woensdag 23 oktober 2024

HOARDER?

Als je het videootje te zien krijgt van mijn appartement van deze middag, denk je dat ik veranderd ben in een ‘hoarder’. Waarom’? Omdat mijn hele kamer vol ligt met van alles en nog wat. Er staan kratten met boeken, cd’s, dvd’s. Één kast staat met zijn achterkant tegen een andere leeg gehaalde kast en kronkelend door de woonkamer ligt een tien meter lang stuk plastic. Een omgeflikkerde stoel met jassen eroverheen.


Een prachtig portret van mezelf, dat me jarenlang hing aan te kijken vanaf de woonkamerwand, staat nu opgesteld achter de gangdeur, alsof ik het niet meer wil zien. Dat klopt. Ik ben op zoek naar een ander geportretteerd figuur die me tien jaar lang wil aanstaren. Misschien Vincent van Gogh wel. Ik zie nu op die video: er is iemand in mijn woning aanwezig. Iemand die hier niet thuis hoort. Zou zij deze troep veroorzaken?

Ze hinkel-de-pinkelt met een ladder, tussen al die troep door. Loopt stukken behang van de muren af te rukken en flikkert die in het wilde weg om zich heen. Het is niet om aan te zien die troep. Wie gaat dat allemaal weer een beetje ordelijk maken? Er worden waterleidingen los geschroefd. Tevergeefs gaat ze zitten proberen plinten te verwijderen.
In de keuken staan vijftien rollen papier klaar. Ze pakt die rollen uit en knipt ze in stroken. De muren smeert ze in met dikke Bulgaarse yoghurt-pap en daarop plakt ze die stroken. Hinkel-de-pinkelend en zichzelf luid toezingend: Pretty woman van Roy Orbison, is ze daarmee bezig. Tot ze alle muren en een deel van het raam beplakt heeft … het staat eigenlijk niet eens zo gek.

Dan worden er blikken geopend. Blikken blauwe smurry. Die smijt ze op de muren. Niet op alle. Op de helft van de muren bij benadering. Heur armen, kleren, gezicht en haren zitten allengs vol blauwe plekken. Ook het driezitsbankje heeft een metamorfose ondergaan: rood met blauwe spikkels. Er is duidelijk in de blauwe smurry gestaan, gezien het aantal voetstappen in de woonkamer en op het kleed.

Plots duikt zij op voor de video camera. Ik zie en hoor haar zeggen: ‘Dat is nou waarom ik zo graag klus bij een ander, dan hoef ik zelf de zooi niet op te ruimen’.

dinsdag 22 oktober 2024

EEN KLEURTJE.

Ik loop door een verlaten straat. De straat wordt wat smaller. Buigt naar links in de richting van een steil bruggetje. Hier werd ik eens met vrienden Carlos en Mounir door een politieagent staande gehouden.

Er waren horloges en sieraden gestolen uit de etalage van een naburige juwelier. Een paar straten terug. Ooggetuigen hadden daar drie mannen bezig gezien. Dus hij liet Carlos en Mounir met hun handen in hun nek tegen de brugleuning staan om hen te fouilleren. Die twee stonden geboeid tegen de brugleuning. Ik niet. Ik werd niet geboeid. Ik moest ‘mijn bek’ houden (ik had nog helemaal niks gezegd) en naar het water kijken. Ik hoefde zelfs niet eens mijn handen in mijn nek te leggen. Ik had zo weg kunnen lopen. Ik wist wel waarom dat zo ging. Carlos en Mounir hadden een kleurtje. En mensen met een kleurtje zijn niet te vertrouwen. Die gaan het meest van alle mensen in de fout. Donkere mensen zitten het meest van alle mensen in de bak. O, wat was het politieagentje gretig aan het voelen in de zakken van die twee jongens van kleur. En natuurlijk vond hij niks. Want we waren die avond op de schaakclub geweest. Na het schaken waren we rustig naar huis gaan wandelen. Tot we oom agent tegenkwamen met zijn racistische inslag. Natuurlijk vond hij niks in de zakken van mijn vrienden. Hooguit sleutels, sigaretten, ov-card maar verder niks.
Ik zei de agent dat ik hem er van verdacht een racist te zijn. ‘Je hebt gewoon een hekel aan gekleurde mensen. Waarom heb je mij niet gefouilleerd?’
Hij antwoordde me dat hij op zijn gevoel af ging. Jij ziet er ontspannen uit. De andere twee heren stralen ondeugendheid uit. Alleen heeft mijn intuïtie me vandaag in de steek gelaten, want bij beide heren heb ik niets van de gestolen goederen kunnen vinden.

