Nog een beetje slaapdronken loop ik om 08.15 uur naar de gym. Het is nog donker. Druilerig. Ze racet me op haar fietsje voorbij. Zal wel te laat zijn. Mij heeft ze niet zien lopen. Als ze me wel had gezien, zou ze ‘Hoi!’ roepen. En dan kom ik vanzelf met: ‘Hey’.
Ik ben blij dat ze me niet gezien heeft, want anders blijft ze op me staan wachten daar voor de deur. Dan móét ik wat tegen haar zeggen. Normaal vind ik dat niet zo erg maar vandaag weet ik niks.Zit niet lekker in mijn vel. Me eigen rotschuld natuurlijk: gisteren èn te laat naar bed èn te veel gezopen.
Ze heeft d’r fietsje in de fietsenstalling gezet. Ze rent naar binnen. Te laat.
Blij dat ze binnen is. Geen gespreksstof nodig. Als ze eenmaal binnen is dan is ze ook met hart en ziel binnen. Dan is het: hard werken. Èn hard zingen, hè! Elke ochtend wat anders, dat wel. Vanochtend hoor ik: ‘De Engelbewaarder’.
Als ik zo zwalk naar de ingang van de gym en even schuin naar boven kijk, zie ik zich uitslovende gestalten fietsen, lopen, gewicht heffen, alleen roeien kan ik net niet zien. Straks sta ik daar ook tussen … crossen denk ik.
Ik ben d’r bijna. Liever loop ik hier niet. Die lui daarboven houden mij hier stap voor stap in de gaten. Ik loop behoorlijk te zwalken. Heb liever niet dat ze me zo zien aankomen. Maar ja, ’t is nu te laat voor een andere route. Daar had ik ook eerder bij stil moeten staan.
Ongemerkt binnenkomen hier in de sportzaal is ‘not done’. Normaal gesproken, zeg ik, luid en duidelijk, op een niet zo bij mij passende, stoere toon: ‘Goede ochtend, dames en heren’. Maar vanochtend niet.
Zo onopvallend mogelijk sluip ik de zaal in en ga linea recta in een hoekje zitten ‘leg-pressen’. ‘Goedemorgen Jos’, klinkt het dan van alle kanten. Ik doe maar net of ik er niet ben.