maandag 30 september 2024

VLIEGEN.

Deze zondagmiddag krijg ik onverwacht bezoek. Ik sta mijn gisteren gescoorde fruit te blenderen, als er naast de blender een joekel van een bromvlieg landt. Zwart met blauw lijfje, twee glimmende doorzichtige vleugels en zes pootjes. Brommen heb ik hem niet horen doen. Hij zal afgekomen zijn op de schillen van de Galia-meloen, die een paar centimeter van hem af lagen. Het is een mannetje, dat leid ik af uit zijn kleurrijke uiterlijk. Net als bij vogels zijn de mannetjes fraaier dan de vrouwtjes. Vrouwtjes zijn daarentegen weer wat slimmer … ja, ook dààr dus.


De fruitvliegjes hadden me al lang bezig gezien, geroken en …. gehoord! Want wat een teringherrie maakt zo’n blender, zeg!
Die fruitvliegjes kan ik trouwens geen onverwàcht bezoek noemen. Vele tientallen houden mij al een paar maanden gezelschap. De meeste van hen zitten in de gft-bak. Als ik daar bijvoorbeeld het klokhuis van een appel in gooi, stuift er een wolk van die vliegjes op. Daar valt niet tegen op te meppen. Zelfs Kruitvat heeft er niks tegen. Godzijdank is de levensduur van zo’n vliegje niet langer dan drie kwartier.
Als er maar één vliegje in de maand zou wezen had ik geen probleem. Maar het zijn er honderden tegelijk … per dag. Ik heb daarom besloten mijn gft-bak op het balkon te stallen en dagelijks te legen. In de vuilcontainer voor de deur.

Intussen is die bromvlieg op de schil van de galia-meloen geklauterd. Hij staat een beetje in het vruchtvlees te prikken en te zuigen.
Met natte, kleverige handen sta ik perziken blenderklaar te maken. Ik probeer hem nu weg te blazen. Hij vliegt even op en blaast lachend terug. Echt lachen zie ik hem natuurlijk doen maar het voelt zo. Binnen een seconde staat ie weer met z'n zes trillende pootjes op die meloen te stampen. Ik laat hem maar. Straks, als ik klaar ben met deze smoothie, dan pak ik hem wel aan.

Ik ben tegenwoordig niet meer zo van het moorden: meppen, vergiftigen, opzuigen (niet door mij, maar door de stofzuiger), verdrinken, vast laten plakken, opsluiten, op laten eten (door een vleesetende plant). Neen, ik doe het anders. Ik wacht tot hij stil zit. Op een raam bijvoorbeeld. Ik zet dan een klein open leeg jampotje over hem heen … dekseltje er op … naar het balkon … daar het dekseltje er af … en in één enkele seconde voert de termiek hem metershoog …. de vrijheid in.

zondag 29 september 2024

OVER TIEN JAAR ...

Als wij, mijn vriendin Bea en ik, naar het Kralingse Bos gaan, lopen we meestal niet verder dan pannenkoekhuis de Nachtegaal. Daar drinken of eten we wat en dan gaan we weer terug naar huis. Dat is een half uurtje heen en een half uurtje terug lopen. Een uurtje lopen bijelkaar. Precies genoeg voor de sportieve wandelaar op leeftijd. Heel verleidelijk om verder het bos in te gaan vandaag, waren de prettig, pittige muzikale klanken die uit het bos kwamen. Er was waarschijnlijk een festival gaande waar wij niets van gehoord of gelezen hadden. Op onze tocht richting Nachtegaal hoorden we voornamelijk de klanken van een Reggae-band.


Bij de Nachtegaal gebruikten we wat. Ik nam een cappuccino mijn vriendin nam een koude chocomel, waar ze even later alweer spijt van had, omdat ze daar vreselijke het zuur van kreeg. Daarom moest ze nog wat anders drinken om die vieze zurige smaak weg te spoelen. Dat werd dan een cassis. We hebben daar ongeveer een half uurtje gezeten en wat rondgekeken. Zo heel erg veel was er vandaag trouwens niet te zien. Te horen des te meer.

