sommige buitenlanden zijn er mensen, die een of meerdere kilo’s mee naar huis nemen, ze oppoetsen en in de vitrinekast leggen, alleen maar om zo af en toe eens naar te kijken, aan te ruiken, mee te spelen. Meenemen in jas, broek of tas kan natuurlijk ook.
Heren gaan er soms mee op de pikante toer en stoppen een aardappel in de onderbroek…….dat maakt een man meer macho, naar het schijnt. Dames lijken er steeds meer van gecharmeerd om een of meerdere middelgrote sieraardappelen in de handtas mee te nemen. Hij ligt naast portemonnee, lipstick en inlegkruisje. Die aardappel, zo wordt gezegd, geeft kracht en heeft vanuit het tasje een duidelijk preventief beschermende werking. Het is allemaal nog niet uitgekristalliseerd maar er zijn al verschillende geluiden opgevangen, vooral van dames, dat ze een duidelijk verband ervaren tussen hun toegenomen power, assertiviteit, zelfbewustzijn, wilskracht en de tastbare nabijheid van de sieraardappel.
Onderzoek bij mannen wijst uit dat zij er met veel meer succes dan zonder sierpieper, in slagen, een baan, een vrouw en ‘van alles wat zij al enige tijd kwijt zijn’ te vinden.

Wat was het in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw een populaire bezigheid, vooral onder jongere kinderen: het opleuken van aardappels met allerlei ornamentjes als aardappelinsteekoren, -neus, -mond, -ogen, -bril, -armpjes, - voetjes. Een activiteit, die helaas, helaas, langzamerhand in de vergetelheid is geraakt. Het goede nieuws is echter dat met de introductie van de sieraardappel ook opleuksets zullen worden gepromoot. De prognose is dat vooral dames (heren durven nog niet zo) er flink mee in de weer zullen gaan en zo hun favoriete aardappelvriendjes gaan maken voor in de tas of de vitrinekast.

Voor gezelschappen tot circa zes personen is een aardig spel ontwikkeld. Benodigdheden zijn: één stevige pieper, een thermometer, een a-4-tje, een potlood. Het spel heet ‘warm rollen’. Twee deelnemers naar keuze nemen de temperatuur van de sieraardappel op en noteren die, met één cijfer achter de komma op een a-4-tje. Iedere deelnemer kent nu de aanvangstemperatuur.
De deelnemer, die het hoogste gooit (waarmee, maakt niet uit) begint. Deze persoon laat de aardappel met veel aandacht bewust, twee à drie minuten over de beide handen rollen en geeft die dan door aan de deelnemer naast hem of haar, die ook weer de aardappel over de handen laat rollen enz. enz. De aardappel is de enige die merkt dat hij tijdens dit spel steeds iets warmer wordt. Als iedereen klaar is met rollen, schrijven de deelnemers op het a-4-tje de door hem/haar geschatte eindtemperatuur van het sierpiepertje. .
Dan volgt nog het pijnlijke moment voor de sieraardappel: het temperaturen. Dit wordt gedaan door de zelfde deelnemers. De winnaar is natuurlijk de deelnemer die ’er het dichtst bij zit’.
Een eenvoudig en toch boeiend gezelschaps-raad-spel voor alle aanwezigen, dat zowel thuis als op de camping gespeeld kan worden: tip: 1 pieper op max zes deelnemers.
Het spel zoals hiervoor geschetst kan gespeeld worden zoals u maar wilt. De sieraardappeleigenaar kan er verder mee experimenteren. Hier wordt beschreven de variant ‘warm rollen’ met de handen. Elders is geexperimenteerd met ‘warm rollen’ met de onderkant van de voeten en met de binnenkant van de dijen. De reacties zijn tot nu toe hartverwarmend. Een proefsessie ‘warm rollen’ onder de bibs is niet zo’n succes. Het betekent het dramatische einde voor de betreffende sieraardappel……totaal geplet.

