Het Fenomeen van Raynauld.
Naar het ziekenhuis. Een klein stukje op de fiets. Vijf minuten hooguit. Daar wordt mijn zielige’
rechterhand onderzocht.
Ik heb last van dooie vingers, dooie tenen en een rooie
neus. In wachtkamer 2 is het doodstil. Tien mensen zitten daar. Zo ver mogelijk
uit elkaar. Er is wel plaats voor twintig. Drie oudere echtparen, twee moeders
met elk een kind en drie mannen-alleen, waaronder ik. Een van de mannen ziet
een van de kinderen drinken kijkt het meisje aan en vraagt vriendelijk of de
chocomel lekker is. ’Het is geen chocomel, het is cola,’ zegt het meisje koel. De man houdt verder zijn mond.
Ik heb zelf geen zin in contact met de anderen in wachtkamer 2. De anderen ook niet met mij. ‘Meneer Mastwijk’ wordt er geroepen. De assistente registreert met high-tech –apparatuur alle bewegingen in mijn hand en vingers (ook links). De assistente is gekleed in een wit verpleegstersuniform. Ze werkt heel zorgvuldig en herhaaldelijk vraagt ze of ik pijn heb. Ze zegt steeds precies (bijna tot vervelens toe) wat ze allemaal gaat doen. Die assistente is een stevige Russische of Oekraïnsche vrouw. Het type robuuste Hollandse boerin.
Ik moet weer terug naar wachtkamer 2. Er zitten weer
allemaal andere mensen. Dat maakt me echt niks uit. Er is nu alleen geen
meisje dat cola drinkt. De man die daar iets over zei, is er nu ook niet meer.
Het kan heel goed zijn dat hij binnen zit bij een dokter. Jammer dat ik niks te lezen bij me heb. Vlak voordat ik
wegging van huis dacht ik nog: ik neem de krant mee van vandaag. Toch nog
vergeten te doen. Maar àls ik die krant had meegenomen, had ik hem nog niet kunnen lezen,
omdat ik geen leesbril bij me had. En zonder leesbril kan ik die kleine
lettertjes niet lezen in de krant.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten