donderdag 20 oktober 2022

DE HOGE DUIK.

Van mezelf zou ik absoluut niet durven zeggen dat ik een durfal ben.  Integendeel. Zo af en toe kies ik voor een moedige actie en dan opeens durf ik niet meer door te zetten.

Zo heb ik eens de moed opgevat van de hoge duikplank te duiken. Halverwege de trap naar de ‘hoge duik’ bedenk ik me: volgende keer duik ik … nu ga ik springen. Op het randje van de sterk verende duikplank lijkt ook dat niet zo’n goed idee. Ik spring toch ook maar niet. Er is wel flink wat moed voor nodig om me, blauwbekkend en  bibberend van de kou, langs de lange rij spottende, stoere jongelui naar beneden te wurmen.  Op deze laatste moedige daad kan ik allerminst trots zijn.

Vrij risicoloos spring ik daarna vanaf startnummer een, zo ver mogelijk bij de hoge duik vandaan, in het zwembad om twintig baantjes schoolslag te zwemmen.  Twintig baantjes van vijfentwintig meter. Baantjes die ik nodig heb om de onrust in mijn lijf kwijt te raken van mijn ondoordachte hoge duik avontuur. Over die twintig risicoloze baantjes doe ik gemiddeld tussen de dertig en vijfendertig minuten. Voldoende tijd om na te gaan hoe het toch komt dat ik ineens zo lafhartig besluit om niet te springen …..waar ben ik ineens zo  bang voor…… wat is het ergste dat me kan gebeuren?

Ik ben bang dat me onderweg de adem wordt benomen door de snelheid waarmee ik van de hoge duik in het water plons. Of dat ik te lang onder water blijf, dat ik verdrink. Misschien knal ik bovenop iemand, die toevallig net op de plek zwemt waar ik het water terecht kom, waardoor ik en die andere zwemmer gewond raken. Ook kan ik hard met mijn kop op de bodem van het zwembad terecht kunnen komen waardoor ik buiten westen raak of mijn nek breek. Ik wil er niet aan denken dat ik me mijn leven lang in een rolstoel moet voortbewegen.

Zo rustig en tevreden min baantjes zwemmend, krijg ik er een steeds beter gevoel over dat ik toch maar besloten heb om noch te springen noch te duiken van de hoge duik. Waarom is het eigenlijk nodig om van drie meter hoogte in dat water te springen?  Het water spat er alleen maar hoog van op. Er ontstaat een irritant hogere golfslag en iedere zwemmer moet met een boog om de plek heen waar duikers of springers in het water plonzen. Afschaffen die hoge-duik, dat onding….bedenk ik me als ik met baantje dertien bezig ben. Vlakbij me springt, luid lachend, een kind van de rand van het zwembad … boven op mijn rug. Hij wilde een bommetje maken, zegt hij later. Hij excuseert zich, dat hij niet goed heeft uitgekeken.

Met moeite hijs ik me uit het water …..gekneusde ribben, voel ik. Tja,  in een zwembad zit een ongeluk in een klein hoekje.    

woensdag 19 oktober 2022

DE BAL.

Meneer! Meneer!! Die bal. Meneer houd die bal tegen! Die bal!!... Meneer …  De bal rolt met een behoorlijke vaart de Rotte in.

Een wat oudere heer staat langs de kant van het water. Hij fotografeert de zwanenfamilie. Vader en moeder zwaan zoeken hun voedsel op de bodem van het riviertje. De twee met bruine en witte veren getooide jongen, trachten hun ouders om beurten na te doen. 

Twee ventjes van zo’n jaar of acht komen achter de bal aangerend. Ze houden halt aan weerskanten hem. Hij stopt zijn fototoestel in de binnenzak van zijn regenjas.

‘Hoorde u ons niet, meneer?’  vragen ze en ze kijken beteuterd hun bal na. Die drijft steeds verder van de kant af.

