Posts tonen met het label uitgehongerd. Alle posts tonen
Posts tonen met het label uitgehongerd. Alle posts tonen

maandag 20 januari 2025

UITGEZET.

 

Er wordt gebeld. Er staat een uitgemergelde, ongeschoren man met een scharminkeltje aan zijn hand voor de deur.

 ‘Ja?!’ blaf ik.

Dit is toch nummer 202?

‘En?’

‘Wij komen voor dit huis. Dit huis is namelijk te groot voor jou. Je woont hier alleen. Daarom. Wij zijn met z’n vieren.

Maar daar heb ik nog niks over ….

‘Mijn zoon Ezra, mijn vader die onderweg is uit Duitsland en mijn vrouw Tirza die hier elk moment aan kan bellen. Kom Ezra ….

Ik sta dat jochie nog in de weg  in de deuropening maar ….

’Ga eens even een stukje opzij, … kom Ezra, ga maar op die bank  zitten, daar ja. Heb je misschien wat te eten voor m’n zoon? Een chippie of zo? Hij is uitgehongerd.

Ik heb wel bastognekoeken maar hoe komt u er bij dat …

 O, ik zie het al, je woonkamer grenst aan het balkon en ah … daar hebben we  de douche … daar gaan we zo even staan spetteren, hè Ezra? Daar zijn we wel aan toe. We zijn anderhalve dag  aan het lopen, dat gaat je niet in je kouwe kleren zitten!? 

O, mijn naam is Yusuf. Tirza, mijn vrouw en de moeder van hem, zal nu wel gauw komen.

Gebeurt dit nu  echt of sta ik ….

Ik ben helemaal kapot man! Ga alvast wat eten voor ons viertjes maken, ook voor m’n pa. We sterven van de honger. Straks als Tirza er  is en we gegeten hebben ben ik helemaal het mannetje.  Ezra zal bijtrekken. Dat garandeer ik je. Het is allemaal hartstikke goed geregeld hier, toch? We hebben alle steun. Jij bent niet als enige de dupe, hoor. Na het douchen zal ik een briefje maken met wat we nog nodig hebben. Kan je die voor ons gaan kopen.’

‘Hier had ik  toch al lang iets op tv …’

Maak je niet druk man! Je weet waar je bedje gespreid staat. Wat wil je nog meer? Hier in huis gaan we fijn jouw spulletjes gebruiken. Weet je,  we hebben  zelf niks, nop.. 

Als hier mensen voor jou aanbellen, sturen we ze door naar die sporthal.

‘Jahaa, beste man, neem straks je warme kleren mee naar de sporthal, want het is buiten kouder dan op straat, lachte hij vals.

Ik weet het niet hoor, maar volgens mij ….

zaterdag 9 juli 2022

SITA, ONZE HOND (5).

Tot mijn afgrijzen zie ik, als ik binnenkom die geniepige rooie kat uit mijn etensbak zitten eten … is ze helemaal gek … zoiets maakt me razend … ik jank, blaf en spurt naar mijn eten … de kat springt met een boogje over me heen en schiet langs Jee de trap op. Er is nog maar een klein beetje eten over in mijn bak. Alles schrok ik, als een uitgehongerde naar binnen. Ik proef het niet eens. Rotkat!

Slaap hier wel goed … op die comfortabele driezitter … goed voor mijn rug … ruikt nog wel een beetje naar die muffe kat  … maar dat is nog maar effe. Heb die rooie niet meer gezien sinds ze aan me eten zat … en dat is haar te geraaien ook.

Ik lig er in alle vroegte nog voor dood bij, als ik opeens een schuiver krijg … van Jee nog wel. Vind me terug op het tapijt. Baasje Jee staat tegen me te foeteren. De stoom komt uit zijn oren, … wat ik er van begrijp is dat ik nooit meer op die bank mag. Hoe kon ik dat nou weten? ‘Allemaal hondenharen … je krabt het leer kapot … hondenstank,’ dat is wat ik van zijn gebral opvang. Daar gaan we alweer, de vriendelijkheid is gesmolten als sneeuw voor de zon.’ Jee kijkt woedend en wijst naar het halletje. Dáár moet ik liggen, bij mij mand … in dat tochtige halletje, vlakbij de etensbak van die ellendige kat.

Ik doe net alsof ik lig te pitten. Jee gaat naar de wc … onder de douche … ik geef geen sjoege … hij pakt mijn riem … normaal blaf, hijg en ren ik,  spring ik tegen hem op, als hij me gaat uitlaten … maar nu effe niet … nu doe ik ijzig … kom nou! ‘Hé, Sita, kom op we gaan.’ Hij laat de riem zachtjes tegen m’n rug vallen.

Ik ren de trappen af; moet dan voor de buitendeur wachten op die slome Jee.  Buiten ga ik gelijk snuffelen. Ruik zo veel mogelijk kleine plasjes. Als ik al zowat een halve kilometer weg ben, roept Jee me terug … ik moet aan de riem … de angsthaas. Voor mij hoeft hij niet bang te zijn, mij overkomt niks. Ik heb een goede engelbewaarder.

Jee moet er maar aan wennen, dat ik hou van doorlopen … en als ik erg moet poepen, plassen of ik ruik een loops vrouwtje, dán ben ik niet te houden … zeker niet door Jee … toch al niet bepaald het type krachtpatser.

‘Rustig, Sita!’, zegt Jee herhaaldelijk; hij trekt dan overdreven hard aan de riem. Hij wurgt me zowat. Ik geloof dat ik me lelijk vergist heb in hem.  Maar oké, ik hou me rustig, … tòtdat ik een loopse teef ruik. Ze loopt aan de overkant en ziet er sappig uit: glad, strak, slank, grote, dikke, natte lippen, helemaal mijn type. Ik ruk me los en sprint naar de overkant. Op het zelfde moment hoor ik een rauwe kreet, achter me … ligt Jee te jammeren. Fietsers en automobilisten kunnen hem ter nauwer nood ontwijken. Een passerende fietser stopt en helpt hem op de been. Daar staat hij dan met z’n kapotte broek en bloedende knieën aan de overkant. Met mijn riem nog om mijn nek, maak ik een vluggertje met een héél gretige loopse boxer.

 

(wordt vervolgd)