Tot slot nog even iets over de houdbaarheid van dit luxe product: na 5 jaar heeft die aardappel zijn sierlijkheid wel verloren. Menselijke consumptie is uit den boze en de restwaarde nul. Geadviseerd wordt om het spul te lozen bij dichtstbijzijnde varkensstal……voor varkens is het een gezonde lekkernij……zij zullen u dankbaar zijn mits alle insteekoortjes, -oogjes, -voetjes en -hoedjes verwijderd zijn.

woensdag 29 juni 2022

The Gerca's

Mijn buurvrouw, Ada,  is nu anderhalf jaar alleen. Haar man, Carel Bending, heb ik nauwelijks gekend. Als ik hier kom wonen, nu drie jaar terug, loopt hij al in de Daniel den Hoed….nou, dan weet je het wel. Hij  komt weinig buiten. Alleen voor het hoognodige eigenlijk. Taxi in taxi uit naar het ziekenhuis. Soms zie ik hem in zijn tuintje zitten; plukt hij  onkruid weg. Hooguit een keer per week laat hij Grover, hun boxer, uit. De laatste keer dat ik hem dat zie doen wordt hij door het nog jonge, speelse beest ondersteboven getrokken. Carel is veel te fragile geworden, om dat sterke beest te kunnen houden. Het doet hem pijn dat hij nog maar zo weinig kan. Hij zit zich van binnen op te vreten, als hij die kleine tengere Ada van hem,  met die loodzware boodschappentassen ziet sjouwen. Vreselijk vindt hij dat. Hij kan zich er nu wel druk om maken maar hij kan er toch niks aan veranderen.

Ik zie hem nog buiten op een heerlijk lentedag. Ada rijdt hem in zijn rolstoel naar het binnenterrein en zet hem in de schaduw van de kastanje; zijzelf zit op een bankje naast hem. Alsof hij haar wil verrassen, pakt hij schielijk iets uit zijn binnenzak ... het is zijn mondharmonica ... heel mooi, lief, met al wat hij kan ... speelt hij ... ’Summertime ... when the living is easy’ ... Ada legt haar hoofd op Carels schouder.

Carel Bending speelt mondharmonica. Samen met zijn broers Theun en Ger,  vormt hij een trio, dat in Rotterdam en wijde omgeving rond 1960 zeer succesvol is. The Gerca’s (van Theun, Gerard en Carel).  Voor de wat oudere Rotterdammers hoef ik de volgende titels alleen maar te noemen: ‘Strakjes op mijn schoot, mijn schat’, ‘ Oh, Ada blijf nog even hier’ en natuurlijk  ‘Zo dalijk, als boven ik ben’. Stuk voor stuk zijn dat teksten en melodieën, die nooit meer stuk kunnen. Ze zitten in het collectief geheugen van de Rotterdamse 65-plusser gegrift.

Tussen 1955 en 1965 ligt hun bloeiperiode. In die periode verdienen ze meer dan lekker. Op verlovingen, bruiloften, jubilea, bedrijfsfeestjes overal in de regio worden ze gevraagd. Tussen 1960 en 1965 zijn ze het populairst. Ze zouden dan wel drie optredens per avond kunnen verzorgen maar ze houden het op twee. Zo doen ze een verloving van zeven uur tot half negen en dan er gelijk achteraan een trouwfeestje van negen tot pakweg middernacht.

Honderdvijftig gulden de man vangen ze op zo’n avond. En dat is heel mooi in die tijd. Omgerekend naar de hedendaagse euro is dat driehonderd de man. Na de optredens, die doorgaans rond middernacht eindigen brengt Ger  zijn broers met zijn auto  naar huis.

Ondanks de grote populariteit van The Gerca’s blijven de leden met beide benen op de grond staan. Ze hebben nooit de illusie dat ze tot hun pensioen kunnen leven van de muziek. Daarom werken ze in de succesperiode gewoon door in hun andere bedrijf:  Gerca’s Leesportefeuille. De broers doen daar goed aan.  Want de opkomst van de rock and roll, blues en beat in het begin van de zestiger jaren, hakt er flink in.  Van de oude garde moet menig bandje of solist in die periode het afleggen tegen de opkomst van de rockbands.  Zo ook The Gerca’s.

Ze komen na 1965 nog minstens een keer per week bij elkaar. Nu eens bij de een; dan eens bij de ander thuis. Zomaar om wat nummers te spelen. Tot Carel zo slecht wordt dat het echt niet meer gaat.  Voor Theun en Ger hoeft het dan ook niet meer. Ze stoppen definitief.


dinsdag 28 juni 2022

EEN BEKENDE ROTTERDAMMER

 ‘Who the fuck’ is Cor Eversteijn zal je denken. Cor Eversteijn is een bekende Rotterdammer. Hij is zowel herenkapper als bokser. Ooit is hij Nederlands kampioen boksen bij de amateurs. Hij is geboren en getogen in Spangen. Net als ik. We zitten op dezelfde kleuter- en lagere school. Op die lagere school staat geen onderwijzer voor de klas maar  een broeder, een katholieke geestelijke in een zwarte jurk.

