Goed zo Jumbo!
Twee weken geleden
Het Jumbo hoofdkantoor heeft gereageerd en ik kan niet anders zeggen dan: Grote Klasse Jumbo. De leiding geeft toe dat ze fout zat. Een beveiliger moet zich altijd kunnen legitimeren. En dat kon hij nou net niet.
Goed zo Jumbo!
Twee weken geleden
Het Jumbo hoofdkantoor heeft gereageerd en ik kan niet anders zeggen dan: Grote Klasse Jumbo. De leiding geeft toe dat ze fout zat. Een beveiliger moet zich altijd kunnen legitimeren. En dat kon hij nou net niet.
Twee weken geleden ontmoette ik Ali in de sportschool. We zijn aan het crossen. Naast elkaar. Onze blikken, vriendelijk, kruisen elkaar. Voor de grap zeg ik, dat hij me toch niet meer kan inhalen.
‘Sorry?’ zegt hij, ‘don’t understand ... English please?’
‘It was a
joke. You will never pass me, I said’.
Het is blijkbaar niet zijn humor en ik geef toe: ik ben wel eens lolliger geweest.
We stappen zo’n beetje tegelijkertijd van het cross-toestel
af. Allebei flink bezweet.
We stellen ons aan elkaar voor. Ali is hier voor het eerst.
Ik sport hier al jaren. We drinken wat.
Hij koffie, ik thee. We praten wat.
Ali blijkt een zesentwintig jarige asielzoeker uit Somalië.
Ali kwam op zijn vlucht eerst in Kenia en daarna in Duitsland terecht. Zijn
vrouw en zoontje kwamen niet verder dan
Kenia.
Na een maand Duitsland zat hij eerst een jaar in het AZC in
Emmen. Hij had daar zelfs een baantje. Werkte ’s nachts als bakker. Nu zit hij
werkloos in een flatje in de Rotterdamse Provenierswijk. Bij de sportschool om
de hoek.
‘Work, difficult,
very difficult.’
‘ Word dan vrijwilliger, man!’
‘Yes, but
volunteer also is very difficult’. Ik praten Dutch taal very bad ... I only
speak English and Arabic language … so I
can not be volunteer!’
Ali en ik gaan wekelijks een uurtje Nederlands met elkaar
praten. In de bieb. Hij wil wel! Via wat gegoogle heeft hij een digitale
taalcursus gedownload. Elke dag doet hij er een uurtje zijn best op. Nu al een
jaar lang.
‘Dutch taal
makes me crazy!’
Ondanks zijn sporten en een beetje Dutch leren, verveelt hij
zich een ongeluk. Vrienden of familie in de buurt heeft hij niet. Hij staart
wat uit het raam van zijn flatje. Met uitzicht op een doods straatje. Af en toe
komt een fietser voorbij. Zo nu en dan ruist die ene boom. Alleen als de
basisschool uit gaat bruist het straatje. Het is dan een vrolijke boel. Ali's
hoogtepunt van de dag. Tegelijkertijd mist hij dàn juist zijn zoontje erg. Die kleine jongen van hem had daar lekker mee
kunnen spelen.
Als de straat weer doods is, pakt Ali een momentje voor
zichzelf. Hij trekt zich met zijn laptop in zijn slaapkamer terug. Met een activiteit waar hij geen hele dágen
mee vult. Tien minuten hooguit. Dan is hij daarmee klaar voor hooguit een paar
dagen.
Vandaag praten we bij hem thuis. Bel een paar keer aan. Geen reactie. Vreemd. We hebben toch afgesproken. Zou hij vergeten zijn? Of is hij zó met zijn laptop in de weer, dat hij alles om zich heen vergeet?
Elk jaar kost het me weer enorm veel moeite en overredingskracht om de lange broek te vervangen door de korte broek. Vandaag is het echt weer zo’n dag. Kortebroekenweer . En genoeg tijd om buiten te spelen. Ik ga het doen.
Jaren geleden deed ik het anders: voor wat bruin moest worden, kocht
ik dan bij Kruidvat enkele tubes bruinsmeersel. Ik smeerde , nee … zij (mijn toenmalige echtgenote) smeerde er mijn
gehele melkwitte lichaam mee in. Ze deed het niet graag maar ik hoefde
haar niet te dwingen. Het resultaat was steevast abominabel: vieze
oranje-bruine vegen over mijn ‘bottle of
milk’. Geen porum.
Vanmorgen was ik voor het eerst met een sportbroekje in de
gym. Vorig jaar werd ik nog geziekt om mijn witte benen. Sinds ik die pester bij
zijn strot heb gepakt, houdt hij zich gedeisd.
