Posts tonen met het label overdreven. Alle posts tonen
Posts tonen met het label overdreven. Alle posts tonen

zaterdag 23 november 2024

HET HEEFT TIJD NODIG.

Twee kleinzonen heb ik. Van 10 en 7 jaar. Het zijn grappige kereltjes. De vader (mijn zoon) en moeder van mijn kleinzonen zijn kort geleden gescheiden. Inmiddels wonen mijn zoon en mijn ex-schoondochter in afzonderlijke huizen. Godzijdank staan die twee huizen heel dicht bij elkaar zodat hun kinderen makkelijk van het ene naar het andere huis kunnen huppelen, naar papa of mama. De ene week is de zorg voor de jongens bij haar, de andere week bij hem.


Ik ben de opa van die jongens. Het gekke is dat ik die jongens nog niet zo héél goed ken. Zij mij trouwens ook niet. Dat komt omdat hun oma en ik gescheiden zijn toen de oudste kleinzoon twee was. Tot die tijd heb ik die oudste jongen natuurlijk héél goed gekend. Samen met hun oma paste ik toen op hem. Na mijn scheiding had ik een aantal jaren geen contact meer met het gezin van mijn zoon. Hun jongste zag ik pas voor het eerst toen hij zes was.

Hoewel de kleinzonen en hun opa, elkaar sinds kort weer zien, betekent dat nog niet, dat het contact altijd van een leien dakje gaat.
Stom … maar ik weet zelf niet meer zo goed hoe dat gaat: opa zijn. Destijds, als oppas-opa ging het als vanzelf, heel goed zelfs, heel leuk vond ik het ook … maar nu ben ik het opa-gevoel kwijt. Dan merk ik van mezelf, dat ik overdreven leuk sta te doen, te hard zit te lachen of me wat geforceerd bemoei met hun ‘dingetjes’ … maar dat hebben die jongens natuurlijk feilloos in de smiezen.

Wie ik ben, weten ze nog niet zo goed. Jaren hebben ze deze man, deze opa, gezien, noch gehoord. Als ik eens op bezoek kom, begroeten ze me dan ook niet spontaan. Neen, ze gaan gewoon door met waar ze mee bezig zijn, spelen op hun telefoon, tafelfoebele of tv kijken.

Logisch natuurlijk. Lange tijd niet gezien. Het heeft van weerskanten tijd nodig om vertrouwd en gezellig te worden met elkaar.

Het zijn hartstikke leuke gassies. De jongste is zó grappig, een stand-up comedian in de notendop. Echt leuk om te horen en te zien. De oudste is héél fantasierijk èn hij foebelt. Zo af en toe ga ik es bij hem kijken. Sparta volgt hem hoorde ik. Dus wie weet ....

zaterdag 15 april 2023

EEN BEETJE BLIJ.

 

‘En, ben je nou blij, Jee?’vraagt buurman Rinus. 

‘Blij ... blij is toch wat te veel gezegd ... nou, vooruit Rinus: ik ben een béétje blij.’

Amateurtoneelspeler ben ik dezer dagen. Bij een theatergroep in Rotterdam Noord.

Tot nu toe is ons toneelstuk vier keer gespeeld en volgens het publiek is het vier keer: grote klasse. De enige wanklanken die mij bereiken komen van mijn geliefde zonen. Zelf ben ik trouwens ook niet zo tevreden, hoor. Van mijn zonen verwacht ik wel wat kritiek. Voor hen is dit toneelstuk, met een rolletje voor paps, een verplicht nummer. 

Zij moeten al vanaf hun achtste jaar niets meer van theater hebben. Overvoerd vrees ik door papa 'theaterfreak'. Ze vinden het vertoonde overigens niet over de hele linie ‘kut met peren’: ‘soms is het wel leuk ... die liedjes.....’ Ik krijg verder van mijn jongste zoon de feedback, dat ik voortaan hèle zinnen duidelijk moet uitspreken en niet alleen maar de eerste twee woorden daarvan. Prima toch, zulke opbouwende kritiek! Daar kan ik in de laatste voorstellingen mijn voordeel mee doen.

 ‘Geweldig’,’hartstikke goed’,  ‘puik’, ‘prima’ ‘fantastisch’, om ons heen zingen na afloop van onze act vele lovende woorden. Mooi om te horen die enthousiaste reacties van het publiek. Om me heen, trotse, lachende, huilende, juichende, elkaar omhelzende medespelers. Ook dat is mooi. Natuurlijk neem ik ook de loftuitingen in ontvangst en natuurlijk tuit ik ook lof terug. Lof, die dan wel wat groter is dan ik het voel. Niet dat ik het niet mooi of niet goed vind ... dat is het niet ... ik vind de reactie echt wel mooi ... alleen een beet je tè, een beetje tè overdreven.