Er leek wel een muziekfestival aan de gang. Maar goed … we betaalden ieder onze eigen drankjes en gingen weer op huis aan. Inmiddels dacht ik de klanken van een house-band te herkennen op het ons onbekende festival.

‘Waar zal dat festival zijn, Fred?’ vroeg mijn vriendin.
‘Zullen we anders even gaan kijken, ’ antwoordde ik.
‘Nee!’ antwoordde Bea resoluut … ’Of wil jij soms graag?’
‘Nee, ik hoef niet zo nodig.’
Ik was eerlijk gezegd bang dat we dan te ver het bos in moesten lopen en dat dan de wandeling uiteindelijk te lang zou uitvallen voor onze oude beentjes. Dus liepen we gewoon dezelfde route terug die we heen gekomen waren. We moesten ook weer lopen over het met afstand slechtste trottoir van Rotterdam: de Cornelis Bloemaertsingel, waar de stoeptegels hotseknots, hobbelig, schots en scheef. Je moet, zeker als wij ouwetjes, heel voorzichtig lopen om niet te vallen. Het lijkt haast wel ijsschotsen lopen. Je kan er alleen niet uitglijden maar voor de rest is het precies hetzelfde.

‘Moet je luisteren Fred,’, zei zij, ‘dit lijkt wel een bewerking van ‘I’m Going Home’… weet je wel ... die hit van Ten Years After.

zaterdag 28 september 2024

BLENDEREN.

 Dora, een vriendin, leende me haar blender. Zomaar. Ik had nergens om gevraagd.


’Echt iets voor jou, Jos. De lekkerste drankjes maak je daar mee’. Dora en ik kennen elkaar van de bios. Zij is ook lid van Cineville. Daarmee kan je voor 22,50 zo veel films zien als je maar wilt. We zien elkaar onregelmatig in bios Kino, Gouvernestraat. Zij woont daar vlakbij.

We eten samen. Babbelen over muziek, politiek en seks. De eerste film die we samen zagen was Turks Fruit. Onze partners waren er toen ook nog bij. Die zijn al een eeuwigheid uit beeld.

Tot die blender in mijn leven kwam, stond er alleen een handmatig sinaasappelpersje in mijn keuken. Dora had het goed gezien. Ik sloeg gelijk aan het blenderen. Eerst fruit kopen natuurlijk. Tientallen sinaasappels, kilo’s pruimen, perziken, dozen aardbeien, frambozen, aal- en bosbessen.

Op een gegeven moment had ik wel zeven liter smoothies bij elkaar geblenderd. Moest er toen even mee stoppen. Was wat te obsessief bezig geweest. Ook echt iets voor mij, trouwens! Ik gaf Dora die blender terug. Ging er in die ingelaste stop zelf een kopen.

Ik kocht er een van 17,99. Bijna voor niks. Vederlicht, geheel van kunststof. Bij de Action. Ik testte mijn eerste eigen blender met, stukjes peer, kiwi, galia meloen en een scheut (zelf gekochte) sinaasappelsap. In totaal anderhalve kilo. Binnen de toegestane tijd (3 minuten) was het fruit geblenderd. Het water liep me in de mond. Om de drank over te gieten in een glas, draaide ik de kan los ... en als diarree stortte m’n smoothie van onderen uit de kan, het aanrecht op. De smurrie verdween onder de waterkoker, de Senseo, de afwasborstel, de flacon Dreft, de handcleaner en de blender zelf.

Toen ik de boel weer schoon had, bracht ik het apparaat terug naar de Action. Ik kreeg onmiddellijk mijn geld terug. Alsof ze op me hadden zitten wachten. Goedkoop ... duurkoop.