De zon moet nu zijn werk gaan doen. Henny, een vriendin, deed alleen moeilijk. Net als ik, wilde ze naar de bieb en het Stedelijk Museum in Schiedam. Een leuk museum. Nu is daar ‘Vrouwen van Schiedam’ te zien. Henny en ik gingen fietsen. De afspraak was één uur bij mij voor de deur.
Ze stond al startklaar. Haar helm op. Ik stapte uit de
berging.
‘Nee, hè?! Je gaat toch zeker niet zo, hè?’ Ze keek met een vernietigende, afkeurende blik in de richting van mijn korte broek. Althans dat dacht ik. Het bleek haar dus niet zozeer om mijn broekje te gaan maar om de benen die daar onder uitstaken. Twee lijkwitte, dicht met zwarte haren begroeide benen. 'Melkflessen’.
‘Ja, zeer zeker wel! Zó ga ik! Ik wil nu eindelijk wel eens een
keertje bruine benen hebben.’
‘Nou, dan spijt het me feestelijk voor jou, Jos. Dan blijft
ik mooi thuis! Ik gaat echnie voor Jan Met De Korte Achternaam naast jou
fietsen’.
‘Jammer, Henny, dat je je ongemakkelijk voelt om mij. Je kàn natuurlijk een stukje achter me gaan rijden ... ongezellig, dat wel. Denk je nou echt dat iemand jou zal uitlachen, om mijn witte benen?’ Ik werd echter toegelachen en aangemoedigd door tegemoet komende fietsers: ’Hé, lekker bruine benen kweken!!’
Ze zei niks maar opeens reed ze toch naast me.
Voor vandaag had ik met mijn maatje Ruud afgesproken om het Houweling Telecommuseum te bezoeken.
Het museum zit in een oude telefooncentrale in Rotterdam Noord, gebouwd in 1923. Er is daar van alles te ontdekken over telecommunicatie. Van de ontdekking van de telefoon in 1880 tot de hedendaagse smartphone technologie. Over telefoonpioniers als Bell en Ericsson wordt uitgebreid verteld. Het museum herbergt letterlijk alles, van toen tot nu.
De eerste centrales konden maximaal honderd tot vijfhonderd verbindingen realiseren. Daar was een gigantische hoeveelheid arbeidskrachten voor nodig. Het waren bijna uitsluitend vrouwen, die in de centrales werkten. Het heeft lang geduurd eer de privacy van telefoongesprekken gegarandeerd kon worden. De telefonistes konden aanvankelijk interessante gesprekken afluisteren.
Met het toenemen van technische mogelijkheden van de telecom nam de arbeidsintensiviteit van de branche af. Tegenwoordig kan de KPN het zelfs stellen met vier medewerkers op het hoofdkantoor.
Aan de oproep van KPN medewerkers, om alle niet meer
gebruikte telecommunicatiemiddelen bij hen af te leveren, is uitstekend gehoor
gegeven. Er is in het museum van alles te vinden: telexen, faxen,
telefoonboeken, telefooncellen grijs en groen (ook houten, voor in het
postkantoor), telefoontoestellen met een draaischijf en met druktoetsen. Het
toestel waar ex Koningin Beatrix mee belde en dat van Anne Frank. Mobieltjes in
alle soorten en maten. Smartphones. Je kan het zo gek bedenken. Ik ontdekte bijvoorbeeld
de telefoon van Dik en Dun (Laurel and Harry), niet echt die van hùn natuurlijk,
maar wel precies dezelfde.
Een postkantoorloket, waar een in de veertiger jaren van de vorige eeuw, bijvoorbeeld een gesprek naar Bandoeng in Nederlands Indië besteld kon worden: eerst 33 gulden betalen voor drie minuten. Het gesprek kon dan gevoerd worden in een houten cel met twee dikke deuren tegen het afluisteren. Op die deur was een kleine metalen asbak bevestigd. Roken in de telefooncel was verboden.
In mijn studententijd woonden we met zijn zessen in een
trappenhuis. We hadden toen een gezamenlijke telefoon en een tikkenteller aan
de muur hangen. Het schriftje waarin we al onze gesprekken moesten noteren ontbrak
in het museum. Destijds werden bij ons lang niet alle tikken genoteerd. Altijd gezeik over.
Bij het verhaal van de rondleider over de telefooncel gingen
onwillekeurig mijn gedachten uit naar de film met een telefooncel in de
hoofdrol: ‘Phone-Booth’ van regisseur Joel Schumacher. Een huiveringwekkende vertoning.
Goeie film.
Prima uitje: dit Houweling Telecommuseum.
Meer info: www.houwelingtelecommuseum.nl
Wieteke van Dort zong
een lief liedje over telefoneren met Bandoeng.