Gedurende drie jaren, twee jaar kleuterschool en een jaar lagere school trekken Cor en ik vrij veel met elkaar op. Hoewel we nooit echt vrienden worden. Cor is niet zo'n studiehoofd. Hij is liever fysiek bezig.  Beetje sporten,  beetje stoeien.  Ook met mij. Hij is klein van stuk en heel sterk. Waarom weet ik niet maar meestal laat hij mij winnen. Hij blijft al in de eerste klas van de lagere school zitten. Later nog een keer. Ik verlies hem daardoor uit het oog. Jongens van de hogere klassen bemoeien zich liever niet met van die kleine pestapies. Ik dus ook niet.

De familie Eversteijn woont vlakbij; drie minuten lopen. We kunnen beiden, ieder vanuit ons eigen huis de voetballers van Sparta zien trainen. In die tijd, de vijftiger jaren, draaide Sparta nog mee in de top.

Twee zussen die bij mij in de straat wonen, brengen me elke dag naar de kleuterschool. Mijn moeder heeft daar zelf geen tijd voor. Vlak na mijn geboorte, ik ben de oudste thuis, krijg ik er een broertje en twee zusjes bij. Daar heeft ze haar handen meer dan vol aan; zeker omdat mijn broertje ernstig geestelijk gehandicapt blijkt te zijn.

Die zussen, vrijwilligers vanuit de kerk, gaan dan ook ineens Cor naar school brengen. Waarom? Geen flauw idee. Mijn moeder heeft  er nooit iets over gezegd. Opeens zit hij ’s morgens bij ons aan de eettafel. Na het eten lopen we naar school.  Het enige dat mijn moeder zegt is dat Cor zijn moeder ziek is. Wat ze heeft zegt ze niet. Daar vindt ze me zeker te klein voor. ‘Cor moet geholpen worden; dus doen we dat. Klaar!’zegt ze. De werkelijke reden hoor ik pas vele jaren later: vader Eversteijn heeft toen Cor zijn moeder zwaar mishandeld heeft. Zijn moeder in het ziekenhuis; zijn vader de bak in.

Gewoonlijk loop ik hand in hand met de zussen. De een houdt mijn linkerhand vast de ander mijn rechter. Dan laten ze me soms tussen hen in zwieren, van hoog voor naar hoog achter ... van hoog voor naar hoog achter ...  schitterend  is dat! Maar ja, dat is afgelopen met de komst van Cor. Allebei hebben we dan een eigen zus. Jammer, geen gezwier mee.

Cor is, net als ik, een verlegen ventje. Hij zegt haast nooit wat. Hoe ik ook mijn best doe, ik kan me zijn stem niet herinneren. Van 1958 tot 1979 vergeet ik zomaar dat er überhaupt een Cor Eversteijn bestaat. Zelfs zijn nationale  bokskampioenschap  in 1970 is volledig aan mij voorbij gegaan. Door zijn boks-prestaties en  helaas ook door zijn overmatig drugs- en drankgebruik wordt Cor pas rond 1980 voor mij aan de vergetelheid onttrokken.  Hij is populair. Cor is een bekende Rotterdammer. De Rotterdamse Media volgen hem op de voet in zijn laatste jaren. In  1983, nauwelijks drieëndertig jaar oud, drinkt hij zich dood.

maandag 27 juni 2022

BLUEGRASS

 

Zondag  is het prachtig weer voor het jubilerende Bluegrass festival in het Oude Noorden. Ik ga er met mijn vriend Bert naar toe. Op het Pijnackerplein wordt het festival voor de tiende keer georganiseerd. Toen ik nog in Het Oude Noorden woonde ging ik er steevast naar toe maar na mijn scheiding, alweer zeven jaar geleden, ben ik er niet meer geweest. Waren er destijds enkele honderden bezoekers dit jaar schat ik het bezoekersaantal op enkele  duizenden.  Dan is nog maar het halve plein in gebruik als festivalterrein.  Nu dus het hele plein. Vroeger kon je gewoon komen aanlopen vanuit elke willekeurige richting en aanschuiven achter de toehoorders rondom de prachtige muziektent. Dat is dan nog het enige podium.  Op deze zondag is het Pijnackerplein helemaal met hekken  afgezet. Er is een centrale in- en uitgang gecreëerd. Voor elke bezoeker wordt een nummertje  van een rol afgescheurd. Ik ben 12.987, Bert 12.988 (en Ernie 12.989). Dat is aardig wat.  Vrolijke en verfrissend klinkt de bluegrass-muziek over het terrein. Beluister dit genre maar eens op ‘you tube’ of ‘spottify’.