Vanmiddag heb ik bij MediaMarkt, in de stad, een andere blender gescoord. EenTefal ( A-merk) voor honderdtien euro.

Gelijk even naar de markt gegaan … was toch in de buurt ... kocht daar een kist mango’s (9 stuks) voor slechts 3 euro … (goedkoop ... is …?) … ‘fucking’ zwaar sjouwen!’ Het was de moeite waard. Zowel mango’s als blender: prima-de-luxe.

vrijdag 27 september 2024

ZONDER BENEN.

Ik sta met mijn twee kleindochtertjes van vier en vijf, bij Capri, onze ijsboer. Likkebaardend kiezen mijn schatjes hun lekkerste twee bolletjes uit.


‘Ga maar even aan dat tafeltje zitten,’ wijs ik, terwijl ik mijn eigen lievelingsijsje bestel: een oubliehoorn met drie citroenbolletjes. Moet ik in totaal tien euro voor afrekenen. Wat is ijs gvd teringduur tegenwoordig. Excusez le mot.

Die kleine dametjes zitten zó lekker te smullen. Zó kan je alleen je eigen kleindochtertjes maar zien smullen. Ik ga bij ze zitten. Rianne, de oudste, zit te staren naar iets achter me. Ada, de jongste kijkt ook met grote ogen die kant op. Ze zeggen niks. Kijken alleen maar. Likken gewoon door. Werpen af en toe een blik naar elkaar.

Ik wil nou ook wel eens weten wat daar achter me zo interessant is. Voorzichtig kijk ik. Daar zit een tamelijk jonge obesitas-vrouw, zonder benen, in een rolstoel. Zij heeft een blote jurk aan waarvan ze de onderkant in haar kruis heeft gepropt.

Het zweet breekt mij uit. ‘Laat ze alsjeblieft niks zeggen’, bid ik zowat. Tegelijk vrees ik het ergste. Dat gaan ze toch zeker niet doen, hè?

‘Ik vind citroen het lekkerste … en jullie?’ probeer ik. Ze reageren geen van beiden. Ze blijven staren.
Ada kijkt me aan, Rianne nu ook. Ik vind het allemaal prima. Laat ze maar lekker kijken. Zolang ze hun mond maar houden. ‘Houd je ijsje boven de tafel, lievertjes, anders druipt het ijsje straks op je mooie jurk en dan krijgt opa van mama op zijn kop’. Ze kijken elkaar aan.

En opeens springt die kleine Ada van haar stoel: ‘Opa, opa, kijk!’ Al wijzend loopt ze op de gehandicapte vrouw af: ‘Opa, opa, kijk ….’. Neen hè …. ik kan wel door de grond zakken. ‘Opa, kijk dan’ , zegt Ada …. ‘die mevrouw heeft ook een ijsje’.



Met veel dank aan Stefan Kok.

donderdag 26 september 2024

MEXICO.

In het buurthuis, waar ik lange tijd vrijwilliger was, hoorde ik een 60-plus-dame tegen Karin, de vrijwilligerscoördinator zeggen: ‘Oh nee, ik ga vrijdag absoluut niet ‘de Engelbewaarder’ karaoken, dat vind ik zo’n zielig nummer’.


‘Nouwou’, bemoeide ik me er mee, ’dan doe je toch iets van Doe Maar: ‘lekker jeugdig!’. ‘Jaaaaa, leuk! kirden de dames. En alsof ze al jaren een popduo vormden zongen ze spontaan en woordelijk ’Sinds een dag of twee’.

Karin vroeg me toen gelijk of ik vrijdag ook mee wilde doen aan de karaoke in het buurthuis. Alleen al van het wòòrd ‘karaoke’ werd ik een beetje eng. Ik zag me daar al voor paal staan, door mijn knieën gezakt, gebogen ruggetje, met een microfoon in mijn hoofd, voor een groot scherm waarop Bob Dylan ‘Blowin’ in the wind’ NIET zingt, maar dat zingen overlaat aan mij. Regel voor regel sta ik een supersong te verkrachten.