Nee, natuurlijk zei hij dat niet. Hij zei alleen: ‘Bek dicht!’ en gelijk daar achter aan: ‘Ik slinger jou op de bon wegens belediging van een ambtenaar in functie. Hoe komt u er in godsnaam bij om mij een racist te noemen? Ik doe gewoon mijn werk. Meer niet’.

‘Neen, je bent een racist: die jongens zijn zwart, dus in jouw ogen verdacht. Dat kan je niet maken man. Ik ga een klàcht tegen jóú in dienen.’

Dit ‘grapje ‘ kostte me 80 euro, evenveel als die keer dat ik moest betalen voor ‘wild plassen’.

maandag 21 oktober 2024

GEEN VRIENDEN.

Zijn moeder moet hem niet . Hij moet zijn moeder niet. Berry. Een jongen van elf, die vaak bij zijn oma is. Hij voelt zich het meest thuis bij haar. Door zijn natuurlijke moeder wordt Berry verwaarloosd. Zijn oma is in feite zijn moeder. Zes en een halve dag per week is hij bij haar. Oma markt, zo noemt Berry haar. Een halve dag móét hij naar zijn echte moeder. Zodat hij weet wie zijn moeder is en zodat zijn moeder weet wie ook al weer haar zoon is.

Berry wordt altijd opstandig als hij er lucht van krijgt dat hij naar zijn echte moeder moet.
‘Wil niet’.
Zegt hij dan, kort maar krachtig. Hij heeft een minieme woordenschat.
Berries echte moeder heeft nòg een kind, een dochter. Daar is ze dol op. Daar doet ze alles voor. Audry.
Berry: ’Audry lief’. ‘Audry leuk.’ ‘Berry stout’. Bij Berry moet alles altijd keurig op zijn plaats staan. Dat is geen chagrijnig wil-dingetje van Berry maar een tweede natuur. Zijn glas limonade hoort op de linkerhoek van de salontafel te staan. Wordt het glas per ongeluk meer naar het midden van de tafel gezet dan zet Berry het glas heel rielekst op de linkerhoek van de tafel. Ook brengt hij, netjes, zoals hij vindt dat het hoort, zijn glas naar het aanrecht.
Ik woon naast zijn oma. Als hij er is begroet ik hem enthousiast: ’Hoi, Berry’. Hij zit te legoën. Hij kijkt even glazig op van zijn bezigheid. Vertoont verder geen reactie en gaat weer door met zijn geknutsel.

Vrienden heeft hij niet. Hij is heel lief tegenover zijn neefjes en nichtjes. Niet tegen zijn zusje, want die is staat veel te dicht bij zijn eigen boosaardige moeder.

Berry heeft geen vriendjes. Buiten spelen doet hij niet. Zo leert hij ook niemand kennen. Hij is nu elf. Als hij buiten zou gaan spelen zou hij niet weten waar hij was. Nooit zal hij zelfstandig kunnen leven. Alleen begeleid zou hij kunnen wonen. Met eten maken heeft hij hulp nodig.
Met zich van A naar B verplaatsen ook. Hij wordt altijd al vervoerd van A naar B. Zo zal hij nooit de weg leren kennen. Berry is een lieve jongen. Soms helemaal alleen. Zo af en toe ziet hij aan oma: ‘Oma markt moe?’ Dan geeft hij haar een knuffel.

zondag 20 oktober 2024

UITGEKOTST.

 Soms kom ik nog wel eens iemand van de wandelclub tegen. Ik heb ruim vier jaar op maandagmiddag van één tot vier bij die club mee gehuppeld. Altijd heel gezellig. Nou ja, da’s niet waar. Op het allerlaatst was het niet leuk.

Ik weet dat een aantal lezers nu zal denken: begint hij nu alweer te zeiken over die wandelclub?

Ja, dat doet ie, omdat ie de laatste tijd nogal eens mensen (van een afstandje) ziet die ook bij die club hebben mee gehuppeld. Soms zwaait er ineens iemand naar hem, soms komt er iemand naar hem toe, soms mailt er iemand naar hem en soms zegt ie spontaan iets ‘lelijks’ tegen iemand. Hij kan het helaas niet opbrengen op dat gedoe van zijn oud-medewandelaars vrolijk te reageren. Sterker hij reageer er bewust helemaal niet op. Hij negeert negeer het.

Waarom? Zullen zijn lezers (waaronder enkele van die medewandelaars) zich afvragen. Dat is omdat die medewandelaars hem ‘in de stront’ hebben laten zakken, nadat hij in april jongstleden door de leugenachtige leidster van de wandelgroep die club is uitgeziekt.

In de jaren dat hij lid was van de wandelclub heeft hij zich, toch eigenlijk als énige wandelaar, actief opgesteld. Zo organiseerde hij excursies naar Spangen (het Justus van Effenblok), naar de kleurrijke ‘street-art’ rond de Witte de Withstraat en zijn laatste ‘daad’ voor de wandelclub was het organiseren van een bezoek aan de theatervoorstelling ‘Who is afraid of Virgina Woolf’: ‘O,o, o, wat vond een ieder dat toch prachtig.’

Nadat de groepsleidster van de wandelclub hem had uitgekotst, heeft hij van geen van zijn voormalige medewandelaars ooit een reactie ontvangen. Noch positief, noch negatief. Ook geen ‘tot ziens’ of zo. Van niemand. Dat de groepsleidster hem op de wandelgroepsapp geblokkeerd had, heeft daar vast en zeker aan bijgedragen.

Een van de medewandelaars met wie hij ruim vier jaar hondstrouw de wandelgroep ‘deed’, heeft hem direct nadat hij uit de club gegooid was, bangelijk, genegeerd. Tot op de dag van vandaag, bewandelt die scheitert ‘kruip-door-sluip-door’ routes om hem te ontlopen. Is het de angst voor de leidster van de wandelgroep of is het een ongezonde neiging tot 'pleasen'?

Onlangs werd hij door de groepsleidster nog bedreigd: ‘Stop met die leugens van je of ik ga aangifte tegen je doen!’

zaterdag 19 oktober 2024

GEEN SAAIE BOEL MEER.

Op een grasveldje, naast de entree tot een flat, ligt een flinke hoeveelheid grof vuil. Servies, glaswerk, pannen, vergieten, een kooktoestel, een bankstel, dienbladen en zelfs een aantal rollen toiletpapier. Twee jonge Chinese dames zijn ‘wat van hun gading is’ aan het verzamelen. Een salontafel, een slaapkamerkast met grote laden en een bijbehorende spiegel.

Ik voel zelf wel wat voor de glazen vergiet. Ik neem tenminste aan, dat het een vergiet is … het zou ook een stoomschaal kunnen zijn en dat daar die vele gaten op de bodem voor dienen.

Mijn vriend Ayoub, die vanuit zijn linker ooghoek die troep het eerst zag liggen, had een grote verhuisdoos vol gekieperd met lampen, schilderijtjes, kandelaars en serviesgoed.
Hij is er altijd op uit om niet te zoeken maar om te vinden. Steevast loopt hij laat in de avond door de wijk en vindt door zijn medebewoners afgedankte ‘juweeltjes’, het zij voor eigen gebruik, hetzij voor verkoop op Marktplaats of een internationale variant daarvan. Je staat er nog van te kijken wat ‘das gefundenes fressen’ nog oplevert.
Waar de belangstelling vandaan komt? Hij verkoopt dat spul over de hele wereld, van de Verenigde Staten tot Turkije. Zijn laatste vondst, een grote, bijzondere spiegel met gefineerde deurtjes, verkocht hij voor achthonderd euro aan een vrouw in New York. Ayoub is een creatieve man, architect … beeldend kunstenaar ook.

In zijn projecten verwerkt hij soms ook de voorwerpen die hij als grof vuil aantreft: momenteel is een aantal werken van hem te zien aan de wand van het Medisch Centrum Ommoord. Het zijn collages van één vierkante meter, waarop speelgoedautootjes (dinky toys) van allerlei kleur gerangschikt en vastgeplakt zijn. Volgens hetzelfde procedé vervaardigd, hangen daar collages van hem met veelkleurige grappige knuffels.

Desgevraagd antwoordden bezoekers van het Medisch Centrum dat ze blij waren met de fleurrijke kunstwerken aan de wand. Het was hier anders altijd maar een saaie bedoening.

vrijdag 18 oktober 2024

ONS JARIGE OPA (DEEL 2; SLOT)

 Lieve opa, lieve allemaal,


U, opa, leerde mij allemaal nieuwe dingen. En ik weet zeker: niet alléén mij, maar ook mijn neefjes en nichtjes, die hier vanavond ook allemaal aanwezig zijn.

Zo kwam u eens bij ons thuis om het stoeltje op mijn slaapkamer te verven. U was ook echt van alle markten thuis! Ik wilde heel graag van u leren verven. Ik was tien jaar … de deur van mijn kamertje moest wèl dicht van u, want anders zaten we op de tocht. Daar zouden we alleen maar ziek van worden.