Vader en moeder zwaan zijn nu extra alert. Met hun vleugels maken pa en ma zwaan zich groot en breed. Ze houden de bewegingen van zowel de mensen op de kant als de bal in het water scherp in de gaten.

Nee, hij had de jongens niet horen roepen.

Het water is hier te koud en te diep, om de bal zwemmend of wadend te pakken. Bovendien kan je maar beter uit de buurt van zwanen met jongen blijven, zegt hij tegen de voetballertjes. Zwanen verdedigen hun jongen zeer agressief. Hij heeft wel eens gehoord dat  een grote boze zwaan met één van zijn vleugels de arm van een jongeman gebroken heeft.

Terwijl de zwanen zich ogenschijnlijk relaxed naar een rustiger plekje op het water bewegen, vertelt hij, dat het hem vroeger lukte om een bal weer op het droge te krijgen door stenen of bonken klei vlak achter de bal te gooien. Door de golfslag werd dan de bal weer naar de kant gedreven.

Dat lijkt die jongens een goed idee. Ze gaan gelijk op zoek naar stenen.  Het mikken gaat hen niet zo goed af. Nu eens gooien ze precies òp de bal, dan weer er vlak vòòr of er ver óverheen. Al  met al is de bal na vijf minuten nog verder weg gedreven dan toen ze begonnen met gooien.

‘Geef mij eens een paar stenen,’ zegt hij en trekt zijn jas uit. Gooien kan hij, zeg!  Want binnen een paar minuten ligt de bal tegen de kademuur aan. Nog steeds wel in het water. Bijna  één meter onder het voetpad langs de kade. Veel te diep voor de korte armen van de jongens.’ Hij zet zijn hoed af, trekt zijn colbertje uit en stroopt zijn mouwen op. Hij gaat op de kade liggen en rolt met één hand de bal langs de kademuur omhoog.  

‘Bedankt meneer, ….hé meneer, voetbalt u even met ons mee?’ ‘Nee, die tijd is jammer genoeg geweest. ’

De jongens vinden het goed dat hij een foto van ze maakt als ze een balletje trappen. Ook schiet hij nog een plaatje van de zwanen,  die Inmiddels weer terug zijn op het plekje in de Rotte, waarvan ze door de bal verdreven werden. Onverstoorbaar grazen ze daar nu weer.

dinsdag 18 oktober 2022

EEN LEKKER GEURTJE.

Met een min of meer bevriend stel, Rieks en zijn vrouw Beppie, doe ik ergens in mei 1983 mee aan een geheel verzorgd meditatieweekend in een gehucht boven de stad Groningen. Carola, mijn vrouw heeft geen zin in ‘die flauwekul’ zoals ze het noemt en het lijkt mij eerlijk gezegd ook drie maal niks maar Rieks heeft net zo lang aan mijn kop lopen zeuren, tot ik ‘oké’ zeg: ´Schrijf me dan maar in joh, zeikerd´.

Twee nachten blijven we slapen op een tot meditatiecentrum omgebouwde boerderij. Het is zo’n 'tachtiger-jaren-weekend' met volop wierook, veganistisch eten, allerlei soorten kruidenthee en surrogaat koffie. Enigszins van slag door de alternatieve sfeer, loop ik aarzelend wat rond te neuzen.

Opeens komt Beppie enthousiast op me afgerend, vliegt me om me nek en drukt zich stevig tegen me aan; haar benen klemt ze om mijn bovenbenen: ´O, Jee, ik vind je toch zo´n lieverd!´.

Ik ben er  helemaal beduusd van. Terwijl zij aan mijn lijf hangt, zie ik Rieks even verderop surrogaat koffie proeven. Ik weet niets beter te doen dan haar maar een beetje vast te houden, een beetje onbenullig, een beetje knullig. Ze zoent me op beide wangen, vol op mijn mond, springt van me af en samen lopen we naar Rieks, die duidelijk staat te genieten van zijn bakkie slootwater.

