woensdag 31 juli 2024

HOOPVOL (2)

Werken als ‘levend standbeeld’, dat lijkt me nou echt iets voor jou, Carry … doe ik met je mee, hoor, … ik zie ons al staan: jij doet dan Sonja, je weet wel die valse bewoonster van de afdeling Hupsakee (incontinent, geniepig, uitgemergeld, altijd maar liegen, een grijs rimpelkoppie, denkt nog steeds dat ze twintig is) … Dan word ik 'levend standbeeld' Robbie, die is er geestelijk nog veel erger aan toe als Sonja. Je kent Robbie toch wel? Sonja' meelopertje, die met zijn schaapachtige lachje op zijn plofkop zijn afgezaagde grapjes, hij weet altijd overal de weg zegt ie ….. maar voorlopig zit hij in een geïsoleerd kamertje bij Sonja op de afdeling Hupsakee. O jee, zouden we hier geen last mee krijgen, Carry?


Hupsakee … dat woord doet me denken aan het verhaal over de lapjeskat Sakee. Deelnemer aan de snelweg-oversteek-wedstrijd voor katten, gesponsord door Kitekat. Sakee durft niet over te steken … logisch … drie katten zijn haar voorgegaan en geplet.
‘Vreselijk toch, hé Carry? Het publiek langs de snelweg is laaiend enthousiast en moedigt Sakee aan: 'Hup Sakee,’ Hup Sakee’, klinkt het vanuit de opgewonden mensenmenigte. Het poesje is als de dood … maar uiteindelijk zet ze door....ze sluipt tot de vluchtstrook en dan versnelt ze zoals alleen een kat dat kun … maar de kolossale truck van de Aldi kan ze onmogelijk ontwijken … ook met Sakee is het dus helaas niet goed afgelopen. Het uitzinnige publiek komt niet meer bij; het staat enthousiast te springen op de banken.

Dit moest toch eigenlijk niet meer mogen, vind je ook niet Carry?
Mevrouw Hagemans van de begane grond en de heer Lopez van de eerste zijn vandaag overleden … ja … hij was inderdaad een heel leuke man… ja …gestruikeld over een kleedje … ja …
‘Moet ie zijn poten maar beter optillen, wat jij Carry?! .. Neen hoor, grapje, ach die arme neer Lopez, helemaal uit Chili vandaan..
Verder kan je een speld horen vallen in Hoopvol. Er wordt gewerkt aan een afvloeiingslijst.
Nou, Carry, ik weet nu niks meer dus laat ik hier ‘effe’ bij. Houd je haaks, meid.

Groetjes,
Je collega (nog wel) Wim.

P.S. voor het oefenen met die ’levende standbeelden bellen we nog?

dinsdag 30 juli 2024

HOOPVOL.

Als je er bij Huize Hoopvol uitgegooid wordt, dan ga je op markt staan, zo mail je me. Meen je dat nou? Waarmee dan? Mutsen en sjaals in de winter? Paraplu’s in de herfst en in de lente? T-shirts in de zomer … het hele jaar door keihard werken. Je bent nu al acht jaar mijn naaste collega maar dat lijkt me nou echt helemaal niks voor jou.


Ik heb gisteren even op de markt rondgekeken. Meest opvallend: vijfenzeventig procent (75%) van de marktgangers hier is duidelijk herkenbaar moslim. Hoofddoekjes, sjaaltjes, takchita’s , burka’s, cafta’s en couscous verkopen … is dat wat voor jou misschien, Carry? Of een partij korans tegen wegwerpprijzen op de markt brengen … wegwerpkorans zogezegd ... (niet gelijk gaan haatmailen, mensen, ’t is maar een grapje).

Ik denk dat jij het eerder zou moeten hebben van nieuwigheidjes. Bijvoorbeeld een normaal elk uur koekoekende koekoeksklok. Mooi beschilderd: een weiland met koekoeken, dartel wippend rond een vredig herkauwende koe. Om de twaalf uur loeit die klok … gekker moet het toch niet worden, hè? Tuurlijk, als je zelf zo’n klok hebt hangen, is de lol er snel vanaf, maar voor bezoek, zeker bezoek dat niet zo vaak bij je over de vloer komt … en niet te vergeten voor jonge kinderen, blijft zo'n onverwachts geloei uit een koekoeksklok toch grappig … lijkt me … denk ik, tenminste … Wat vind jij d’r van Carry?

