zaterdag 23 juli 2022

CHARLEY CHAPLIN

 

‘U bent de enige in de zaal mevrouw’, zegt de kassière. Ik mag zelf weten waar ik ga zitten. De film over Charley Chaplin draait in zaal 1. Ik ben in bioscoop KINO.  Voor me in het donkere gangetje naar zaal 1 loopt iemand, een man, denk ik. Ook richting zaal 1. Hij houdt de deur voor me open en zegt:

‘O, gelukkig, zit ik toch niet helemaal alleen in de zaal. Ik heb mijn kaartje gisteren al gereserveerd, via internet, toen was ik ook nog de enige. Je zit toch niet toevallig op stoel 10 van rij 9? vraagt hij.

‘Neen, ik mag gaan zitten waar ik wil.’ Ze gaat zitten in rij 6; stoel 8. Aardige man wel, lijkt me … hij heeft een heel prettige stem.

We zijn inderdaad de enige twee bezoekers van deze voorstelling. Het voorprogramma  is niet echt boeiend. Reclame voor behang, m&m’s, lays, brillen, vakanties, bier, frisdrank. En previews. Er worden ook voorstukjes vertoond van Lawrence of Arabia. Die film is al meer dan 50 jaar oud. Komt binnenkort weer in Kino.

De man die achter me zit, loopt opeens de zaal uit.

‘Ik kom zo nog wel terug, hoor!’

Dat moet hij wel tegen mij hebben, want d’r zit hier verder niemand. Ik lach maar een beetje, niet zo hard maar toch zó hard dat hij het kan horen. Vreemd, dat hij nu nog de zaal uit gaat. Hij zit hier al zeker 10 minuten naar die stomme reclames en previews te kijken en net nu die film zowat gaat beginnen loopt ie de zaal uit. Misschien heeft ie nu ineens dorst gekregen … van die reclames voor bier en frisdrank … of  misschien moet hij plassen, dat kan natuurlijk ook maar daar had hij ook wel wat eerder aan kunnen denken ... Jemig, waar maak ik me druk over. Ik hoop alleen niet dat hij met zo’n reuzenbeker popcorn terugkomt. Want dat is echt een ellende … zo vlak achter me nog wel. Op het scherm worden nu regeltjes getoond bellen, eten en afval in de zaal.

Oh kijk, daar is hij al weer. Heeft hij toch niets gemist. Zo te zien heeft hij niks gekocht. Hij heeft tenminste niks in zijn handen. Zal hij wel naar het toilet geweest zijn. Ik kan hem trouwens nu iets beter zien. Mijn ogen zijn wat meer gewend aan het donker.  Hij is vrij groot, een meter tachtig schat ik. Kaal, een veertiger, om en nabij. Nou, volgens mij duurt het voorprogramma langer dan normaal.

Achter me hoor ik wat vallen.

‘Godver!’ hoor ik. Als ik heel even vlug omkijk zie ik alleen maar lege bioscoopstoelen. Hem zie ik nergens. ‘Jezus!’ hoor ik en geschuifel. Ik zie hem nog steeds niet. O, daar is hij, ik zie hem opstaan maar ook gelijk weer wegduiken tussen de stoelen. ‘Yes!’ klinkt het dan opgelucht. Hij staat wel behoorlijk stram op. Zal hij toch geen veertiger zijn … vijftiger of zestiger zelfs misschien. Ik kijk weer gauw voor me … kom hier tenslotte voor de film. Die lijkt nu eindelijk te beginnen: ‘De geschiedenis van Charley Chaplin.’

‘Goeie film, hè,’ zeg ik na afloop tegen mijn medebezoeker, achter me. ‘Ik ben helemaal overdonderd. Ik wist helemaal niets van Charley Chaplin af.’ 

‘Zeker een goeie film’ zegt hij. ‘Ik heb al eens wat over hem gelezen. Wist alleen nog niet dat hij pedoseksueel was.’

Nu ik die man zo in het volle zaallicht aankijk, zie ik pas dat hij een zeventiger moet zijn, zeker weten!

‘Nou, fijne middag verder, meneer.’  

‘Ja, mooie dag, mevrouw.’          

 

vrijdag 22 juli 2022

GRATIE VERLEEND

Het is al heel wat jaartjes geleden dat ik in café Boudewijn op de Nieuwe Binnenweg was. Met mijn vriend Bert stap ik daar vanmiddag binnen, na een bezoek aan het Dépôt (spreek uit: deepoo, of in plat Rotterdams: De Pot). Dat is die schilderijenopslagplaats van Museum Boymans van-Beuningen. We sterven van de dorst na al dat trappenlopen in die penetrante zweetlucht. Het is bijna 30 graden.

