Ik mopper zo af en toe wel eens over de doodsaaie buurt waar ik nu woon, Prinsenland. Ik noem dat buurtje wel eens gekscherend ‘het eeuwige lockdown-gebied’. Maar als ik wat verder in mijn geheugen graaf beland ik in een àndere omgeving, die ik mijn ergste vijand en de zwaarste misdadiger nog niet toe zou wensen.
Hoewel … terwijl ik dit neer- ‘pen’, bedenk ik me, dat ik met groot genoegen zo’n Wilders, zo’n Faber en zeer zeker ook zo’n Poetin van harte levenslang, vast zou ketenen in die regio.
Ik heb het nu over Hordijkerveld anno 1963. Dertien jaar was ik toen ik verbannen werd van het destijds zo gezellige, lieflijke, en vriendelijke Spangen, naar die nieuwe wijk waar alle bouwsels vierkant, alle straten leeg, alle tuinen kaal waren en bomen ontbraken. Nooit een dier gezien. Zelfs geen rat. Als een heel zware straf heb ik die verbanning ervaren. Wat ik misdaan had heb ik nooit kunnen achterhalen.
Vijftien kilometer was dat verbanningsoord in het uiterste zuiden van Rotterdam, verwijderd van waar al mijn vrienden woonden. Nooit, nooit in die 61 jaar dat ik daar nu weg ben heb ik nog één van die maatjes uit de Spartastraat en omgeving terug gezien. Terwijl we soms wel met zijn tienen waren. We honkbalden, voetbalden en speelden schuilé, oorloggie verklaren, ongelukstikkertje, ‘onder-Maria-koekoek’ of dieffie met verlos.
Maar ho, ho, ik moet nog even wat recht zetten: één keer heb ik toch nog iemand van die ‘Spangen-clan’ ontmoet. Toen was ik inmiddels 35. Het was op Vreelust, het voetbalcomplex van de amateurs van Sparta. Mijn zoon Freek, toen 7 jaar, speelde bij de F1 van Sparta. Hij moest om zaterdagochtend om half negen (waarom altijd zo ‘teringvroeg’ ?) spelen tegen Feyenoord F1. Zelfs op deze vroege mini ‘Sparta-Feyenoord’ kwam nog flink wat publiek af. Ook mijn voetbalmaatje uit de sixties in de Spartastraat: Arie Brouwer. Beiden waren we aangedaan door dit weerzien. Ik stond daar met een brok in mijn keel en bij Arie zag ik een traantje over zijn wang biggelen. We omhelsden elkaar allerhartelijkst.
Arie was drie jaar jonger als ik. Een heel slim, snel en technisch voetballertje. Stukken beter dan ik. Hij was een paar jaar een goeie linksbuiten in het eerste van Sparta-amateurs. Al snel moest hij stoppen. Een lastige knieblessure. Toen is hij gaan keepen. Hij was een multi-talent.
We keken samen de mini-stadsderby. Arie complimenteerde me nog met m’n zoon: ‘Heel goeie, verdediger, hard ook, zeg, die jongen van jou.’
Tsja. Desondanks kon mijn zoon niet voorkómen dat zijn F1 met 0 – 6 door zuid werd ingemaakt.