Beppie heeft een lekker lijf:  volslank, stevige ronde borsten, dito billen, slanke benen maar een uitgesproken lelijke kop met ultra dunne lippen en een brilletje. Ze heeft halflang blond haar; dat dan weer wel. Haar stem is zwoel, rustgevend en contrasteert met de  bijna hysterische blik in haar spleetoogjes. Een spontaan type.  Ze is kleuterleidster. Ik had haar één keer eerder gezien. Op ons werk. Ze kwam Rieks ophalen. ‘Hoe is het mogelijk dat zo’n leuke vent als Rieks op zo´n lelijk wijf valt’.

Om een lang verhaal wat korter te maken: midden in de nacht kruipt Beppie (ik herken haar stem) bij mij in mijn slaapzak. Ze heeft een lekker geurtje op (Chanel nr5?). Haar lichaam voelt zacht en warm. Zo in het donker slaagt ze er in een handomdraai in, me op te winden. Beppie is ook razendsnel op temperatuur en dat maakt dat we een kort maar krachtig  feestje vieren op die zolder. Even snel als ze bij me is, verdwijnt ze ook weer: ´Ik ga weer naar Rieks, bye, bye, Jee.´

Ik ben zelf niet zo´n ervaren overspeler. Ik hou eigenlijk helemaal niet zo van dat spelletje, dat vrijwel altijd alleen maar verliezers kent. Maar Rieks en ik gaan op het werk zoals gewoonlijk met elkaar om. Alsof er niks gebeurd is. Hij wéét waarschijnlijk ook van niks … of wel …en voert hij onverhoopt iets in zijn schild … om mij terug te pakken. Dat kan ik haast niet geloven.

Een week of zes later op het werk, we zitten aan de koffie, zegt Rieks, dat sinds het meditatieweekend zijn relatie met Beppie sterk verbeterd is. ‘Het klinkt misschien raar, Jee,’ zegt hij tegen mij, ‘maar ik wil jou daar toch even voor bedanken, want mede dankzij jou is dat weekend zo’n succes geworden voor ons.’

Een opgewekte Rieks komt op de zaak met een doos tompoezen: ‘Beppie is zwanger, Jee … eindelijk … ik heb het er hier nooit over gehad … we waren al drie jaar bezig … tevergeefs …  maar nu … in februari is ze uitgerekend. ‘Geweldig Rieks van harte! Feliciteer Beppie óók van me!´ 

Op 23 februari  komt hun dochter Chantal ter wereld.

´Wat een lekker mollig poppetje,’  zegt mijn Carola, als  we op kraamvisite zijn.  ‘Ik kan alleen echt niet zeggen op wie van jullie ze lijkt’.. en in een flits kijkt mijn vrouw me héél indringend aan: ’Wat vind jij, Jee?’ 

’Sprekend de melkboer’, zeg ik gekscherend. En daar moeten we alle drie hartelijk om lachen.

maandag 17 oktober 2022

IK BEN ME ER EEN.

 

Op die fiets!

Gisteren sprak ik op deze plaats nog mijn afschuw uit over misdragingen van e-bikers  maar ik moet er eerlijkheidshalve  aan toevoegen, dat ik er zelf, als doodgewone fietser ook wat van kan. Ik ben me er een!

Ik overtreed alle mogelijk verkeersregels.

Ik steek mijn hand niet uit als ik de hoek om ga.

Ik trek me geen bal aan van verkeerslichten.

Ik rijd op fietspaden en autowegen in de verboden richting.

Ik fiets op het trottoir.

Ik heb géén of wazig licht op mijn  fiets.

Mijn remmen zijn slecht.

Ik heb geen bel op mijn fiets.

Is mijn fiets gejat, jat ik er een terug of koop voorvijf euro een gejatte fiets bij een junk.

 

En dan ben ik niet eens de enige die zich zo misdraagt. Ik stel me erg kwetsbaar op als weggebruiker. Het is beslist niet zo dat ik er op wacht om overhoop gereden te worden. Het is me telkens weer te doen om dat piepkleine adrenalinestootje.

 

Een supergrote stroopwafel.