Voor mij geen markt- of andere plannen om geld te verdienen. Ik ga straks liever een tijdje niks doen, de w.w. of de bijstand in. Veel geld heb ik niet nodig. Zo nu en dan ga ik wat voor de samenleving doen … vrijwilligerswerk ofzo … ik weet nog niet precies wat … iets waar ik zelf ook een beetje lol in heb ... iets met tieners in een buurthuis, dansen bijvoorbeeld, dat lijkt mij persoonlijk wel wat.

Maar ja....als fatsoenlijk burger is het zo simpel nog niet om in de bijstand te geraken. Dus zit er voor mij niet veel anders op dan zo lang mogelijk door te ploeteren, in de penetrante spertigeur van Huize Hoopvol.

Tot mails …
Hartelijke groet van
Je collega Wim.

maandag 29 juli 2024

PARIJS.

De Olympische Spelen in Parijs zijn dezer dagen hot-news. Hoewel ik een sportliefhebber ben volg ik dit evenement niet zo fanatiek. Sport liever zelf. Ik kijk wèl naar het journaal. Hoor af en toe wie goud, zilver of brons heeft gewonnen. Luister met frisse tegenzin naar de enthousiaste bijna hysterische geluiden van de dienstdoende verslaggever. Het doet soms pijn aan mijn oren de herrie, die opklinkt, zelfs wanneer er bij synchroonzwemmen slechts een bronzen medaille wordt binnengehaald. Ik zou het zelf niet kunnen, hoor, noch het synchroonzwemmen noch het commentaar geven.


In elk journaal wordt met trots melding gemaakt van het totaal aantal plakken die zijn binnengehaald door 'onze' sporthelden. Ze kunnen het daar niet laten om ons kleine aantal medailles met dat van de Chinezen te vergelijken. Dat land is natuurlijk gigantisch. China staat normaal altijd nummer één in het medailleklassement, vandaag nog niet, nu zijn ze derde, achter Australië en Zuid-Korea. Nederland vinden we meestal en stuk lager terug, negende ofzo. Maar nu hebben ‘we’ nog niks.

De krant is nu rijkelijk gevuld met uitgebreide analyses en sfeerverhalen over onze olympiërs. Elke dag minstens vier pagina’s. Vandaag kregen de wielrensters Ellen van Dijk en Puck Pieterse 'faalaandacht'. Ellen was tijdens een trainingsrit in Nederland tegen een stilstaand aanhangwagentje gekleund. Daar was ze nog veel te geblesseerd van. Ze werd elfde in Parijs. Puck kreeg gewoon op de wielerpiste een lekke band en werd vierde in plaats van dat ze zilver won. Domme pech.

Tsja en de misstap van Steven van de Velde, ‘onze’ beachvolleyballer werd hem acht jaar na dato nog flink ingepeperd. Als negentienjarige had hij seks met een twaalf jarig meisje. Daarvoor had hij zijn straf al lang uitgezeten. Samen met zijn maatje Mathew Immers verloor hij de wedstrijd tegen Italië. Uitgeschakeld is het duo nog niet.

Ik blader die Olympische pagina’s snel door. Eerlijk gezegd kijk ik nog wel even of er misschien nog een verdwaald voetbalnieuwtje in staat, want voetbal is mijn geliefde sport. Maar meestal is er in deze periode geen nieuws. Het voetbal moet nog op gang komen. Dat is voor de kranten voorlopig nog bijzaak.

Persoonlijk was ik vandaag trouwens graag in Parijs geweest voor een lekkere duik in de Seine.

zondag 28 juli 2024

HUISDIER.

Je moet een huisdier nemen, krijg ik regelmatig te horen, van mensen die waarschijnlijk denken dat ik eenzaam ben’. Vandaag weer. Buurman Cor nu.


‘Wat voor beest dan, Cor?
‘Neem een hond, dat zou ‘n prima wandelmaatje voor je zijn.

'Ik ben vaak niet thuis en ga een paar keer per jaar op vakantie ... fietsvakantie meestal … da’s toch niks met een hond .’

'Moet je dan persé gaan fietsen op die vakanties van je? Kan je niet gaan wandelen? Een hond holt graag mee!’

‘Neen’, zeg ik beslist, ’dat zijn meestal fietsvakanties, zei ik al, met groepen, Cor, en bovendien de combinatie hond-fiets … een hond loopt continu in de weg. Dat wordt een kwelling voor dat beest, voor mij en de andere fietsers.’

