zondag 28 juli 2024

HUISDIER.

Je moet een huisdier nemen, krijg ik regelmatig te horen, van mensen die waarschijnlijk denken dat ik eenzaam ben’. Vandaag weer. Buurman Cor nu.


‘Wat voor beest dan, Cor?
‘Neem een hond, dat zou ‘n prima wandelmaatje voor je zijn.

'Ik ben vaak niet thuis en ga een paar keer per jaar op vakantie ... fietsvakantie meestal … da’s toch niks met een hond .’

'Moet je dan persé gaan fietsen op die vakanties van je? Kan je niet gaan wandelen? Een hond holt graag mee!’

‘Neen’, zeg ik beslist, ’dat zijn meestal fietsvakanties, zei ik al, met groepen, Cor, en bovendien de combinatie hond-fiets … een hond loopt continu in de weg. Dat wordt een kwelling voor dat beest, voor mij en de andere fietsers.’

‘Ook lastig is dat ik dat beest drie of vier keer per dag uit moet laten. Dat gaat me nooit lukken. Neen Cor, een hond is te veel een handenbinder. ‘

‘Vroeger,’ vervolgde ik, ‘ hadden we een heel leuke hond, een bastaard Gordon Setter. Sita heette hij, een vrolijk beest. Zelfs de drie poezen, vonden hem wel tof. Hij liet hen rustig een deel van zijn eten oppeuzelen. Toen moesten we wel vaak iemand regelen om Sita uit te laten. Dat lukte altijd moeiteloos. Ook sleepten we Sita overal mee naar toe. Veel plezier hebben we gehad aan die hond. Die hond ook aan ons, trouwens. Als ik me echter zoals nu, op mijn oude dag, voorstel als hondenbezitter krijg ik op slag een burn-out’.

‘Wat denk je dan van een poes?,’ zegt Cor, ‘dat is een solitair beest, daar heb je geen omkijken naar … èn die heeft zijn kattenbak.’

‘Oh neen, Cor, … die walgelijke kattenbankstank wil ik niet in mijn huis hebben en overal die kattenharen. Ik krijg nou al jeuk‘.

‘Een goudvis misschien? Daar heb je een rustige, propere, niet zo bewerkelijke huisgenoot aan.’

‘Okee Cor, als ik zo af en toe die goudvissenkom bij jou mag stallen, ga ik me daar op oriënteren’.

zaterdag 27 juli 2024

LUISTER NAAR ME.

Luister naar me.
Ik heb mijn boodschappenbriefje bijna afgewerkt. Alleen nog een paar broodjes voor vanmiddag bij de soep. Bij dat broodschap staat een leuke, ’s zomers geklede jonge vrouw van kleur, vrolijk mee te zingen met ‘Ecoutez-moi’ van Claude, de song die door de supermarkt klinkt. Als onze blikken elkaar kruisen staan we opeens allebei tegelijk te lachen.
‘Leuk hè, dat liedje!’ zeg ik.
‘Ja, zeker’, lacht ze.
‘Jaaaa, zelfs een oude man als ik vind dit een leuk liedje … zo vrolijk ook!’
‘Ja 't is echt een lekker nummer’ zegt ze.
‘Maar ik moet wel eerlijk zeggen, dat ik de muziek van de Rolling Stones en Bob Dylan liever hoor. Ken je die?’
‘Ja, natuurlijk ken ik die’.
‘Weet je ook wie Mick Jagger is?’
‘Neen, nooit van gehoord.’
‘Dat is de zanger van de Rolling Stones. Hij is vandaag jarig! Hij is eenentachtig geworden. Hij is superfit en zo fris als een hoentje. Als hij toert met zijn band, neemt hij altijd zijn eigen mobiele gym mee. Kan hij dagelijks sporten’.
Ik doe vier pistolettes in een plastic zakje.
‘Keith Richard is een van de gitaristen van de Rolling Stones. Het is echt een wonder dat hij nog leeft. Nauwelijks bewegen, veel roken, drugs gebruik ook en …‘
‘Stoppen nu, man!!’, denk ik …
‘Ecoutez-moi’ is afgelopen.
‘Oh, leuk om te horen allemaal,… u bent zo te zien ook nog heel fit’ … ze stopt een paar baguettes en croissants in een zakje ...
Ik ga afrekenen bij de scankassa: ‘Zal ik haar nu nog vertellen hoe ik heet’, denk ik, ’dan zegt zij mij misschien háár naam wel ... Neen! Doe normaal, opa! Ga naar die kassa, nu!’
Vòòr de kassa realiseer ik me dat ik mijn broodjes nog niet gescand heb. Ik laat mijn boodschappenkarretje voor het scanapparaat staan en loop terug naar het broodschap.
Zij gaat net op weg naar de kassa en zegt: ‘Wat u net zei, ga ik straks thuis vertellen … heel leuk om te weten. Dag meneer’.
Ik lach haar vriendelijk toe: ‘Tot ziens, hoor’.
In mijn hoofd zingt Claude nog: ‘Écoutez-moi, Écoutez-moi’.
Klinkt goed.