Ik koop  een stroopwafel in de kraam op de Hoogstraat … zo’n supergrote … gulzig neem ik een hap, te gulzig want er breekt een stuk stroopwafel af en  valt op straat … een vrij groot stuk …  op de natte straat … gatver … dan ben ik echwel heel stom bezig als ik dat stuk stroopwafel opraap en nog opeet  ook? Toch doe ik dat: inhalig gris ik dat stuk van het trottoir … vlak voor de kwijlende bek van een boxer, die er blijkbaar ook wel zin in heeft.

Ik kan er ziek van worden. Erg ziek misschien wel. Enfin, dat zie ik morgen wel weer … als ik niet ziek word, denk ik maar zo: dan heb ik mijn weerstand er mee verhoogd. Als  al die straatschooiers wèl tegen eten en drinken uit de afvalbakken opgewassen zijn, waarom moet ik  dan een groot stuk op de grond gevallen stroopwafel  laten liggen? Kom nou, ik laat me niet kennen.

 

Een passend medicijn.

Ik weet dat het slecht voor me is en toch doe ik het. Tegen iedereen houd ik mijn mond. Ook tegen mijn psych en mijn vrouw. Geheel op eigen houtje besluit ik te stoppen met lithium, hèt medicijn dat al meer dan tien jaar uitstekend werkt tegen mijn bipolaire stoornis. Lithiumgebruik heeft enkele vervelende bijverschijnselen, onder andere dat mijn gevoelens (zowel de ups als de downs) nogal pittig worden afgetopt. Daar wil ik van af.  Heel langzaam bouw ik dat medicijn af: in drie maanden tijd. Ik riskeer zo een psychose. Door het oog van de naald kruip ik. Ben een paar dagen manisch. Van mijn psych: (‘nooit meer zoiets op eigen houtje doen , hè!!)  krijg ik een ander medicijn voorgeschreven: zyprexa; dat slaat goed aan. Ik vóél tenminste weer eens wat.

 Mijn experiment was eigenlijk te  riskant. Het resultaat uiteindelijk positief:  een passen medicijn. Was ik maar eerder gaan experimenteren.

zondag 16 oktober 2022

ONGELUKJE.

Het zit me niet echt mee de laatste tijd. Ik loop in de richting van mijn fiets, géén e-bike, een doodgewone fiets. Die heb ik met een kabelslot vastgezet aan een lantarenpaal, aan de overkant van het fietspad. Ik kijk keurig naar links of er geen fietser aankomt. Er komt inderdaad niks aan. Dus ik steek over naar mijn fietsje.  Het is immers een éénrichtingsverkeersfietspad. Knalt er van rechts met gierende remmen,  een fietser, een e-biker, met een onbeschoft hoge snelheid tegen me aan. Het is een tamelijk oude vrouw, een jaar of zestig schat ik. Geschrokken slaakt dat schofterig-hard rijdende oude wijf een iel kreetje: ‘Ooooooooooo.’ En racet alsof er niks gebeurd is verder. Ik kom, denk ik, met de schrik vrij en loop door naar mijn fietsje. Die staat daar gelukkig nog steeds lekker en op zijn gemak.

Nu vóél ik wel wat, merk ik, als ik mijn fiets van slot haal. Zo bij mijn ribbenkast, daar dreunde ze tegenaan.  Thuis gekomen zie ik dat mijn jas en mijn trui beschadigd zijn. Een of twee ribben lijken gekneusd. De huid op mijn ribbenkast bloedt. Ik kan me wel voor mijn kop slaan dat ik niet gelijk even  heb nagegaan of er schade of letsel was. Dat wijf was ook zó snel weg. Wat kan ik er nú nog aan doen?

Mijn  fiets mankeert natuurlijk niks. Die stond aan de ketting aan een lantarenpaal. Die heeft het van een afstandje allemaal zien gebeuren en was niet zo bijdehand om me even te waarschuwen. Ik hoef echt geen e-bike, maar een robot achtige fietst, die een beetje meedenkt en oplet, zo’n fiets is welkom bij mij. 

Zo’n zichzelf controlerende, oplettende  fiets, die een lekke band, een vastlopende ketting, een kapot achter- en voorlichtje ziet aankomen … glas op en kuilen in de weg signaleert en mij dat meldt. Prima zo’n p-fiets, een preventieve fiets. Nooit meer ellende onderweg. Heb je van Rotterdam naar Abbenbroek gefietst krijg je daar, in dat gehucht, een lekke band, heb je natuurlijk niet alle plakspullen bij je of geen pompje. Terwijl die p-fiets, voordat je weggaat meldt: jij gaat lek rijden … neem je plakspullen mee.

Al de brokkenpiloten op die e-bikes, gaat het zo te zien alleen maar om vaak onverantwoord snel te rijden.. De kinderen, een twee,  ja zelfs soms drie (en af en toe ook nog de hond) in de bagagebak  van de e-bike-driewieler zijn hun leven niet zeker! Met een rotvaart racet pa of moe (af en toe zelfs ook nog druk in de weer met de smartphone), richting school of winkelcentrum. Scherpe bochten worden genomen en bijna ongelukken voorkomen. De e-biker realiseert zich niet wat een risico hij neemt. Zelf riskeert hij weinig maar het lijkt wel of het hem geen bal kan schelen aan welke gevaren hij zijn of andermans kinderen en zijn hond blootstelt.

Vandaag ben ik dus de lul, door die vrouw op die klote e-bike, die veel te hard, op de verkeerde kant van het fietspad, me bijna het ziekenhuis in heeft gereden. Gelukkig worden e-bikers vaak het slachtoffer van hun eigen onveilige gedrag.  Was ik verdomme bijna als eerste voetganger de dupe van een e-bike.

zaterdag 15 oktober 2022

EEN PLOFBUIK, EEN DIKKE SIGAAR EN EEN BORREL>

‘Ieder mens heeft een beetje behoefte aan zelfdestructie’. Het klinkt raar, dit citaat van de schrijver Arnon Grünberg.

Hoe zou dat nou bij mij zitten? Hoe ben ik zelf bezig met me stukje bij beetje  te vernietigen. Eigenlijk door na elke inademing, weer uit te ademen. Zo doende zal mijn lichaam op de (heel) lange duur wel uitgewerkt raken … als een kaars opbranden … dood gaan dus … van leven ga je nu eenmaal dood; zo simpel is dat … niks bijzonders, toch?.

Wanneer Grünberg zegt, dat we allemaal wel behoefte hebben aan een beetje zelfdestructie, bedoelt hij, denk ik, dat we het allemaal een beet je nodig hebben om dingen te doen, waarvan we  wel weten, dat ze slecht zijn voor onze gezondheid … maar we doen het toch.

Zo heb ik mijn opa, de vader van mijn moeder,  nooit anders gezien dan met een enorme plofbuik, een sigaar in zijn mond en een jonge borrel in zijn hand. Zowel veel eten, roken, als alcohol drinken worden vrij algemeen beschouwd als  een gevaar voor de gezondheid, ‘een beetje destructief’ dus. Die ouwe viespeuk is daarmee nog 97 jaar geworden! Is het dan misschien zo, dat toegeven aan slechte gewoontes, meer weerstand geeft tegen kwetsbaarheid in het algemeen en tegen het met de jaren achteruit gaan in het bijzonder? Dat zo'n leven dan bijna nog kan reiken tot de honderd, zoals dat van mijn opa!

Hierboven noem ik mijn opa een ouwe viespeuk, omdat hij niet met zijn poten van zijn kleinkinderen af kon blijven. Geen jongetje of meisje in de familie was veilig. Wie hij te pakken kon krijgen, misbruikte hij. Hij riskeerde een flinke straf. Helaas is er  nooit aangifte tegen hem gedaan. Zijn vijf dochters hebben hun vader dat niet willen of durven aandoen. Misschien waren ze zelf ook slachtoffer, wat me niks zou verbazen. Hij had het verdiend om aan de schandpaal genageld te worden … maar mijn moeder en vier tantes zwegen.