Op het terrein zijn volop eet- en drinkkraampjes, tafeltjes en bankjes. Aan toiletten ontbreekt het  jaren geleden nog wel eens. Er wordt dan door de mannen onbeschaamd tegen de fraaie geveltjes gepiest. Toiletten zijn er zat nu. Net als voorheen heeft een groot aantal bezoekers  zelf (tuin)stoeltjes meegenomen.  Nieuw voor mij zijn de merchandising, workshops, theatervoorstellingen  en de goochelaar.

De sfeer zit er goed in. Iedereen van jong tot oud loopt te stralen, mooi te zijn.  Veel dames dragen kleurrijke, weinig verhullende kleren. De veelal in het zwart geklede oudere heren, bijna allemaal met een klein goed gesoigneerd baardje, lopen vol trots te showen, hoe jeugdig ze zich nog wel voelen.  Iedereen  kan hier vandaag swingen op aanstekelijke muziek. De vrouwen zijn  zoals gewoonlijk meer tot dansen geneigd dan de heren; die  zitten liever met een biertje in hun hand ritmische hoofdbewegingen te maken.

Het klinkt nu allemaal wel erg positief  maar toch ben ik dat eigenlijk níét helemaal. Ik ben er bijzonder teleurgesteld over dat het geen echt, puur bluegrass festival meer blijkt te zijn. Ik heb in de korte tijd dat ik er ben, zondagmiddag, muziek gehoord die meer verwant is aan de jazz en de soul. Bands waarin saxofoon, klarinet, piano de hoofdmoot vormen  hebben niks te maken met blue grass. Bij dat genre horen: banjo, gitaar, bas en viool. Als ik musici met die instrumenten in een wervelend tempo muziek hoor maken dan kan ik, normaal gesproken,  niet meer stil blijven staan. Met die knieblessure die ik nu heb moet ik wel.   

‘The old dutch Riverhoppers’  geven drie kwartier lang een show met old time en bluegrass uit pioniersjaren van o.a. Bill Monroe. Dit is dus een voorbeeld van een band die tot swingen dwingt.

Veel minder boeide mij  de als ‘de nieuwste soulsensatie’ uit Engeland aangekondigde band. Goeie muziek, dat  wel maar daar ben ik niet voor gekomen. Bert en ik nemen een biertje (3 euro per stuk) en schuifelen langzaam maar zeker in de richting van het podium waar straks ‘The long gone daddies’  gaan optreden.’ Het blijkt een uitstekende band te zijn met goede zang een prima pedal steelbespeler.

Het is dan half zeven. Tijd om naar huis te gaan. Van het ultra levendige Oude Noorden terug naar het supersaaie Prinsenland.

zondag 26 juni 2022

MUGGEN

 

Drieëntwintig bloedspetters tel ik nu op mijn plafond en op de wanden van mijn slaapkamer. Ook op vier kussenslopen, twee onderbroeken en een t-shirt zitten bloedvlekken. Op de onderkant van mijn pantoffels hebben ze ook gezeten maar die heb ik er af gelopen. Ja, ook op mijn handen hebben ze gezeten, maar petsen doe ik nog zelden. Allemaal bloed van door mij gedode muggen. ’t Is maar een klein beetje want de meeste krijg ik niet eens te pakken. Ze nemen mij te grazen!

Middeltjes gebruik ik wel maar ze werken nauwelijks. De muggen wennen er aan. Aan het ene middel nog sneller dan aan het andere. Spuiten doe ik. Smeren ook en de mug weet natuurlijk precies het onbedekte plekje op mijn huid te vinden. Ik gebruik zo’n vaponastrip, waarvan ze zeggen dat ie kankerverwekkend is. Lekker: tegen de muggen èn kankerverwekkend.  Wat een dilemma.  Zo’n strip heeft trouwens alleen maar zin als ramen en deuren potdicht gehouden worden. Lekker, bij een slaapkamertemperatuur van ruim 20 graden, ’s nachts alles dicht houden.