‘Ook lastig is dat ik dat beest drie of vier keer per dag uit moet laten. Dat gaat me nooit lukken. Neen Cor, een hond is te veel een handenbinder. ‘

‘Vroeger,’ vervolgde ik, ‘ hadden we een heel leuke hond, een bastaard Gordon Setter. Sita heette hij, een vrolijk beest. Zelfs de drie poezen, vonden hem wel tof. Hij liet hen rustig een deel van zijn eten oppeuzelen. Toen moesten we wel vaak iemand regelen om Sita uit te laten. Dat lukte altijd moeiteloos. Ook sleepten we Sita overal mee naar toe. Veel plezier hebben we gehad aan die hond. Die hond ook aan ons, trouwens. Als ik me echter zoals nu, op mijn oude dag, voorstel als hondenbezitter krijg ik op slag een burn-out’.

‘Wat denk je dan van een poes?,’ zegt Cor, ‘dat is een solitair beest, daar heb je geen omkijken naar … èn die heeft zijn kattenbak.’

‘Oh neen, Cor, … die walgelijke kattenbankstank wil ik niet in mijn huis hebben en overal die kattenharen. Ik krijg nou al jeuk‘.

‘Een goudvis misschien? Daar heb je een rustige, propere, niet zo bewerkelijke huisgenoot aan.’

‘Okee Cor, als ik zo af en toe die goudvissenkom bij jou mag stallen, ga ik me daar op oriënteren’.

zaterdag 27 juli 2024

LUISTER NAAR ME.

Luister naar me.
Ik heb mijn boodschappenbriefje bijna afgewerkt. Alleen nog een paar broodjes voor vanmiddag bij de soep. Bij dat broodschap staat een leuke, ’s zomers geklede jonge vrouw van kleur, vrolijk mee te zingen met ‘Ecoutez-moi’ van Claude, de song die door de supermarkt klinkt. Als onze blikken elkaar kruisen staan we opeens allebei tegelijk te lachen.
‘Leuk hè, dat liedje!’ zeg ik.
‘Ja, zeker’, lacht ze.
‘Jaaaa, zelfs een oude man als ik vind dit een leuk liedje … zo vrolijk ook!’
‘Ja 't is echt een lekker nummer’ zegt ze.
‘Maar ik moet wel eerlijk zeggen, dat ik de muziek van de Rolling Stones en Bob Dylan liever hoor. Ken je die?’
‘Ja, natuurlijk ken ik die’.
‘Weet je ook wie Mick Jagger is?’
‘Neen, nooit van gehoord.’
‘Dat is de zanger van de Rolling Stones. Hij is vandaag jarig! Hij is eenentachtig geworden. Hij is superfit en zo fris als een hoentje. Als hij toert met zijn band, neemt hij altijd zijn eigen mobiele gym mee. Kan hij dagelijks sporten’.
Ik doe vier pistolettes in een plastic zakje.
‘Keith Richard is een van de gitaristen van de Rolling Stones. Het is echt een wonder dat hij nog leeft. Nauwelijks bewegen, veel roken, drugs gebruik ook en …‘
‘Stoppen nu, man!!’, denk ik …
‘Ecoutez-moi’ is afgelopen.
‘Oh, leuk om te horen allemaal,… u bent zo te zien ook nog heel fit’ … ze stopt een paar baguettes en croissants in een zakje ...
Ik ga afrekenen bij de scankassa: ‘Zal ik haar nu nog vertellen hoe ik heet’, denk ik, ’dan zegt zij mij misschien háár naam wel ... Neen! Doe normaal, opa! Ga naar die kassa, nu!’
Vòòr de kassa realiseer ik me dat ik mijn broodjes nog niet gescand heb. Ik laat mijn boodschappenkarretje voor het scanapparaat staan en loop terug naar het broodschap.
Zij gaat net op weg naar de kassa en zegt: ‘Wat u net zei, ga ik straks thuis vertellen … heel leuk om te weten. Dag meneer’.
Ik lach haar vriendelijk toe: ‘Tot ziens, hoor’.
In mijn hoofd zingt Claude nog: ‘Écoutez-moi, Écoutez-moi’.
Klinkt goed.

vrijdag 26 juli 2024

EEN REISJE LANGS DE RIJN.

Negen jaar geleden toen ik in Prinsenland kwam wonen leerde, ik Hans kennen. Ik werd lid van het koor, waar hij al jaren zong. Ik was toen 65; Hans 76. Muziek en zingen was Hans’ grote passie. Hij had een enorme verzameling cassettebandjes. Met vooral Nederlandstalige muziek.


