Posts tonen met het label gehandicapt. Alle posts tonen
Posts tonen met het label gehandicapt. Alle posts tonen

donderdag 24 oktober 2024

DOELGROEPZWEMMER.

 Ik ben monter wakker geworden. Lekker keslapen. Van half twaalf tot half een ga ik zwemmen in het doelgroepenbad. Òm de andere dag doe ik dat. Lekker water: dertig graden. Ik heb een gehandicapte schouder. Vandaar.


Alleen met mijn zwembroek nog aan, moet ik nog een paar minuten wachten voordat ik er in mag. Hoe lang precies weet ik niet, want de klok is precies om de hoek. Er wordt nog ge-aqua-vit.
Zeker vijftig, voornamelijk vrouwen, oude vrouwen vooral, doen in het lekkere water, best nog moeilijke oefeningen op vrolijke pop-muziek. Als ze dan (eindelijk) klaar zijn, geven ze zichzelf een applausje.

Ik ga dan een uur lang op de automatische piloot baantjes zwemmen. Vandaag heb ik veel last van mijn rug maar … niet in het water.

In de baan naast mij vertoeven uitsluitend vrouwen. Wat die doen kan je nauwelijks zwemmen noemen. Ze lopen, drijven en vooral wauwelen ze veel.

Bij mij in de baan zwemt een toffe kerel. Trage zwemmer. Dat dan weer wel. Hij zwemt zo langzaam, omdat hij alleen met zijn armen zwemt: ‘want mijn benen gebruik ik toch al meer dan genoeg’, zegt hij. Kan hem geen ongelijk geven.

Ik mis vandaag mijn buurvrouw, die komt ook altijd zwemmen met een vriendin. Haar vriendin is er wel. Mijn buurvrouw kan vandaag niet komen, omdat haar man de schijterij heeft. Ze vindt het lullig om hem alleen thuis te laten zitten. Heel attent van haar. Voor het zelfde geld is het besmettelijk en dan zit zo’n hele doelgroepenbad-populatie met de gebakken peren. Dat wil je toch niet weten?

Uit het doelgroepenbad loop ik linea-recta terug naar huis. Ik zie dat mijn buurvrouw op mijn raam staat te kloppen. Ze heeft weer eens wat te eten over en dat wil ze aan mij slijten. Ze mag namelijk van haar geloof geen eten weggooien. Meestal pak ik het aan. Soms is het lekker, soms niet binnen te houden. Deze keer blijkt het niet vreten dus mieter ik het linea recta in de gft-bak. Toedeledokie! Sorry hoor, daar kan ik dan echt niet wakker van liggen.

vrijdag 27 september 2024

ZONDER BENEN.

Ik sta met mijn twee kleindochtertjes van vier en vijf, bij Capri, onze ijsboer. Likkebaardend kiezen mijn schatjes hun lekkerste twee bolletjes uit.


‘Ga maar even aan dat tafeltje zitten,’ wijs ik, terwijl ik mijn eigen lievelingsijsje bestel: een oubliehoorn met drie citroenbolletjes. Moet ik in totaal tien euro voor afrekenen. Wat is ijs gvd teringduur tegenwoordig. Excusez le mot.

Die kleine dametjes zitten zó lekker te smullen. Zó kan je alleen je eigen kleindochtertjes maar zien smullen. Ik ga bij ze zitten. Rianne, de oudste, zit te staren naar iets achter me. Ada, de jongste kijkt ook met grote ogen die kant op. Ze zeggen niks. Kijken alleen maar. Likken gewoon door. Werpen af en toe een blik naar elkaar.

Ik wil nou ook wel eens weten wat daar achter me zo interessant is. Voorzichtig kijk ik. Daar zit een tamelijk jonge obesitas-vrouw, zonder benen, in een rolstoel. Zij heeft een blote jurk aan waarvan ze de onderkant in haar kruis heeft gepropt.

Het zweet breekt mij uit. ‘Laat ze alsjeblieft niks zeggen’, bid ik zowat. Tegelijk vrees ik het ergste. Dat gaan ze toch zeker niet doen, hè?

‘Ik vind citroen het lekkerste … en jullie?’ probeer ik. Ze reageren geen van beiden. Ze blijven staren.
Ada kijkt me aan, Rianne nu ook. Ik vind het allemaal prima. Laat ze maar lekker kijken. Zolang ze hun mond maar houden. ‘Houd je ijsje boven de tafel, lievertjes, anders druipt het ijsje straks op je mooie jurk en dan krijgt opa van mama op zijn kop’. Ze kijken elkaar aan.

En opeens springt die kleine Ada van haar stoel: ‘Opa, opa, kijk!’ Al wijzend loopt ze op de gehandicapte vrouw af: ‘Opa, opa, kijk ….’. Neen hè …. ik kan wel door de grond zakken. ‘Opa, kijk dan’ , zegt Ada …. ‘die mevrouw heeft ook een ijsje’.



Met veel dank aan Stefan Kok.

maandag 8 januari 2024

HINKELDEPINKEL.