vrijdag 26 juli 2024

EEN REISJE LANGS DE RIJN.

Negen jaar geleden toen ik in Prinsenland kwam wonen leerde, ik Hans kennen. Ik werd lid van het koor, waar hij al jaren zong. Ik was toen 65; Hans 76. Muziek en zingen was Hans’ grote passie. Hij had een enorme verzameling cassettebandjes. Met vooral Nederlandstalige muziek.


Ik ging op dat koor … een manier om mensen te leren kennen, in deze voor mij nieuwe wijk. Ik was net gescheiden, had veertig jaar in het Oude Noorden gewoond. De dirigent zette me naast Hans neer. Een prima beslissing.

Toen Hans tachtig werd wilde hij samen met het koor ‘Een reisje langs de Rijn’ zingen. Ik zou voor alle koorleden de tekst daarvan uitprinten. Daar was Hans blij mee. Het werd een succes.

Ten tijde van Corona stopte het koor. Hans en ik hielden contact. Om en om gingen we bij elkaar koffie drinken. Hans draaide bij hem thuis Willy Alberti, Johnny Jordaan, Rita Corita. Ik liet thuis mijn muziek horen: de Stones, Dylan, Simon and Garfunkel. Ik kon aan zijn gezicht zien, dat ie dat niks vond. Hij heeft het nooit gezegd.

Eind vorig jaar was ik hem even kwijt. Ik deed een briefje in zijn brievenbus. Vrij snel kreeg ik een reactie van zijn dochter: haar vader had een beroerte gehad. Hij was tegen zijn ledikant gevallen, met als gevolg een pittige hoofdwond. Maar die beroerte heeft hem lelijker te pakken genomen.

Hij ligt nu in een verpleeghuis.
Elke zaterdag ga ik bij hem op bezoek. Hij gaat snel achteruit. Wordt opgeblazen-dik en gaat slechter lopen. Al een paar maanden herkent hij mij niet als ik bij hem op bezoek kom. Hij is onrustig … zoekt in zijn kamer naar zijn sleutels, die hij, als hij ze gevonden heeft, op een andere plaats neerlegt en dus ook weer kwijt is.

Hans wordt boos als medebewoners zijn kamer in kijken: ‘Doorlopen, er is hier toch niets te stelen’, roept hij dan. Hij werd echt agressief toen een buurvrouw te lang naar hem bleef staan staren: hij vulde een bloemenvaas half met water en gooide dat bij die vrouw in haar gezicht.

Het was Hans’ laatste ‘grote’ daad. Steeds meer werd hij een ‘dood vogeltje’. Op het laatst zong Hans af en toe nog een regeltje uit ‘een reisje langs de Rijn’ en zonk dan weer weg.

donderdag 25 juli 2024

DE BRUG.

Verderop staat iemand tegen de reling van de brug. Ik ben daar nog een heel eind vandaan. We zijn de enige twee op die lange brug. Het weer is slecht. Ik heb mijn korte rode leren jasje toch wel open. Omdat ik niet het miniemste straaltje van de zon op mijn hoofd mag krijgen draag ik altijd een zwarte pet met een hele grote klep. Dus als je misschien vanmiddag zo iemand op een brug heb zien lopen (rood kort jasje, zwarte pet met grote klep) dan zou ik dat best eens geweest kunnen zijn.


Ondertussen nader ik die ander op de brug. Het is een man. Ik zie nu dat hij niet op de brug staat maar tegen de reling van de brug leunt. Voor de rest kan ik nog niks over hem zeggen. O ja, ik zie nu ook dat hij een fiets bij zich heeft, die staat achter hem ... de kleur van de fiets kan ik nog niet goed zien … het zou net zo goed een rode, als een blauwe kunnen zijn … daar durf ik nog niks over te zeggen.