De deur van Boudewijn staat wagenwijd open. De airco staat op zijn hoogst. Lekker milieuvriendelijk, meneer Boudewijn! Bert zegt dat er helemaal geen meneer Boudewijn bestaat. De eigenaar van deze zaak zelf is een tot 9 jaar gevangenisstraf veroordeelde drugscrimineel, een aan lager wal geraakte leraar Frans. Hij zit nu al 7 weer jaar vast dus hij zal binnenkort wel gratie krijgen, net als quizmaster annex drugsdealer Frank Masmeier. Die is immers ook veroordeeld tot 9 jaar en krijgt al na  7,5 jaar gratie. Hoezo? Daar heeft het klootjesvolk niks mee nodig!  Het is zomaar een positief signaal naar adspirant drugsdealers.

‘Twee maal een kopstoot’ roep ik naar Marlies. Ik ken haar niet maar ze heeft een button met haar naam op haar borst. Ziet er leuk uit.

‘Een kopstoot?’ vraagt ze.

‘Ja, een kopstoot!  Weet je niet wat dat is? Werk je hier nog maar net soms?’

‘ Ja ik ben nieuw hier, vanmiddag begonnen. Kom uit het onderwijs; daar werd ik gillend gek. Dus als je me even wil zeggen wat je met die kopstoot bedoelt?’

 ‘Dat is een glaasje jonge jenever en een pilsje.’ Dat heeft ze snel door. Binnen de minuut slaan we de kopstoot achterover.

 ‘Marlies: doe er nog maar twee. Zoveel alcohol binnen vijf minuten naar binnen klokken geeft de gewenste boost.

Bert moet nu al weer pissen. Hij is net nog in het Dépôt geweest. Tegenwoordig moet hij  drie keer per uur, die zeikerd. Maar goed, maakt niet uit. Beter dan dat ie het in zijn broek doet. Ik kijk es even rond of ik nog oude bekenden zie. Jaren terug was ‘Boudewijn’ onze stamkroeg.

Zie ik ineens Theo binnen komen. Mooie kop met haar nog … wel helemaal grijs … mooi grijs, wit bijna. Hij gaat aan de bar staan. ‘

‘Meneer, mag ik u wat vragen? zeg ik.

‘Ja natuurlijk ,’ zegt hij en hij kijkt me aan met zo’n gezicht van: kom maar op met je vraag.

‘Bent u misschien Theo Weins’

 Natuurlijk zegt hij ‘ja’ want ik vroeg  naar de bekende weg.

‘ Maar wie ben jij dan?’

 ‘Leo Spieringshoek, we hebben hier nog  in deze wijk gewerkt. Aan de Stadsvernieuwing in de wijk Cool.  Ik was daar bouwkundige en jij maatschappelijk werker.

‘Ja, Leo, als ik aan die vreselijke Bouman-familie denk …  die terroriseerde echt de buurt. Wij, werkers, waren allemaal als de dood voor ze,’ zegt Theo terwijl zijn gezicht wit wegtrekt.

‘Marlies, doe me nog maar een kopstoot en geef meneer hier er ook maar een op mijn rekening, dat kan hij nu wel gebruiken.’

‘Ja, meneer, voor u ook? vraagt ze lachend aan Theo.

‘Doe maar voor ‘n keertje.’

Daar komt Bert aanzwalken. Die kan het beter bij koffie houden.

‘Marlies, doe Bert een cappuccino maar die betaalt hij zelf … Bert, dit is Theo, een oud collega; Theo, dit is mijn vriend Bert. Zeg Theo, ben je nog steeds getrouwd met ónze  collega uit Cool … Irina was het toch?’