Mijn vriend Deef heeft een zusje van veertien Frieda. Ze is vier jaar jonger dan ik en beeldschoon. Lief koppie, lang  blond haar, leuke tietjes en rete-brutaal. Het enige dat ze niet mee heeft, is haar rechter been. Dat is een dun, mank, kort poliobeentje. We hebben twee weken ‘met elkaar gelopen’,  gezeten, gevreeën, gezoend. Het gaat me al gauw vervelen dat gehinkelepink naast me, hoe leuk ze ook is. Eerlijk gezegd schaam ik me voor haar. Voel me een beetje voor lul lopen met haar. Hoewel … nooit heb ik er iemand over gehoord. Na die twee weken maak ik het uit. Vanaf die dag, tot op de dag van vandaag, vijfenvijftig jaar later, schaam ik me voor mijn gedrag van destijds. Ik zeg tegen het kind, dat Frieda in feite nog is, dat ik het uitmaak. Zij haalt haar schouders op, zegt: ’Goed dan.’ Draait zich om en loopt bij me vandaan in de richting van haar huis. Ik kan eigenlijk niets beters krijgen dan Frieda, dus misschien is ze wel allang blij dat ze van me af is. Ben dan nou niet bepaald ‘moeders mooiste’.

Ik heb er verder nooit ellende mee gehad. Niemand heeft me ooit verweten dat ik Frieda heb laten stikken. Ik verweet het alleen mijzelf heel erg. Van Deef en haar ouders en zussen heb ik er nooit een kwaad woord over gehoord. Toen ik het mijn vriend vertelde, wist hij nog van niks (of hij deed alsof). Ze heeft er dus haar mond over gehouden thuis. Daar ben ik wel blij om. Want zelf heb ik die twee weken omgang met Frieda  al die jaren beschouwd als misbruik van een minderjarig gehandicapt, meisje. Ik was tenslotte al meerderjarig. ‘Even ge-(mis)bruikt en dan gedumpt, zo heb ik het al die jaren gevoeld. Beneden alle peil.

Jaren later loop Frieda, gearmd met een lange, magere man , me tegemoet in de Zwartjanstraat. Ze is moddervet en nog net zo klein als toen ze veertien was. Hinkeldepinkelde natuurlijk nog net zo. Naast haar loopt een leuk jochie van een jaar of vijf te trekkebenen. Met zijn linker beentje. Ze heeft het dus aan hem doorgegeven. Hij loopt met een voetbal onder zijn arm. Zou hij werkelijk kunnen voetballen? ‘Alles kan, behalve het puntje van je neus bijten,’ zei mijn moeder altijd.

Ondertussen klopt mijn hart  heftig in mijn keel. Ik wil hard terug lopen maar het is al te laat. Zij doet net of ze me niet ziet als we langs elkaar heen lopen … ik sta voor de étalage van Van Haren te kijken … nergens naar.

Deef en Frieda heb ik nooit meer gezien. Via via heb ik gehoord dat Deef op 21 jarige leeftijd aan longkanker is overleden. Ik was toen inmiddels 35 en vijftien jaar getrouwd met een beeldschone vrouw, knap gezichtje, lang blond haar, een lekkere kont, slim en super creatief.

zaterdag 7 mei 2022

BRIEF UIT DE HEMEL

 Ik dacht, laat ik ter gelegenheid van moederdag eens wat van me laten horen. Uit de hemel natuurlijk; dat hadden jullie toch wel gedacht, hè. Het is al weer jaren geleden dat ik jullie verliet maar ik ben jullie nooit vergeten. Hoe kan het ook anders: elke moederdag kreeg ik van jullie de allermooiste bosjes fresia’s. Mijn lievelingsbloemen.

Er gaat geen dag voorbij of ik ben weer even bij jullie allemaal langs geweest. Daar merken jullie niks van. Dat hoeft ook niet. Dat zou jullie te veel  afleiden van het drukke leven dat jullie vandaag de dag hebben. Ik heb hier tijd genoeg om van jullie te genieten. Ik ben hier niet de enige ziel die jullie kennen. Pa en Martin zitten hier ook al weer een tijdje. Dat weten jullie vast ook wel. Met de ziel van Pa heb ik niet zo veel contact, hij is alsmaar op zoek naar de zielen van topvoetballers. Hij heeft tegenwoordig veel contact met ene Cruijff en een zekere Coentje …  Jullie weten, ik geef niet zo veel om die sport. Ik ken die voetbalzielen niet zo. Tot nu toe is Martin, het enige kind van mij, dat hier als ziel rondwaart. Hij is dolblij dat hij van zijn gehandicapte lichaam en geest verlost is. Hij is echt onherkenbaar. Absoluut geen zielige ziel. Martin en ik zijn vaak samen. We halen de schade in.   

Het is destijds bij mijn vertrek allemaal zo snel gegaan.  Ik vond het fijn dat jullie vaak in mijn buurt waren. Jullie, mijn kinderen, zijn gelukkig allemaal nog  zo gezond. Jullie zullen vast veel ouder worden dan ik. Dat gun ik jullie ook van harte.  Van jullie kinderen, mijn kleinkinderen, dus,  geniet ik volop. Prachtig ook, al die schattige achterkleinkinderen. Vergeef me alsjeblieft dat ik niet alle namen weet te noemen. Ik merk nu, dat ik, zelfs als ziel, al tegen mijn grenzen aan zweef.

Weet je wiens ziel ik hier ook regelmatig  tegen kom? Die van mijn moeder;  jullie oma van mama. Zij had toch altijd zo’n last van haar benen? Weet je nog? Nou, je moet haar hier eens zien springen en swingen.  Die wil hier nooit meer weg en dat hoeft natuurlijk  ook helemaal niet.

Ik ga hier ook niet meer weg; ’t is hier fantastisch! 

Blijf hier  voorlopig nog maar even weg, hoor.  

Ik zie jullie wel verschijnen, als het zo ver is.

 

Veel liefde en geluk wens ik jullie toe.

Dag allemaal.  

Ma