Het afgelopen weekend was voor mij vrijwel permanent billen knijpen. Hoezo? Mijn mobiel deed zo raar en was op den duur volkomen kierewiet. Als ik het apparaat aanzette kreeg ik meteen een slecht- nieuws melding. Mijn bloeddruk, hartslag en BMI waren niet in orde. Gevaarlijk zelfs. Abonneer je. Dat deed ik natuurlijk niet. Ik ben niet gek!
Ik wilde net de Momo-app op mijn mobiel openen. Momo is een club die boekjes en appjes maakt
voor mensen met stedentrip-plannen. Zoals ik dus. Naar Edinburgh. In augustus.
Ik had een boekje en een app bij ze besteld. Dat boekje had ik. Maar die
Edinburgh-app nog niet. Dat wilde ik met de Momo-app melden. Maar die hele Momo
app was zoek.
Mijn anders zo relaxte telefoon maakte intervalspurtjes door
zijn volledige bestand. En alsof mijn mobiel een one-armed-bandit was, stopte die
spurt op een volkomen irrationeel moment.
Ook het Spotify-icoontje was weg. In deze doffe ellende zou een muziekje de sfeer immers wat kunnen opklaren. Bij toeval ontdekte ik, dat ik die
muziekfabriek toch kan beluisteren. Ik laat Google zoeken naar ‘Spotify
abonnement’ en jawel daar is tie. Ik ging gelijk op zoek naar
Jack Johnsons beste nummers en kreeg zijn
allerbeste: ‘Better together’.
Zoals met Spotify ging het met alle icoon-appjes. Ik was
doodsbenauwd, dat ik al mijn afspraken kwijt zou zijn. Mijn telefoonnummers , whats-app-contacten
en mailadressen. Ook mijn bank-app, o godzijdank, ook die was via de Google
zoek-site te vinden. Ik kon er mijn
rekening inzien en facturen betalen. Dat deed ik natuurlijk niet, want die
hack- klootzakken gluurden natuurlijk mee. Wachten tot ik mijn pincode gebruik.
Dan slaan ze toe. Ja, met dat soort spinsels loop ik dan rond, zo’n weekend.
Ik heb op mijn telefoon de betaling staan voor mijn vakantiereisjes naar Edinburgh en Berlijn. En vier tickets voor een serie stand-up comedians in het Isala theater. Stom, had ik ze maar uitgeprint. Maar wie verwacht nou zoiets? Nu is het nog pas zaterdag. De klok gaat straks een uur vooruit. Is het eerder zondag, een pluspuntje.
Ook whats-app is icoonloos. Toevallig zie ik, via Google, een appje van een van mijn kleine broertjes.
Of ik op zijn verjaardag kom, over drie maanden. Wordt ie al zestig …
Die hackers gaan me vast chanteren of ze jatten mijn
bankrekening leeg. Ik weet zeker dat ik niet bestand ben tegen een leven als
dakloze. Daarom vraag ik aan mijn buurvrouw, hoe ze dat dan gaat aanpakken. Ze maakt er een eind aan, als ze het zat is.
Dat zegt ze tenminste altijd. Maar nooit hoe.
‘s Maandags gingen de winkels gvd pas om 13.00 uur open. Dan sta ik op de soep bij de Media Markt. Volgens de vriendelijke Media Markt
medewerker was ik niet echt gehackt: ‘Zo half om half,’ zei die. Ik had mijn mobiel te vol gepropt met apps.
De vriendelijke jongeman plukte geduldig alle onnodige apps
van mijn mobiel. Die doet het weer perfect. En dat geheel grateloos.
Ik verveelde me meestal een ongeluk als Theo en Agnes bij ons op bezoek waren. Theo en Ida kunnen het uitstekend met elkaar vinden. Ze zijn min of meer collega’s van elkaar: architecten, top-architecten in het Rotterdamse. Haar belangrijkste actuele werk is de 21 verdiepingen tellende woontoren (een half miljoen per appartementje) in de wijk Prinsenland. Theo houdt zich meer en liever bezig met de sociale woningbouw in Rotterdam-Noord. Het is zo langzamerhand traditie dat Ida en Theo op zo’n avond een potje schaken met elkaar. Ida wint meestal wel maar zo te zien vindt Theo dat geen probleem. Naar mijn idee is hij al blij met haar gezelschap.
Het logisch gevolg van dat geschaak is dat ik het
leeuwendeel van de avond met Agnes opgescheept zit. Omdat ik zelf geen idee heb
waarmee, laat ik haar de tijd opvullen met een onnavolgbare woordenstroom. Meestal over
lekkere lotionnetjes, goeie series, verzorgende shampootjes en smakelijke receptjes. Tot ze een keer zei dat ze een broodje gebakken had. Een tijgerbroodje. Ik ben onmiddellijk uit mijn half slaap gewekt.