 ‘Neen, Leo, drie jaar geleden gescheiden na een huwelijk van ruim dertig jaar ... ik ben nu met Marlies, die hier achter de bar staat.’

donderdag 21 juli 2022

ERGENS EEN GRENS TREKKEN

 

Sinds zeven jaar woon ik  alleen in een tweekamerwoning. Ooit heb ik in een vierkamerwoning gewoond met alles er op en er aan.  Met mijn toenmalige gezin woonde ik daar: een echtgenote, twee kinderen, een kat en een hond.’ Die ben ik in de loop der jaren allemaal kwijt geraakt. Ook de spulletjes … och, daar hechtte ik niet zo aan. Kleine dingen zoals: beeldjes, lepeltjes, cd’tjes, plantjes,  gaf ik gewoon weg; hoefde er niks voor terug. Op den duur liet ik het bezoek zelf kiezen wat ze mee wilden nemen. Toen kwam de omslag. Het bezoek wachtte opeens niet meer tot ik iets aanbood om mee te nemen, neen, bij binnenkomst  werd er alvast wat gepakt en in de tas gegooid. Toen had ik al een duidelijke grens moeten trekken. Mijn echtgenote wilde er nog  wat van zeggen maar ik keek haar aan en schudde van ‘neen,  laat maar, ik wil geen heibel’.

Ik ben altijd de vriendelijkheid zelve.  Zelfs als ik helemaal niet vriendelijk zou moeten zijn, heb ik die glimlach. Ik treed niet op als ik eigenlijk stevig zou moeten optreden. Reageer niet als iemand iets zegt waar ik het niet mee eens ben of doet wat ik niet wil. Van jongs af aan ben ik echt iemand van ‘de lieve vrede bewaren’.

Op verjaardagen was het altijd gezellig in de beslingerde vierkamerwoning. We zongen ‘Lang zal zij (of hij) leven in de gloria’ of ‘Er is er een jarig, hoera, hoera, dat kun je wel zien dat is hij (of zij)’. Natuurlijk was er koffie met slagroomgebak, bier, frisdrank, olienoten, chippies en blokjes kaas.

Simon (van Riet) kwam altijd met gore moppen. Daar moest ik helemaal niks van hebben  … maar dat kon hij ook niet weten … ‘kennen jullie die mop van de fee met die spiegel?’… en ja hoor, daar ging die alweer:

‘Een mannetje was ontevreden over de lengte van zijn piemel. Op een dag verscheen er een fee met een mooie, ronde spiegel aan zijn bed. De fee zei: ‘omdat je zo’n lief kereltje bent mag je voor mijn spiegel gaan staan en een wens doen. Het mannetje wist natuurlijk gelijk wat hij zou wensen: een langere piemel. Dus ging hij voor de spiegel staan: ‘Spiegeltje, spiegeltje mooi en rond, geef mij een lul tot op de grond’ … en op slag had het mannetje ultra korte beentjes.’

Nou, lachen … Simon had succes, keek me vol trots aan … onwillekeurig glimlachte ik naar die lul.  

Er werd niet alleen gegeten, gedronken en gelachen, neen, er werd ook serieus gepraat over God en de politiek. Ook dan had Simon meestal het hoogste woord. Hij was de enige VVD’er in de hele familie. Volgens hem waren arbeiders lui en meldden ze zich vaker dan nodig ziek. Ik was CPN’er, communist. Alleen schaamde ik me daar toen een beetje voor omdat, omdat de communistische Sovjet-Unie kort geleden Tsjecho-Slowakije met bruut geweld had bezet. Nederlandse communisten zouden zoiets nooit doen. Die wilden alleen maar een hoger loon en betere arbeidsomstandigheden voor alle arbeiders in Nederland. Simon vond dat maar ‘gelul’. Hij stond gelijk op, deed zijn colbertje aan, pakte mijn staande schemerlamp uit de hoek van de woonkamer: ‘Zo, die neem ík gelijk mee! Kom  Riet. We gaan!’

Eigenlijk had ik toen eens moeten optreden!      

 

     

woensdag 20 juli 2022

PRAATJE POT

 

Praatje pot

O, shit, mijn lege flessen vergeten in te leveren. Als ik terugloop naar de fustautomaat van de Jumbo  zie ik Janny. Zij ziet of herkent mij niet. In ieder geval loopt ze door naar de winkelwagentjes.

Zou ze me echt niet gezien hebben of wilde ze me niet zien? We hebben elkaar twee keer  eerder ontmoet.  Dat was min of meer toeval. Één keer tijdens een wandeling en één keer bij een klassiek concert. Niet dat het zo klikte tussen ons … maar ik voelde me relaxed bij haar. Ze is niet echt een lekker stuk … wel heel aardig.  Ik weet  absoluut niet wat ze van mij vindt.

Het is een week of drie geleden dat klassieke concert en sindsdien hebben we elkaar niet meer gezien. Nu staat ze met haar rug naar me toe. Zal ik haar roepen? Hé, jij bent toch Janny? Ja, dat ga ik doen:

‘Hé, jij bent  toch Janny?’

Ze kijkt gelijk om. Ze vindt het leuk om me te zien: ‘Hallo Kor.’

Ik weet zo gauw niets te zeggen. Janny hopelijk wel.

Hij weet zeker niks te zeggen, denkt ze. Ze weet dat hij wat aan zijn knie heeft. Zal ik hem daar iets over vragen of  zou hij dat vervelend vinden als ik daar gelijk al over  begin. Ik vind het wel leuk om even een praatje te maken.  Misschien wil hij alleen maar even gedag zeggen.  Ik besluit toch maar tot een ‘praatje pot‘:

‘Gaat het alweer een beetje met je knie, Kor?’

Ik ben blij dat ze dàt vraagt. Daar kan ik over vertellen: ‘Het gaat iets beter, maar ik voel nog steeds pijn bij elke stap, die ik zet. Ik verga niet van de pijn …maar het is lastig … gevoelig bij elke stap die ik zet. Ik ben vanmorgen nog bij de fysiotherapeut geweest. Mijn knie is gescand … enne ik moet oefeningen doen. Over een week of acht moet het over zijn.’

 Pfoeh  … ik praat weer veel te veel, veel te hard en veel te vlug … struikel bijna over mijn tong … gebeurt nou altijd als ik praat met iemand die leuk vind.

Janny staat me met grote ogen aan te kijken.

Ik vind het wel grappig hoe hij praat  over zijn knie, denkt ze bij zichzelf, ga hem  eens vragen of hij nog op vakantie gaat dit jaar … neen, dat doe ik toch niet. Ik ga hem eerst vertellen wat ik zelf ga doen.

‘Weet je, Kor ik ga eind augustus met mijn dochter en de kleinkinderen kamperen in Zeeland … Ga jij nog weg dit jaar?’

‘Neen, ik heb nog geen concrete plannen, maar àls ik ergens naar toe ga, dan ga ik naar Berlijn. Ik ben daar in 1970 al eens geweest en toen was het Oost- en West-Berlijn, toen had je die top-hit van Harrie Jekkers ‘Alle vogels vliegen van Oost naar West Berlijn’, weet je nog? Als er een goeie aanbieding langs komt dan ga ik naar Berlijn … Ik hoop dat ik dan iemand vind, die het leuk vindt om samen met mij te gaan … alléén in Berlijn lijkt me weer niks aan.’

Ik moet haar toch echt wel leuk vinden anders ga ik niet ineens zo veel  staan te praten. Zal ze nou denken dat ik stiekem met haar naar Berlijn wil?

Janny moet een beetje lachen om hem. Leuk energiek mannetje, beetje adhd, beetje, dat wel, denkt ze, maar als dat het enige is:

‘Kor, ik ga winkelen, tot een volgende keer, hè’.

Zie je wel, ze vindt me vast te druk. Ze heeft al weer genoeg van me:

 ‘Ja, Janny, daar kom ik hier tenslotte voor. Als ik je niet meer zie, prettige vakantie, hè.’

 Nu eerst even mijn lege flessen inleveren. Zou ik het weer bijna vergeten.

dinsdag 19 juli 2022

SITA, ONZE HOND (SLOT)

 

Mijn familie is nog maar net op weg naar de tent of die boer, die net nog zo om mijn gejank stond te lachen, vertrekt zijn gezicht tot een grimas: ‘Kappen nou met je gejank!’ en hij geeft me met zijn knokkels een beuk vol op mijn knar. Ik kan nog net even mijn tandjes in de hand zetten van die schijnheil. Met zijn hand wapperend van de pijn loopt hij de stal uit … dat vind ik wel weer leuk.

Vooral honden zitten hier. Ik hoor tenminste niks anders dan bozig geblaf. Daar zijn we zò goed in! Dit boertje heeft volgens mij helemaal geen kip, koe of varken. Hij doet voornamelijk in honden; hij is een hondenboer. Beetje bij beetje kom ik er achter, dat hier alleen dieren zitten met baasjes op de camping in de buurt. Op alle campings in Rockanje is het verboden voor honden.

Jee vergeet me niet. Hij komt me een paar keer per dag eten en drinken brengen.  Wat uitlaten betreft kom ik ook niks tekort.  Als Carola en Jee met de kinderen gaan wandelen, nemen ze me altijd mee. Dat vind ik gaaf. Zij weten natuurlijk precies hoe graag ik op het strand en in de duinen ben. Het is hier in Rockanje wel een beetje te vergelijken met Scheveningen. Ik ben hier net zo in mijn element.