Ondertussen ontstaat er bij mij aan weerskanten van de brug een gekrioel van jewelste. Ik moet nog één detail vertellen. De brug loopt over een stuk water … nee, geen rivier, geen meer of weidse sloot. De brug loopt over een soort immense stadsvijver.

De wezenloze drukte die opeens aan weerskanten van de brug en eronder heerst, wordt veroorzaakt door vissen, kikkers, salamanders en andere zoetwaterwezens, van allerlei formaat. Wel één meter springen zij boven de waterspiegel uit. Zij doen zich te goed aan de talloze insecten, die in die zone boven het wateroppervlak rondzoemen. De samenklank van dit zoemen en plonzen is welhaast hallucinerend.

Inmiddels ben ik bijna bij de ander op de brug beland. Zijn fiets is blauw. Hij heeft een groen visserspak aan en staat te vissen. Dan is hij hier duidelijk op de verkeerde plek.

’Hé, kerel, tweehonderd meter terug, daar sterft het van de vis. Je ziet het hier vandaan. Kijk dan! Luister dan! Hoor je het niet? Daar!’

De man kijkt me wazig aan. Vraagt of ik wel spoor en vist onverstoorbaar door. Onthutst loop ik maar door.

Aan deze kant van de brug is het een oase van rust.

woensdag 24 juli 2024

B&B vVAN DEBBIE.

Ik ging zitten aan een tafeltje in de foyer van bios Kino maar dat zat niet lekker. Een paar meter naar achteren was nog wel een plekje op een bank. Daar zat een man verwoed te tikken op zijn smart-phone. Hij kwam me vaag bekend voor.

Ik was hem op één meter genaderd en hoorde hem zeggen: ‘Hallo Jos!’

Toch een bekende dus? Hij deed zijn donkere bril af….
’Stefan! Ik had je niet herkend … ik heb je nog nooit met een bril op gezien, man.’

‘t Is mijn leesbril’.

Ja, nu was het weer helemaal ‘Stefan’. Een oud-collega van me, alweer zo’n veertig jaar geleden. Hij is wat jonger dan ik. Een vrolijke, vriendelijke, zeer behulpzame oud collega was hij.

‘Naar welke film ga jij?’

‘Spoorloos’.

‘Ik ook’.

Onderweg, op de fiets van huis naar hier, had ik toevallig nog aan hem gedacht. ‘Goh’, dacht ik, ’t is al weer lang geleden dat ik Stefan heb gezien’. We komen elkaar zo’n twee á drie keer per jaar tegen. In het theater, de bios of een museum. Meestal in de bios. De laatste keer was al weer vorig jaar.

Hij zag er echt goed uit. Net terug van vakantie. Een theaterweek in Spanje met docent Loes Luca. Leuk! Gelogeerd in de van tv bekende B&B (Vol liefde) van Debbie. Hij was de enige man in de drama-cursus tussen negen dames. Wat Stefan betreft hadden er wel wat meer mannen bij mogen zijn. Mede gezien zijn geaardheid.

In de filmzaal zitten Stefan en ik ver uit elkaar. Ik op de achterste rij, vlak bij de uitgang. Hij zowat in midden in de zaal. Toen de film afgelopen was, riep ik van achter uit: ‘Dag Stefan, tot ziens.’ Hij draait zich om en zwaait.

Als ik bijna bij de uitgang van Kino ben tikt Stefan op mijn schouder. Hij was blijkbaar snel achter me aangekomen ... wilde zeker nog even contact … hij vond de film wat tegenvallen, zei hij, een beetje gedateerd. Ik zei dat ik genoten had … en we gingen toen ieder weer ons weegs.

Op de fiets terug naar huis dacht ik weer aan Stefan. Hoe collegiaal hij vroeger was, hoe aardig hij elke keer weer is als we elkaar ontmoeten, hoe aanstekelijk hij me vertelt over zijn theatervakantie in Spanje. Stefan is een heel leuke, lieve man. Ik houd van die man.

dinsdag 23 juli 2024

WACHTKAMER.

Zaterdag was ik vier uren in het IJsselland ziekenhuis. Paula, een vriendin, was verkouden en ze vreesde voor longontsteking. Ze had koorts: 38,3. Met spoed moest ze naar het ziekenhuis komen. Ik ging met haar mee. We mochten plaats nemen in de wachtkamer. Daar zaten al acht mensen.


Er zat een man met voetbalschoenen, zich letterlijk te verbijten van de pijn. Ik verzon dat hij op een kunstgrasveld gevoetbald had en gevallen was: gebroken pols, schatte ik in.