‘Ik bak zuurdesembrood,’ zei ik. Lekkerder brood bestaat er niet!’ Dat wilde ze
dus ook leren bakken. Met frisse tegenzin stemde ik er mee in. We spraken een
avondje af dat Ida een vergadering had.
Het rijsmiddel, zuurdesem, had ik al klaar. Verder is het
dan het afwegen van de andere ingrediënten, het invetten van het bakblik, het gevulde bakblik een uur in de oven
zetten op 200 graden en klaar is Kees. Ze volgde het hele proces, ik mag wel
zeggen, met hart en ziel. Agnes stond er letterlijk met haar neus boven op. Zo zelfs,
dat ze, ik dacht eerst per ongeluk, zo af en toe, zachtjes tegen me op botste, ook
soms met haar borsten. Ik liet Agnes liet het meest arbeidsintensieve klusje doen;
het kneden van het deeg. Ze had er duidelijk schik in. Haar eerste broodje werd
uiteindelijk héél smakelijk.
We aten die avond nog een nog warm sneetje brood met oude kaas. Een wijntje
erbij, ook al zo lekker. Agnes was, dacht
ik, duidelijk in de stemming voor meer. De wijn deed zijn werk. Ze kwam op de
bank dicht naast me zitten, lachte, maakte blije geluiden, praatte natuurlijk hurry-up
en raakte me bijna overal teder aan. Het liet me allemaal niet onberoerd.
We belandden in de slaapkamer en gingen op bed liggen. Ik trok
haar slipje uit. Ik liet mijn broek tot op mijn knieën zakken. Op handen en knieën hing ik over Agnes. Voorzichtig probeerde ik hem er bij haar in te hangen.
‘Wat doe je, Jos?’
‘Ik ga hem …’
‘Neen, Jos, beter nog van niet.’
‘Okee dan.’ Ik draai van Agnes af en krijg van haar een knuffel.
'Je bent een schat, Jos'.
Gisteravond zag ik de laatste voorstelling van de negen die ik voor de maand maart had besteld bij het Theater Rotterdam. Een lijvig stuk. Van zeven uur tot half elf. Het was ‘Nachtwacht’ een schitterende voorstelling. Het was een mix van spel, dans, livemuziek en rauwe emotie. Ik werd meegesleurd in een zware storm, waarin een familie zich bevindt. Het is een verhaal over ouder worden, sterven en de poging om los te breken uit de ons toebedeelde levenspatronen.
Het spel sleurde me mee van de avond in de nacht in een
bedwelmende sfeer. Steeds zwakker wordt een hartslag, die even stokt, en dan
weer aanzwelt tot een onstuitbare beat. Ik kon niet anders dan mee bewegen met de rituele reis op het
pad dat leidt tot het onbekende. Het oude vervaagt daar langzamerhand. Een
uitbarsting, een uitbundige bevrijding, volgt. Dan wordt alles onthult door het
eerste licht van een nieuwe dag.
De voorstelling is kritisch maar toont ook mededogen met het
Nederlands zorgsysteem en de mensen die dag en nacht hun best doen om dat te geven,
waar wij zelf vaak niet toe bereid zijn.
De hoofdrol wordt gespeeld door ster-acteur Jack Wouterse. Hij
speelt een man in de laatste maanden van zijn leven. Door familie, geesten en
echo’s uit het verleden wordt hij omringd.
Hij gaat zijn eigen gangetje. Vooral zijn kinderen hebben het moeilijk met
de overgang naar een nieuwe tijd. Zij
zitten precies tussen doen wat er van ze verwacht wordt en hun drang
naar het kiezen van hun eigen weg. Tussen het oude en het nieuwe dus
Enerzijds verwijst ‘Nachtwacht’ naar Rembrandts meesterwerk,
met daarop de iconen van een voorbije tijd. Het werk laat tegelijk ook de
geboorte van machtspatronen zien, die de personages vandaag nog proberen te
verbreken.
Anderzijds verwijst ‘Nachtwacht’ vooral naar het waken rond
het sterfbed van een autoritair familiehoofd. Ondanks alles wat er gebeurd is,
komen alle leden van de familie samen voor een imposant afscheidsritueel. Daar
kan ineens toch ruimte bestaan voor bevrijding. Aan het einde van de nacht is
de kans om opnieuw te kiezen wie je bent.
Het hele ensemble was in bloedvorm. Jack Wouterse was
steengoed. Maar dat is niks nieuws. Dat is hij altijd al. Helaas is hij veel te
zwaar. Voor mij was Sarah Janneh dè uitblinker bij de dames. Zij speelde de kleindochter van stamvader Jack. Acteren,
dansen en zingen: als de beste! Ik vind het alleen jammer, dat ze zo walgelijk
dik is.