Het is nu alleen een beetje anders omdat er nu twee kinderen bij zijn. Jee en Carola verwachten van mij, dat ik een oogje in het zeil houd. Natuurlijk kan ik dat niet de héle wandeling volhouden.  Ik kan het niet laten om een paar konijnen of ‘weet ik wat voor vogels’ de stuipen op het lijf te jagen. Eerst wacht ik altijd even af hoe het loopt met Aadje, de oudste zoon van Jee en Carola.

Die oudste jongen heeft een eigenaardige gewoonte ontwikkeld. Als we met mooi weer op het strand zijn, gaat Aadje op een gegeven moment met grote snelheid rondjes rennen. Ik ren dan achter hem aan en plots, als Aadje op topsnelheid ligt, stopt hij en laat  een paar drolletjes op het zand vallen. Vervolgens wandelt hij weer rustig door, alsof er niks gebeurd is. Razendsnel, als altijd, ben ik bij Aadjes drolletjes om die, mèt het aanklevende zand, likkebaardend naar binnen te schrokken. Wat heerlijk ! Wat een rijkdom aan voeding daar nog voor mij inzit … ik ben Aadje daar bijzonder dankbaar voor.

Na ‘Aadjes act’ houd ik het even voor gezien. Ik ga nu even mijn eigen spoor trekken. Jee zal nu onderhand ook wel weten, dat ik niet in zeven sloten tegelijk loop. Als ik er straks genoeg van heb loop ik rechtstreeks door naar die zogenaamde boer van dat dierenpension. Hier in de duinen zitten behalve konijnen, veel kleine vogels en insecten. Weet je waar ik óók in die duinpannetjes heel vaak tegenaan loop?  Tweetallen mensenmannetjes.  Waar die mee bezig zijn? Geen idee. De een staat met z’n broek op z’n enkels … de ander zit op zijn knieën voor hem en drukt zijn gezicht in het kruis van die ander. Grappig hè?!

Hé, wat zien ik? Een konijn! Er achteraan!!

  

Naschrift:

Ik heb met heel veel plezier bij Carola, Jee, Aad en Keessie gewoond.  Als ik  twaalf ben word ik erg ziek (blaas en darmen). Het is ook het beste dat ze me dan laten inslapen.  Wel erg jammer.

Sita.

maandag 18 juli 2022

SITA, ONZE HOND (14)

 

We stappen in de auto … nou ja auto … van binnen is het gelukkig niet meer zo warm. Jee is zo slim geweest om terwijl wij wat eten en drinken, de deuren wijd open te zetten. Op naar Rotterdam. Uurtje rijden. Uurtje pitten. Heb ik wel nodig. Ben versleten.

Jee en Carola vinden op een gegeven moment dat er kinderen moeten komen … mensenkinderen bedoel ik. Mij is niets gevraagd. Twee nemen ze d'r maar liefst. Twee mannetjes; eerst Aadje en twee jaar later Keessie.

Zij janken en krijsen, poepen en piesen waar ze staan, vechten elkaar de tent uit en wat ik het allerergste vind: zij trekken mij aan mijn oren omver. Ze zijn tòch al zo gevoelig, die arme oren van mij! Dat ik verga van de pijn hebben die gassies niet in de gaten. Een enkele keer, als ze het echt te bont maken, geef ik ze een waarschuwinkje. Zo’n zacht knauwtje, zonder kracht te zetten met mijn tanden. Gelukkig schrikken ze daar al genoeg van om op te houden met sjorren aan mijn oren.

We gaan met vakantie. Met z’n allen. Niet dat ik daar iets vanaf wist, hoor. Mij overvallen ze altijd met dat soort dingen. Ja, gezien de spullen die ze aan het inpakken zijn, had ik natuurlijk kunnen weten dat we op vakantie gaan. ‘Rockanje’ die naam hoor ik steeds noemen. Rockanje mijn Spanje. Voor vakantie is het wel heel dichtbij. Om de hoek, als het ware. Nog geen uurtje rijden.