U deed me voor hoe dat moest met dat strijken. U hield eerst nog mijn hand heel lichtjes vast. Daarna mocht ik het zelf proberen. Met uw dikke buik ging u toen tegen mijn rug aan staan. U zei niks. Ik verfde gewoon door. U ritste toen mijn gulp open en liet voorzichtig mijn korte broek en mijn onderbroekje zakken. U pakte mijn plassertje beet … en heel zachtjes kneep u er af en toe in … u ademde eventjes héél zwaar … héél even maar … het voelde zò raar … nog nooit had iemand me zó aangeraakt … en toch verfde ik gewoon door … rustig trok u mijn broekjes weer op … ‘Zo, Josje, opa gaat maar weer eens op huis aan. Oma zal wel denken: ‘waar blijft opa toch?'

Mama werd lijkbleek, toen ik het haar vertelde. Als een bezetene rende ze de deur uit: ’Ik ben in Schiedam,’ riep ze nog. Ze stormde de trap af. U herinnert zich vast nog wel, opa, wat ze toen tegen u zei.

Oma en u vertrokken die zelfde week nog naar Tante Rietje in Noord Brabant. Vandaag, op uw 75e verjaardag zie ik u weer voor het eerst, sinds u toen ‘hals–over-kop’ uit Schiedam vertrok, vijftien jaar geleden.

‘Lieve ooms, tantes, neven en nichten!
Ik vind het nú de hoogste tijd om hier werk van te maken. Ik ga aangifte doen! Wie gaat er met me mee? Vingers!
Een, zie ik, twee …. mooi , drie, okee…. negen. Okee, let’s go!‘

Maar eerst zingen we nog even voor opa:

‘Mijn opa, mijn opa, mijn opa, in heel Europa is er niemand zoals hij,
mijn opa, mijn opa, mijn opa, niemand was zo aardig als jij.’

donderdag 17 oktober 2024

ONS JARIGE OPA (DEEL 1)

Lieve opa, lieve familie,


Allereerst gefeliciteerd opa! Namens ons allemaal hier, van harte gefeliciteerd. We zijn hier vandaag naar de oude de Kuyper jeneverfabriek in Schiedam gekomen om uw 75e verjaardag te vieren.

Als uw oudste kleinzoon, 25 jaar ben ik al weer, voel ik me geroepen om hier, op uw verjaardag, te spreken. Ik zal duidelijk articuleren want ik hoorde dat uw oren de laatste tijd flink achteruit zijn gegaan.

Vijfenzeventig! Kijk u daar nou eens zitten: Hollands welvaren. Elke avond een kopstootje (natuurlijk met een ‘de Kuyper borreltje’) en elke dag een paar dikke Willem II sigaren …. ja, zo kan je dus best 75 worden. Dat blijkt.

Eerlijk is eerlijk u was onze leukste opa. Opa van mama. Die andere opa keek altijd zo streng. Met u konden we lachen. U zei bijvoorbeeld dat Pipo de Clown helemaal niks met een clown te maken had. U had nog nooit van uw leven een echte clown ‘sapperdeflapperdeflap’ horen zeggen. Een echte clown, deed kunstjes en was om te lachen. Deze Pipo was helemaal niks.

En dan het door u zelf bedachte en gemaakte kabouterspel. Het leek een beetje op ganzenbord. Wat hebben we dat veel gespeeld. Met de grappige kaartjes van kabouter Dikmans, kabouter Puntneus, de Reus en die enge Heks. Ahwww. En oooh wat was ik bang voor die diepe put.

Jammer dat uw stiefzoon, onze ome Wim op den duur niet meer mee kon doen. Hij leek altijd wat vrolijker als hij met ons mee speelde. Jammer genoeg vond u het beter voor ons allemaal als hij ergens anders ging wonen. Ik miste ome Wim wel. We gingen vaak samen een balletje trappen.

Neen, neen, neen, nog niet, mensen, we gaan nu nog niet zingen voor ons opa … nog even …

… korte tijd later is Ome Wim, overleden. Hij is uit het raam van zijn huis gevallen.

Op een mooie zomerse dag heeft u me leren vissen. Weet u nog? We waren allebei in onze korte broek. U had een klein hengeltje voor me gekocht. Ik ving er al gauw een visje mee. Een ‘boerenlulletje’, zo noemde u dat visje. U hielp me zo geduldig het visje van het haakje te halen met die dikke harige vingers van u. Tsja … . ‘Goed gedaan, Josje.’ U kneep dan nog even lief, heel zacht in mijn bovenbeen.

Morgen: Ons jarige opa (deel 2)