Ik heb een apparaatje uitgeprobeerd dat een zoemetje produceert. De mug kan er niet tegen maar ik ook niet. Ik slaap niet met zo’n geniepig geluidje. Zet de zoem uit en schuif mijn bedje weer in. Welja, daar is tie weer met zijn gezoem om mijn oren. Ik zie niks maar geef op goed geluk mezelf een tik voor mijn kop in de hoop dat ik dat kreng raak. Maar helaas. Tien seconden later komt er weer een aan zoemen. Mijn hoofd gloeit van mijn eigen gepets.

Met een dodelijk tennisracket moet ik de strijd met de mug kunnen winnen. Zoals toptennisser Federer uithaalt naar de bal, die geretourneerd is door tennistopper Nadal, zo geconcentreerd mep ik naar  de mij irriterende muggen. Als ik ze raak dan verbranden ze levend op mijn racket…..tenminste, als ik het verbrandknopje op het handvat van het racket ingedrukt houd. De geur van gegrilde mug is allerminst opwindend. Ik heb er wel lol in om die hinderlijke creaturen zo hardhandig te killen. De muggenracket is wat mij betreft het beste, leukste en meest bevredigende muggenbestrijdingsmiddel.

Bij de anti-muggenshop weten ze me ook te vertellen dat als er één dier is dat duidelijk merkbaar geëvolueerd is de laatste tientallen jaren, dan is dat wel de mug. Nou ja, dat klopt ook wel: ik weet nog wel dat ik, ruim zestig jaar terug, als kind dus, op klaarlichte dag,  met één simpele handbeweging drie muggen tegelijk ving, plette of bewusteloos sloeg. Ik vond het niet eens een prestatie; ik deed het als het ware ‘met twee vingers in mijn neus’. Kom daar anno 2022 nog maar eens om.

Muggen hebben zich de afgelopen tientallen jaren aangeleerd om zich verdekt op te stellen. Je hoort ze wel maar je ziet ze niet. Vroeger gingen ze gewoon domweg op iets wits zitten. Plafond, wit stukje behang. Dat zal je ze nu echt niet meer zo veel zien doen. Ze pakken nu doorgaans zwarte donkere kastjes, donkere kleding, het raam, als het donker is natuurlijk. Ook heb ik gemerkt, dat ze tegenwoordig veel meer dan voorheen onder mijn bed gaan zitten. Tuig!

Muggenbeten op zich zijn nog niet eens het ergste. Dat gezoem om mijn kop net op het moment dat ik in slaap dreig te vallen, dat vind ik eigenlijk het ergste.

zaterdag 25 juni 2022

LAARZEN OP DE TRAP

 

Het is zeven uur  in de ochtend. Ik haal de krant uit de brievenbus en begin aan mijn dagelijkse ochtendgymnastiek: de trap op naar de  vijftiende verdieping. In stevig tempo. Ik heb hinderlijk last van ‘de stop’. Mijn dokter zegt dat dat wel goed komt als ik meer ga bewegen.’ Dan bedenk ik dit traplopen … en verdomd het werkt.

Op de eerste etage is alweer enige maanden geleden in grote koeienletters op de muur gekalkt: ‘SLAVEN UIT GUINEE BISSAU UIT 1432’. De meeste vreemde dingen in onze flat worden gedaan door lui die hier niks te zoeken hebben. Een bewoner doet zoiets niet. Die bevuilt zijn eigen nest niet. Ik houd het op heimelijke indringers.

Die klote woningbouwvereniging … de eerste de beste dag dat ik die leuze zie, meld ik het … ja, ze halen de leuze gelijk weg, zeggen ze …  zeer frustrerend … ja zeggen en nee doen … ze zijn laks daar ... vijf weken en vier telefoontjes verder  is de leus weggewit.

 Ben alweer op  de zevende … een gebruikt condoom keurig netjes in een hoek van de traptree geschoven, het spermaspoor is half opgedroogd. 

‘Mèt condoom: tien, zonder: twintig euro,’ hoor ik het hoertje de auto in nog schreeuwen. De flat staat vlak bij een afwerkplek… zou deze trap dan ook al afwerkplek geworden zijn? Het zou me niet verbazen. Er wonen hier slordige bewoners, die de deur van trappenhuis zo maar open laten staan. Een slim hoertje heeft de sleutels ontfutseld van een bewoner … een zuipschuit. Daar zijn we lekker mee met zo’n dronken droppie als buur. Het kost wel weer een nieuw deurslot.

