Posts tonen met het label sneetje. Alle posts tonen
Posts tonen met het label sneetje. Alle posts tonen

zondag 30 maart 2025

CONSENT.

Ik verveelde me meestal een ongeluk als Theo en Agnes bij ons op bezoek waren. Theo en Ida kunnen het uitstekend met elkaar vinden. Ze zijn min of meer collega’s van elkaar: architecten, top-architecten in het Rotterdamse. Haar belangrijkste actuele werk is  de 21 verdiepingen tellende woontoren (een half miljoen per appartementje) in de wijk Prinsenland. Theo houdt zich meer en liever bezig met de sociale woningbouw in Rotterdam-Noord. Het is zo langzamerhand traditie dat Ida en Theo op zo’n avond een potje schaken met elkaar. Ida wint meestal wel maar zo te zien vindt Theo dat geen probleem. Naar mijn idee is hij al blij met haar gezelschap.

Het logisch gevolg van dat geschaak is dat ik het leeuwendeel van de avond met Agnes opgescheept zit. Omdat ik zelf geen idee heb waarmee, laat ik haar de tijd opvullen met  een onnavolgbare woordenstroom. Meestal over lekkere lotionnetjes, goeie series, verzorgende shampootjes en smakelijke receptjes. Tot ze een keer zei dat ze een broodje gebakken had. Een tijgerbroodje. Ik ben onmiddellijk uit mijn half slaap gewekt.

‘Ik bak zuurdesembrood,’ zei ik.  Lekkerder brood bestaat er niet!’ Dat wilde ze dus ook leren bakken. Met frisse tegenzin stemde ik er mee in. We spraken een avondje af dat Ida een vergadering had.

Het rijsmiddel, zuurdesem, had ik al klaar. Verder is het dan het afwegen van de andere ingrediënten, het invetten van het bakblik, het  gevulde bakblik een uur in de oven zetten op 200 graden en klaar is Kees. Ze volgde het hele proces, ik mag wel zeggen, met hart en ziel. Agnes stond er letterlijk met haar neus boven op. Zo zelfs, dat ze, ik dacht eerst per ongeluk, zo af en toe, zachtjes tegen me op botste, ook soms met haar borsten. Ik liet Agnes  liet het meest arbeidsintensieve klusje doen; het kneden van het deeg. Ze had er duidelijk schik in. Haar eerste broodje werd uiteindelijk héél smakelijk.

We aten die avond nog een nog  warm sneetje brood met oude kaas. Een wijntje erbij, ook al zo lekker.  Agnes was, dacht ik, duidelijk in de stemming voor meer. De wijn deed zijn werk. Ze kwam op de bank dicht naast me zitten, lachte, maakte blije geluiden, praatte natuurlijk hurry-up en raakte me bijna overal teder aan. Het liet me allemaal niet onberoerd.

We belandden in de slaapkamer en gingen op bed liggen. Ik trok haar slipje uit. Ik liet mijn broek tot op mijn knieën zakken. Op handen en knieën hing ik over Agnes. Voorzichtig probeerde ik hem er bij haar in te hangen.

‘Wat doe je, Jos?’

‘Ik ga hem  …’

‘Neen, Jos, beter nog van niet.’

‘Okee dan.’ Ik draai van Agnes af en krijg van haar een knuffel.

'Je bent een schat, Jos'.



woensdag 3 januari 2024

WINDJE TEGEN.

 Windje tegen.

Vanmiddag heb ik meel gekocht. In Vlaardingen. In molen Aeolus. Het meeste brood dat ik eet, bak ik zelf. Heel af en toe eet ik eens een krentenbol van de supermarkt of een sneetje Allison van de ‘warme’ bakker maar dat zijn uitzonderingen. Ik vind het brood dat in de handel is, zo vreselijk slap … niet te vreten. Daarom maak ik het zelf … met dat meel … heerlijk stevig zuurdesembrood.

Zo eens in de twee maanden heb ik meel nodig. Ik fiets dan in een uurtje naar die molen. Koop daar niet alleen meel maar ook zemelen, pompoenpitten, zonnepitten, sesamzaad … gaat allemaal in dat brood.

Het personeel in de molen is vriendelijk ... beetje paranoia wel. Op hun hoede. ’t Is net of daar pas  een roofoverval is gepleegd. Als ik binnenkom, zoek ik meteen wat ik nodig heb. Elke stap die ik zet wordt door drie personeelsleden met Argus-ogen bekeken.  Kom daar al vijf jaar en betaal toch altijd netjes. Rond de tien euro meestal. Eet ik acht weken van.

Op de terugweg rijd ik langs het flatgebouw waar een oude vriendin van me woont. ’t Is nu bijna veertig jaar geleden, dat we wat met elkaar hadden. Ik was 22 … Sonja net 17 … eigenlijk mochten we het nog helemaal niet met elkaar doen …  althans: ik niet met haar.

Het lijkt wel of ik haar daar zie. Op dat grasveld voor die flat. Een leuke, kleine vrouw ... rood haar. Ze laat twee drukke honden uit. Haar rode haar … kan me haast niet voorstellen, dat ze nog haar eigen kleur heeft … maar àls ze inmiddels grijs geworden is …  jaaa … dat kàn toch haast niet anders … dan heeft ze het nu in precies in haar eigen jeugdige kleurtje geverfd.  Ze loopt zo ongeveer 100 meter voor me  … nog precies datzelfde loopje …. dezelfde houding.

‘Sonja!’ roep ik, vanaf mijn fiets, zó hard … ze moet me wel horen … ik zwaai. Met een ruk draait ze zich naar me om. Herkent ze me? Of zwaait ze zo maar terug?  Lacht ze? Uit de verte zie ik haar tanden blinken in het zonnetje dat toevallig even schijnt. Dan loopt ze weer door naar haar flat ... zonder verder op of om te kijken. Ze trekt haar hondjes naar binnen. Verdwijnt uit mijn zicht.

Ik heb niet de illusie dat ze mij herkend heeft. Tóén had ik contactlenzen en een mooie bos donkerblonde krullen ... nu loop ik met een bril en een kale kop.

Kan ook best zijn dat ze me herkend heeft … en dat ze het verleden liever laat rusten.

Zes keer per jaar fiets ik langs Sonja’s flat … heel even is zij dan terug in mijn gedachten. Aangename gedachten vandaag … ik heb nu niet eens gemerkt, dat ik al een paar kilometer ‘windje tegen’ had.