Ondertussen kwamen er weer mensen binnen onder andere een echtpaar met een piepklein jongetje: lijkbleek, hologig. Het kind zei ‘neen’ tegen alle eten en drinken. De ouders leden niet onder het gedrag van het doodzieke ventje. Ze maakten grapjes met elkaar en deden spelletjes op hun smartphone.

Wij zitten nu al twee uur in de in de wachtkamer. De mensen die er zaten te wachten, toen wij binnen kwamen zijn al lang (en breed) geholpen. Niet iedereen heeft natuurlijk dezelfde dokter nodig hier. Dat bijna dode ventje had een kinderarts nodig ... mijn vriendin een longarts …. maar die bleek (heinde en) verre te wezen … na drie uur zaten we nog in de wachtkamer.

Het zou een verbetering zijn als het in de wachtkamer wat leuker zou zijn. Toegegeven: het is in zo’n ruimte op zich doffe ellende. Daarom juist, kan wat amusement wat opbeurend werken. Waarom geen wachtkamer- clown ingezet? Dat hoeft niet duur te zijn. Een clinic-clown is immers een vrijwilliger. Hang er een tv op, vertoon romantische komedies en tekenfilms!

Er kwam nog een dikke vader binnen met een huilend joch van vier op zijn arm. De man vertelde nog wat bozig dat hij eens geëist had, dat het ziekenhuis iemand langs zou sturen voor zijn koortsige spruit. Hadden ze een clinic-clown op hem af gestuurd! Het kind op zijn arm zette het meteen, op een janken, nadat zijn vader het woord ‘clinic-clown’ had uitgesproken. Dat janken ging over in kotsen, over de baard, de jas en de broek van de onsympathieke dikke vader. Na dit tafereel kon mijn middag niet meer stuk.

Na drie en een half uur waren Paula en ik aan de beurt. We hadden een heel aardige longarts, die constateerde dat mijn vriendin snipverkouden was.

O ja, voor de volledigheid nog: bij die kunstgrasvoetballer bleek dat zijn arm uit de kom was. Tsja

maandag 22 juli 2024

PLECHTIGHEID.

Hoewel ik me nog allerminst ‘deadish’ voel, ben ik vandaag volop met mijn dood bezig. Misschien ga ik pas over twintig jaar de pijp uit. Maar het zou net zo goed kunnen, dat ik morgen het loodje al leg. In dat geval is het handig als mijn nabestaanden weten wat ik als ‘dode’ wil. Ik heb op een rijtje gezet wie op de hoogte gesteld moeten worden, wie een rouwkaart krijgen en welke instanties geïnformeerd moeten worden.


Een van de belangrijkste dingen om te weten voor de nabestaanden is wat ik precies met mijn stoffelijk overschot wil. Hoe dat precies in de praktijk zal gaan, daar heb ik geen flauw idee van, maar ik stel mijn gehele lichaam ter beschikking van de wetenschap.

Wat betekent dat voor de crematie? Gaat die überhaupt wel door als mijn hele lichaam geschikt is om te doneren. Wat moet er dan nog in het crematorium gebeuren? Alleen de kist cremeren?

Als er geen enkele stoffelijke rest meer van me over is, komt er dan toch nog een plechtigheid. Zonder kist? Neen? ... Maar wat dan wel? Toch wel een plechtigheid in een zaaltje, met vier rijen stoelen en een tafeltje met daarop dat mooie portret van mij. Geschilderd door m’n ex. Twintig was ik. Toen zag ik er nog enigszins toonbaar uit.

Tsja, en dan ‘wáro’? In het buurtcentrum! Lekker dichtbij. Wie wil, mag me toespreken en kan mijn portret bewonderen. Ik ben tegen de ‘koffie en cake’. Er zal bier, wijn en jonge jenever zijn, alsook pittige gesorteerde nootjes en blokjes oude kaas.

Qua muziek wil ik alleen de ‘Sparta Mars’ laten horen en laten meebrullen. Verder maakt de muziek me niet uit. Laat mijn allernaaste familie dat maar lekker uitzoeken. Er moet een goed geluidje zijn daar in die zaal.

Het zou leuk zijn als er ook gedanst gaat worden. Wild of kalm. Dat is natuurlijk geheel afhankelijk van de muziek. Op Simon and Garfunkel dans je nu eenmaal anders dan op Pink Floyd.

Maak er maar een levendige boel van t.z.t.