‘No way, Karin, voor mij geen karaoke … zò sullig … zò onbenullig’.
‘Hé, kom op, Jos, kom eens uit je comfort-zone. Je kan er toch ook een showtje van maken?!’
‘Uit mijn comfort-zone? Ik ben altijd al uit mijn comfort-zone, Karin’. In feite is ‘uit mijn comfort-zone’ mijn normale stand. ‘Maar goed, ik zal er nog eens over denken’, zei ik. Maar ik wist: playback is gewoon meer mijn ding.

Niet geheel toevallig kwam ‘s avonds Verpleeghuis Zorglust (in m'n hoofd) voorbij. Daar was ik receptionist. In het laatste jaar dat ik daar werkte, vroeg Ria, de activiteitenleidster me mee te doen aan de jaarlijkse Playbackshow. Zij vond dat dè gelegenheid voor mij om afscheid van Zorglust te nemen.
‘Mexico’ van de Zangeres zonder Naam’ studeerde ik in, ik verzon een simpel choreografietje en de laatste paar dagen voor de show, gebruikte ik voor de metamorfose van Jos naar Mary, zoals de naam van de Zangeres zonder Naam in werkelijkheid was.

Mijn baard en bakkebaarden moesten er sowieso af. Ria had in haar pruikendoos nog een heel mooi zwart golvend exemplaar zitten. Keus genoeg had ik in de kamer met spulletjes, geschonken door familie van recent overleden bewoners van Zorglust. Verder had Ria thuis nog een paar fake-borsten liggen van haar moeder, die alweer een paar jaar terug aan borstkanker was overleden. Die kunsttietjes pasten uitstekend bij Mary.

Ik won die avond de Zorglust-Playbackbokaal met vlag en wimpel. Bewoners en personeel braken de tent af! Ik moest twee keer terugkomen. Kippenvel. Ook nu nog. Veertig jaar na dato zit ik het verdorie wèèr te playbacken: ‘Mexico ….me-xi-hi-hi-hi-co-het land van al mijn droo-hoo-men …. ‘

woensdag 25 september 2024

INGEMAAKT.

Ik mopper zo af en toe wel eens over de doodsaaie buurt waar ik nu woon, Prinsenland. Ik noem dat buurtje wel eens gekscherend ‘het eeuwige lockdown-gebied’. Maar als ik wat verder in mijn geheugen graaf beland ik in een àndere omgeving, die ik mijn ergste vijand en de zwaarste misdadiger nog niet toe zou wensen.


Hoewel … terwijl ik dit neer- ‘pen’, bedenk ik me, dat ik met groot genoegen zo’n Wilders, zo’n Faber en zeer zeker ook zo’n Poetin van harte levenslang, vast zou ketenen in die regio.

Ik heb het nu over Hordijkerveld anno 1963. Dertien jaar was ik toen ik verbannen werd van het destijds zo gezellige, lieflijke, en vriendelijke Spangen, naar die nieuwe wijk waar alle bouwsels vierkant, alle straten leeg, alle tuinen kaal waren en bomen ontbraken. Nooit een dier gezien. Zelfs geen rat. Als een heel zware straf heb ik die verbanning ervaren. Wat ik misdaan had heb ik nooit kunnen achterhalen.

Vijftien kilometer was dat verbanningsoord in het uiterste zuiden van Rotterdam, verwijderd van waar al mijn vrienden woonden. Nooit, nooit in die 61 jaar dat ik daar nu weg ben heb ik nog één van die maatjes uit de Spartastraat en omgeving terug gezien. Terwijl we soms wel met zijn tienen waren. We honkbalden, voetbalden en speelden schuilé, oorloggie verklaren, ongelukstikkertje, ‘onder-Maria-koekoek’ of dieffie met verlos.
Maar ho, ho, ik moet nog even wat recht zetten: één keer heb ik toch nog iemand van die ‘Spangen-clan’ ontmoet. Toen was ik inmiddels 35. Het was op Vreelust, het voetbalcomplex van de amateurs van Sparta. Mijn zoon Freek, toen 7 jaar, speelde bij de F1 van Sparta. Hij moest om zaterdagochtend om half negen (waarom altijd zo ‘teringvroeg’ ?) spelen tegen Feyenoord F1. Zelfs op deze vroege mini ‘Sparta-Feyenoord’ kwam nog flink wat publiek af. Ook mijn voetbalmaatje uit de sixties in de Spartastraat: Arie Brouwer. Beiden waren we aangedaan door dit weerzien. Ik stond daar met een brok in mijn keel en bij Arie zag ik een traantje over zijn wang biggelen. We omhelsden elkaar allerhartelijkst.
Arie was drie jaar jonger als ik. Een heel slim, snel en technisch voetballertje. Stukken beter dan ik. Hij was een paar jaar een goeie linksbuiten in het eerste van Sparta-amateurs. Al snel moest hij stoppen. Een lastige knieblessure. Toen is hij gaan keepen. Hij was een multi-talent.

We keken samen de mini-stadsderby. Arie complimenteerde me nog met m’n zoon: ‘Heel goeie, verdediger, hard ook, zeg, die jongen van jou.’
Tsja. Desondanks kon mijn zoon niet voorkómen dat zijn F1 met 0 – 6 door zuid werd ingemaakt.

dinsdag 24 september 2024

AFDINGEN.

Tijdens een wandeling met een vriendin langs Rotterdamse en Capelse kringloopwinkels heb ik een stel leuke dingen gescoord: een gave keukenkast (260 hoog, 40 breed), een kek zwart giletje, een vet hip zwart-wit kussen voor op de bank en drie koddige kleurrijke poppetjes voor mijn kleinzonen.

Die kast is vandaag bij me thuisbezorgd ... beschadigd onderweg ... de hardboard achterkant was er afgestoten. De bezorger stond opeens bij mij voor de deur met alleen die achterkant in zijn handen. Het eerste dat hij vroeg was of ik die kast zó nog wel wilde hebben: ‘of zal ik hem weer mee terugnemen?’ vroeg hij. Ik twijfelde eigenlijk geen moment. Ik wilde hem nog best hebben.

Ik leg de kast op de keukenvloer en spijker die achterkant met tien kleine spijkertjes er weer netjes op.

Ik ben een secundaire reageerder. Toen ik al bijna klaar was met dat achterkantje vastspijkeren bedacht ik me, dat de vriendin met wie ik die kast kocht, me met een verwijtende blik zou vragen waarom ik uit deze situatie geen slaatje had geslagen.

‘Nou, meneer, ik wil die kast nog wel maar dan moet er wel wat van de prijs af.’

‘Hoeveel had u gedacht dan?

‘Tien euro. Ik heb 45 euro betaald. Ik neem hem beschadigd voor 35. Okee?’

‘Daar moet ik even met mijn baas over bellen, meneer’.

Onder het timmeren zat ik in gedachten af te dingen op die kast. Sloeg ik in een onbewaakt moment, gemeen hard op mijn duim. Het deed echt pijn en toch moest ik lachen. Niet om de tik op mijn duim natuurlijk maar omdat ik in gedachten aan het afdingen was. Iets wat ik nog nooit van mijn leven gedaan heb. Ik heb er wel eens een keer over gedacht maar mijn: ‘kan er nog wat vanaf, meneer’, zou zo timide klinken dat de verkoper mij smadelijk lachend ‘neen’ zou verkopen, ‘dit is al een absolute bodemprijs, meneer, daar kunnen we echt niet onder gaan zitten’.

Inmiddels staat de kast netjes in zijn hoek in de keuken. Tegen die vriendin heb ik trouwens mijn mond gehouden over de schade aan die kast. Wat niet weet wat niet deert.