Ik ging op dat koor … een manier om mensen te leren kennen, in deze voor mij nieuwe wijk. Ik was net gescheiden, had veertig jaar in het Oude Noorden gewoond. De dirigent zette me naast Hans neer. Een prima beslissing.

Toen Hans tachtig werd wilde hij samen met het koor ‘Een reisje langs de Rijn’ zingen. Ik zou voor alle koorleden de tekst daarvan uitprinten. Daar was Hans blij mee. Het werd een succes.

Ten tijde van Corona stopte het koor. Hans en ik hielden contact. Om en om gingen we bij elkaar koffie drinken. Hans draaide bij hem thuis Willy Alberti, Johnny Jordaan, Rita Corita. Ik liet thuis mijn muziek horen: de Stones, Dylan, Simon and Garfunkel. Ik kon aan zijn gezicht zien, dat ie dat niks vond. Hij heeft het nooit gezegd.

Eind vorig jaar was ik hem even kwijt. Ik deed een briefje in zijn brievenbus. Vrij snel kreeg ik een reactie van zijn dochter: haar vader had een beroerte gehad. Hij was tegen zijn ledikant gevallen, met als gevolg een pittige hoofdwond. Maar die beroerte heeft hem lelijker te pakken genomen.

Hij ligt nu in een verpleeghuis.
Elke zaterdag ga ik bij hem op bezoek. Hij gaat snel achteruit. Wordt opgeblazen-dik en gaat slechter lopen. Al een paar maanden herkent hij mij niet als ik bij hem op bezoek kom. Hij is onrustig … zoekt in zijn kamer naar zijn sleutels, die hij, als hij ze gevonden heeft, op een andere plaats neerlegt en dus ook weer kwijt is.

Hans wordt boos als medebewoners zijn kamer in kijken: ‘Doorlopen, er is hier toch niets te stelen’, roept hij dan. Hij werd echt agressief toen een buurvrouw te lang naar hem bleef staan staren: hij vulde een bloemenvaas half met water en gooide dat bij die vrouw in haar gezicht.

Het was Hans’ laatste ‘grote’ daad. Steeds meer werd hij een ‘dood vogeltje’. Op het laatst zong Hans af en toe nog een regeltje uit ‘een reisje langs de Rijn’ en zonk dan weer weg.

donderdag 25 juli 2024

DE BRUG.

Verderop staat iemand tegen de reling van de brug. Ik ben daar nog een heel eind vandaan. We zijn de enige twee op die lange brug. Het weer is slecht. Ik heb mijn korte rode leren jasje toch wel open. Omdat ik niet het miniemste straaltje van de zon op mijn hoofd mag krijgen draag ik altijd een zwarte pet met een hele grote klep. Dus als je misschien vanmiddag zo iemand op een brug heb zien lopen (rood kort jasje, zwarte pet met grote klep) dan zou ik dat best eens geweest kunnen zijn.


Ondertussen nader ik die ander op de brug. Het is een man. Ik zie nu dat hij niet op de brug staat maar tegen de reling van de brug leunt. Voor de rest kan ik nog niks over hem zeggen. O ja, ik zie nu ook dat hij een fiets bij zich heeft, die staat achter hem ... de kleur van de fiets kan ik nog niet goed zien … het zou net zo goed een rode, als een blauwe kunnen zijn … daar durf ik nog niks over te zeggen.

Ondertussen ontstaat er bij mij aan weerskanten van de brug een gekrioel van jewelste. Ik moet nog één detail vertellen. De brug loopt over een stuk water … nee, geen rivier, geen meer of weidse sloot. De brug loopt over een soort immense stadsvijver.

De wezenloze drukte die opeens aan weerskanten van de brug en eronder heerst, wordt veroorzaakt door vissen, kikkers, salamanders en andere zoetwaterwezens, van allerlei formaat. Wel één meter springen zij boven de waterspiegel uit. Zij doen zich te goed aan de talloze insecten, die in die zone boven het wateroppervlak rondzoemen. De samenklank van dit zoemen en plonzen is welhaast hallucinerend.

Inmiddels ben ik bijna bij de ander op de brug beland. Zijn fiets is blauw. Hij heeft een groen visserspak aan en staat te vissen. Dan is hij hier duidelijk op de verkeerde plek.

’Hé, kerel, tweehonderd meter terug, daar sterft het van de vis. Je ziet het hier vandaan. Kijk dan! Luister dan! Hoor je het niet? Daar!’

De man kijkt me wazig aan. Vraagt of ik wel spoor en vist onverstoorbaar door. Onthutst loop ik maar door.

Aan deze kant van de brug is het een oase van rust.