Het is niet te geloven maar ’t is echt waar: ik heb me blij gemaakt met een dooie mus. Ik mag niet eens met ze mee die camping op: ’verboden voor honden’ staat er. Jee heeft er wel wat op gevonden. Hij dumpt me bij een boerderij. Jee houdt me constant aan de lijn. Hij geeft mijn riem (en mij dus ook) aan een onooglijk, klein kaal mannetje in een blauwe overall. De boer. Maar in de stal, waar die boer me heen trekt, zie ik geen koeien, kippen of  varkens.  Wel allemaal poezen en honden. Opgesloten in veel te kleine kooitjes.

De boer propt mij ook in zo’n hokje. Ik blaf en jank zo hard ik kan … en die rotboer maar lachen. Door mijn gejank gaan die andere dieren (vooral de honden) ook flink tekeer.

‘Nou dag, hoor Sita, tot vanmiddag, dan komt Carola of ik langs om een eindje met je te wandelen, ’ zegt Jee.

Goh, zit er dan toch nog een beetje vakantie voor mij in?

Mijn familie is nog maar net de hoek om of die boer, die net nog zo om mijn gejank stond te lachen, vertrekt zijn gezicht in een boosaardige grimas: ‘Kappen nou met dat gejank!’ en hij geeft me met zijn knokkels een beuk vol op mijn knar. Ik kan nog net even mijn tandjes in de hand zetten van die schijnheil. Wapperend met zijn hand van de pijn loopt hij de stal uit. Kijk, dat vind ik nou weer leuk.

 

(wordt vervolgd)

zondag 17 juli 2022

SITA, ONZE HOND

 

Aaaah, heerlijk zeg, de nabijheid van dat koele, golvende water. Jammer alleen dat het niet te zuipen is. Een enkele keer vergis ik me nog wel eens … dan zit ik, tot we weer thuis, zijn met een uitgedroogde bek. Hoewel, de laatste tijd is Jee zo lief om water voor me mee te nemen. Ik hoop vandaag ook.

Jammer dat hier geen konijnen zijn. Wel genoeg loopse teefjes maar daar heb ik helemaal niks aan. Ik zie er prima uit, ben slank, heb een glanzende vacht, een mooie langharige staart, sierlijk wapperende oren, vrolijke, guitige ogen en een puik gebit. Ik ben nooit ziek en heb beslist nog geen viagra-pillen nodig. Allemaal zaken in mijn voordeel. Slim ben ik ook. Eigenlijk heb ik maar één groot nadeel: ik ben niet sterk. Jammer genoeg slagen die paar grote sterke bullebakken op het strand er altijd eerder in een loopse teef te versieren. Jammer zoals gezegd. Maar meer ook niet. Bij mij in de buurt pak ik mijn kansen wel.

Na ruim twee uur strandplezier zit ik uitgeput bij de blauwe Renault 4, op de parkeerplaats. Ik heb er nooit moeite mee onze auto terug te vinden. Die auto is helemaal doordrongen van onze geuren; van de geur van Jee, Carola en van mij.  Dus dat is makkelijk zat.

Ik sta al een tijdje te wachten als eindelijk Jee en Carola komen aanlopen. Ze zijn zo blij dat ze me zien. Jee zegt:  ‘O,o,o ik heb me zo ongerust gemaakt om je lieve Sitaatje.’ Carola straalt helemaal: ’Waar ik ook keek , ik zag je nergens meer, knulletje, ik dacht je kan de auto niet meer terug vinden. Maar toch wel. Knappe jongen, hoor, Sita…' . Ik krijg het ene klopje na het andere. Voor mij is het niks bijzonders. Ik ben niet voor niets een hond.

Ik sterf zowat van de dorst maar Jee komt maar niet over de brug met mijn water. Ik doe net of ik erg moet hoesten. Dat helpt, want dan herinnert hij zich op slag dat water tegen zo’n hoestbui kan helpen. Ja hoor, hij duikelt de fles water en het waterbakje op uit de auto. En … daar ben ik helemaal  blij mee, Jee heeft  wat eetbaars van huis meegenomen voor mij: een vlezige kluif. Daar red ik het wel mee tot huis. Ze nemen zelf ook wat: banaantje, krentenbolletje en een sinaasappelsappie. Allemaal niks voor mij die troep … behalve die krentenbol misschien maar dan moet ik wel erg veel honger hebben.

We stappen in de auto … nou ja auto … die niet meer zo erg heet is van binnen. Jee was zo slim om terwijl wij wat aten en dronken, de ramen en deuren wijd open te zetten. Op naar Rotterdam. Uurtje rijden. Uurtje pitten. Heb ik wel nodig. Ben versleten.

 

(wordt vervolgd)