Eigenlijk besef ik nu pas goed, dat ik het héle creatieve proces zo positief ervaren heb. Over de weg naar de voorstelling toe, ben ik minstens zo enthousiast als over stuk zelf. Ik genoot van de repetities, improvisaties en allerlei oefeningen op de maandagavonden. Ook thuis, achter de pc of in de boekenkast, op zoek naar materiaal voor de voorstelling doe ik graag. Het schrijven van scènes. Ook leuk! Al moet soms wel weer 75% geschrapt worden van de veel te lange lappen tekst, die ik lever. Geen probleem vind ik. Heel leerzaam! Ik weet nu, dat niet de woorden het moeten doen maar de verbeelding!

 ‘Geen woorden maar daden,’ heet het stuk. Tuurlijk gaat het over Feyenoord: de eerste Nederlandse winnaar van de Europacup in 1971 in Milaan. Feyenoord,  de club van Rotterdam Zuid grootgemaakt door jongens van Het Oude Noorden zoals Coentje Moulijn en de onlangs overleden Wimpie Jansen.

 Ik speel in dat stuk een 59-jarige Feyenoord hooligan, zo eentje van de harde kern, met een stadionverbod aan z’n kont. Iemand die, zo oud als hij is,  absoluut niet komt voor het ‘foebele’ maar voor de sensatie bùìten het veld. Echt heel mooi om te doen in het wordingsproces: het  vorm geven aan die ouwe hooligan, zoeken naar passende muziek (‘Hand in Hand de kameraden’ en ’Walk On’) kleding (het rood-witte shirt, de sjaal, een lange zwarte trainingsbroek en zwarte handschoenen) en speciale hooligan-attributen (grote stenen, vuurwerk en aanstekers.)

  ‘En, Jee, ben je nou een beetje blij, jongen?’ vraagt Rinus:

'Je weet nu dus, Rinus, dat voor mij deelnemen belangrijker is dat winnen. En dan bedoel ik dus deelnemen aan het héle proces, vanaf de eerste brainstormsessies tot en met de evaluatie dat vind ik leuk. Dus het antwoord op je vraag, Rinus is:

Ja, ik ben een beetje blij. Nèt zo blij, als toen ik en halfjaar terug met dit stuk begon.'

zondag 6 november 2022

Etalagebenen.

 Al meer dan een jaar heb ik er over lopen piekeren. Zal ik het wel of zal ik het niet doen? Het hoort eigenlijk helemaal niet bij me. Zeker niet bij iemand van mijn leeftijd. Maar het bleef maar aan me knagen. Die nieuwsgierigheid naar hoe het voelt. Want de permanente aanwezigheid  zal wel wennen zijn. Zal het ook echt gaan lukken, die gewenning? De beslissing om er aan te beginnen is makkelijk genomen maar kom er maar weer eens vanaf. Dat valt om den donder niet mee.

 Gedurende het jaar dat ik erover heb lopen piekeren, heb ik me  regelmatig de vraag gesteld: ‘Wat is het ergste dat er zou kunnen gebeuren?’ Het allerergste dat me kan overkomen is dat ik er aan dood ga maar dat is wel heel zwaar overdreven. Wat ik me ook serieus heb afgevraagd is hoe het mijn spijsvertering zal beïnvloeden. Positief of negatief? Houd ik überhaupt nog wel trek in eten. Heb ik nog wel zin in lekkere dingen. Durf ik mijn mond nog wel open te trekken als ik het ergens niet mee eens ben … zal er ooit nog eens iets op het puntje van mijn tong liggen, als ik ergens niet direct op kan komen … dat zou ik toch niet willen missen.

Voor heel wat shops in Rotterdam, en er zijn er nogal wat, heb ik staan kijken met al dit soort gedachten in mijn achterhoofd. Een kennis van me, Bertus,  ziet me eens voor zo’n shop staan en vraagt me wat ik daar te zoeken heb.  Dan maak ik me er vanaf door hem te zeggen dat ik al een tijdje last van etalagebenen heb. Tsja, ik bijt liever op mijn tong, dan dat ik hem alles aan zijn neus ga hangen.

Minder erg maar vervelend zal het zijn als ik de hoon van mijn omgeving  over me afroep.  Ze zullen verbaasd zijn. Er zullen er zijn, die denken dat ik ‘van Lotje getikt ben’ … sommigen zullen zeggen: ‘hij liever dan ik’ … en er zullen er zijn die last krijgen van plaatsvervangende schaamte. De reactie van het meerendeel zal zijn: ’Als hij dat nou leuk vindt, moet hij dat zelf weten, mijn zegen heeft hij.’

Na lang wikken en wegen heb ik besloten het te doen. Weliswaar met knikkende knieën maar toch. Er zitten nogal wat haken en ogen aan. Daarom wordt geadviseerd om gedurende de eerste twee weken niet te roken, dat doe ik toch al niet èn geen alcohol te drinken. Gedurende drie weken moet ik ook afzien van orale seks, dat vind ik erg jammer en is bijna een reden voor mij om er vanaf te zien … bijna.

Als kleuter help ik mijn moeder met ramen zemen. Ik sta op een stoel. Plotseling  duwt mijn kleine broertje mij van die stoel af. Bij de val bijt ik een stukje van mijn tong los. Al achtenzestig jaar zit dat los. In dat stukje tong laat ik morgen een piercing zetten.