 Eergisteren zat er een, zo te zien, ongebruikt condoom over de klink van de  entreehaldeur geschoven.  Vreselijk grappig, net zoals het opblazen van een condoom, maar zo langzamerhand heb ik  het wel gehad met de condoomhumor.

De negende …  ik raak al behoorlijk buiten adem . Stophoest-papiertjes, groen, een stuk of tien, verdeeld over drie treden.

Op de tiende,  liggen aan elkaar geplakte vloeitjes, klaar om een joint mee te bouwen, een leeg pakje shag, wat tabakskruim en uitgedrukte peuken.

 Een sterke urinegeur komt me tegemoet op de elfde; die plas is daar nog niet zo lang geleden gedaan. De damp slaat er nog  van af.

 En nooit, nooit zie ik ze: de blowers, de zeikers; de neukers; de leuzenkalkers, terwijl ik hier toch van maandag tot en met vrijdag, vijf ochtenden per week de trap op loop. Weliswaar uitsluitend tussen zeven en acht … dat loopt natuurlijk wel in de gaten.

 Ik hijg verder. Op de dertiende staan twee paar laarzen, hoge witte en lage zwarte. Alsof ze uitgeschopt zijn door een stel meiden, die hier na een nacht pezen, lekker achterver willen gaan zitten. De eigenaressen van die laarzen, kunnen toch niet ver zijn. Door de draadglasruiten meen ik in de portiek van de dertiende  vaag een figuur te ontwaren. Ik duw de deur vlug open maar daar staat alleen een vuilcontainer. Door nu naar mijn verdieping, de vijftiende.

 ´Begin de dag met een paar slokjes warm drinken, thee, koffie, water is ook prima. Eet dan, voorafgaand aan je ontbijt,  twee gewelde pruimen … maar het belangrijkste is toch: beweging!´ zegt mijn dokter. Dan nu ontbijten, krantje lezen en een uurtje fietsen naar mijn werk. Maar eerst even naar de wc.

vrijdag 24 juni 2022

EVEN IN BLIJDORP

Even in Blijdorp I 

Druilerig en  rond de achttien graden: ideaal voor een ochtendje dierentuin Blijdorp. Er is weinig toeloop en dan zijn de dieren juist het meest actief. Met een vrolijkmakend elan spettert en tettert het jonge olifantje in zijn ruime waterpoel. Ondeugend spuit hij andere olifanten en dierentuinbezoekers nat.“Leuk hè, die olifantjes, Jacco?”, die op mamma’s bovenbeen zit. Maar peuter Jacco heeft alleen maar oog voor het kleuterklasje even verderop. Hoe de kinderen praten,  tegen elkaar opbotsen, snoepen,  lachen, gillen, wijzen, springen, Jacco lijkt niets te ontgaan.‘Vind je het leuk, Jacco?’ vraagt mamma, die zelf helemaal in de ban is van het olifantje. Ja, knikt hij enthousiast. Hij vindt het geweldig.

 

Even in Blijdorp II

 Een endje verderop loopt de tijger zijn rondjes……..in zijn namaakjungle; een gepantserde glaswand van drie  hoog bij vijf breed scheidt tijger en bezoeker van elkaar. De tijger heeft er blijkbaar ineens lol zin in om vlak langs de glasplaat heen en weer te lopen. Petertje loopt aan de bezoekerskant in het temp van de tijger mee. Stopt als de tijger stopt. De tijger stopt als   Peterje stopt. Hij en de tijger maken geen geluid. Petertje kijkt niet op of om. Is één met de tijger.

‘Kom Peter, kom’, … maar hij hoort niets of wil niets horen  … en als zijn moeder hem bij zijn arm beetpakt , rukt hij zich gelijk weer los.

 

Even in Blijdorp III

 

Het terras staat er nog net zo bij als eind gistermiddag.  De tafels en stoelen zijn smerig en zeiknat van de regen van vannacht. Die regen is niet voldoende geweest om de vogelpoep van het terrasmeubilair af te spoelen.

Heel even laat ik mijn koffie onbewaakt achter … wat servetjes halen om mijn tafel schoon te maken. Vogels lusten geen koffie, godzijdank. Anders had ik inmiddels geen koffie meer gehad. Spreeuwen, kauwen, kraaien, merels, meeuwen, duiven staan hier in tientallen klaar om jacht te maken op elke koekkruimel.

‘Dit is natuurlijk wèl de dierentuin’, zeg ik bij mezelf. Toch jaag ik die brutale meeuwen weg.  Bijna snaaien ze mijn boterham met kaas, met plastic zakje en al.

Aan het tafeltje naast mij zit een inburgeringsklasje, 6 vrouwen, drie  kinderen, waarschijnlijk alle drie van één moeder … volgens mij is het een drieling. Ik geef een servetje aan een van de dames. Haar stoel is vies. Ze pakt het servetje aan, maakt haar stoel schoon, legt haar jas op de zitting en ploft neer op de stoel.

 

donderdag 23 juni 2022

MAASZICHT

 Maaszicht 1

Zij heeft haast vanochtend. Ze hoort de wekker wel maar draait zich nog even om. Kwart over acht schiet ze wakker. Over een kwartietje moet ze op school zijn. Vader, moeder, broertje en zusje waren al de deur uit. Geen tijd meer om te douchen. Haar kammen, eten, vlug aankleden en wegwezen, dan kan ze het nog net halen. De broek van gisteren kan ze niet meer aan. Daar zit een chocolademelkvlek op. Bij het bloesje van gisteren heeft ze geen passende broek. Dan ook maar een ander bloesje. Snel drinkt ze een paar slokken van het drinkontbijt en pakt een mandarijn van de fruitschaal. Schoolspulletjes in de tas gooien, jas aan en wegwezen.In de lift van de 11e naar de begane grond eet ze haar banaan en mandarijn schrokkerig weg. De schillen gooit ze in de hoek van de lift. Ze rent de het flatgebouw uit om 3 minuten voor half negen. Ze zou het net redden, die ochtend.

 Maaszicht 2

Hij heeft geen zin om op te staan als zijn vrouw die ochtend om 9 uur de deur uitgaat. Hij is al een tijdje in de ziektewet en is langzaam de  structuur van zijn dag kwijtgeraakt. Hij hoort nog wel de deur dichtslaan dan draait hij zich om: nog even wegdommelen. Als hij enige tijd later zijn bed uit strompelt ziet hij dat het half elf is. Weer veel te lang geslapen. Even piesen, een boterhammetje snijden en beleggen; kopje thee in magnetron en z’n krantje halen.

Hij stapt op de 13e in de lift en ziet de bananen- en mandarijnenschillen in de hoek van lift liggen. ‘Weer zo’n aso’ denkt hij. Hoe kom je er toch in godsnaam bij om de lift als vuilnisbak te gebruiken? De supertrage lift bereikt na een minuut of 3 de begane grond. Hij loopt, zo goed en zo kwaad als hij kan lopen, naar de brievenbus om er zijn krant uit te halen …en een zooi reclameblaadjes. Hij kan de krantenkoppen nog niet lezen want hij heeft zijn bril nog niet op. Gelukkig heeft nog niemand anders de lift nodig gehad, dus kan hij weer met dezelfde lift terug. De schillen liggen er natuurlijk ook nog. Hij pakt met een stel reclameblaadjes de schillen op en verwerkt het geheel tot een prop. “Ongelooflijk” mompelt hij nog. Weer in zijn flat aangekomen loopt hij gelijk door naar de vuilnisbak en gooit de prop daar in. Hij zet zijn bril op, pakt zijn boterham en kopje thee en nestelt zich in zijn onbijtstoel. Burgers moeten elkaar aanspreken op ongewenst gedrag. Stadsetikette in Rotterdam leest hij. Wie moet ik in deze flat in godsnaam aanspreken?

 

Maaszicht 3

Zij komt moe thuis. Een zware dag, veel vergaderingen; veel gezeik. Even de post pakken. Onder de kast met 70 brievenbussen ligt een stapel achteloos gedumpt reklamemateriaal. Iemand, vast een van de buren, heeft zijn interessante post uit de berg reclamemateriaal gevist en de rest op de grond geflikkerd. Jezus Christus, wat een mensen wonen hier! Is het nou zo moeilijk om dat in een container of in je eigen vuilnisbak te gooien, dacht ze. Ze pakt de stapel op; er zit ook nog een opengescheurde belastingaanmaning tussen. Nu weet ze in ieder geval wie die sloddervos is. Die gaat ze eens flink de waarheid zeggen. Ze neemt de stapel mee om die boven in haar eigen papierbak te deponeren. Die belastingaanmaning houdt ze apart.