Op zich was opa’s behoefte aan dit voor hemzèlf destructieve gedrag eerder vernietigend voor de kleinkinderen die hij dit allemaal aandeed. Kinderen (ik was negen toen hij mij aanrandde) schijnen er later veel last van te kunnen krijgen. Ik ben me er tot op de dag van vandaag overigens niet van bewust dat ik door dat misbruik erg beschadigd ben. Met mijn neven en nichten heb ik het er nooit over gehad. Bij mijn broers en zussen (ik ben de oudste) heeft opa de kans niet gekregen. Mijn moeder heeft ze consequent ver bij hem weg gehouden.

Soms denk ik, een beetje zelfdestructief wel, aan die opa terug ... met verachting. Hij is er veel te makkelijk mee weggekomen, met zijn vieze, korte, dikke, harige worstvingertjes.

 (uit: ‘Ja Zuster Nee Zuster’: Mijn opa, mijn opa, mijn opa …  wàt een vieze  pedo is hìj! )

 

vrijdag 14 oktober 2022

EEN SLAPELOZE NACHT

Ik ben mijn bed aan het verschonen. Hoor ik plots een scherp geluid. Komt misschien van een van mijn buren. Even later hoor ik het weer … ’t is een piep. Een minuut later nog eens … het zou een vogelgeluid kunnen zijn ... daar is het alwèèr! Nog geen minuut later. ’t Klinkt tamelijk dichtbij. Maar ’t is zeker niet hier in de slaapkamer. Overal in huis ga ik kijken en luisteren. Onder de bank, de salontafel, de mooie boekenkast. Niks te zien. Niks te horen en terwijl ik zoek: ‘piep’ … elke minuut weer ‘piep’.

Leg mijn oor te luisteren op de tv, het modem … dan is het heel dichtbij. Het doet pijn aan mijn oren.  Van bovenaf komt het. Geen beest te zien op het plafond, op een paar vliegen na. Die piepen niet. 

Vlak boven mijn hoofd nu … mijn schedel vibreert er van. Kut. Het is de rookmelder! ‘Harde Piep’ en ‘rookmelder’ google ik: ‘batterijen leeg’ en ‘graspieper’ krijg ik als rectie’.

Ik ga gelijk zoeken naar vogelgeluiden op You Tube en ja hoor, mijn geluid is ook het geluid van de graspieper. Alleen …  die maakt dat geluid staccato en drie keer vlug achter elkaar. Dan heb ik nog geluk …

De batterijen van mijn rookmelder zijn dus leeg en moeten vervangen worden. Dat doe ik wel even, denk ik … er is alleen geen beweging in dat ding te krijgen. Dan moet de huisbaas het maar doen. Ik bel hem op donderdagmiddag om drie uur. Het gepiep gaat ondertussen met dezelfde irritante regelmaat door. De telefoniste zet me in de wacht. ‘U bent dit niet van ons gewend …  bla, bla, bla … wij verzoeken u het later nog eens te proberen.’ Om vier uur en om half vijf doe ik dat met als reactie hetzelfde bla,bla, bla-verhaal.

Het kan niet anders: dit wordt een slapeloze nacht. Trek desondanks mijn pyjama aan, poets mijn tanden, ga in bed liggen en probeer te slapen … tevergeefs. Het geluid blijft hinderen. Na anderhalf uur slaap ik nog niet. Ga porno zitten kijken. Blijf klaarwakker en krijg de hik.  Ga weer naar bed. Lig op mijn rechterzij, linkerzij, rug, buik en moet dan plassen. Om half drie ga ik er weer uit. Een boek gepakt ‘Platform’ van Michel Houellebecq’. Mijn oren worden nog steeds geterroriseerd. Mijn  pyjama is niet warm genoeg. Ik pak er een deken bij. Half vijf ga ik ‘uitzending gemist kijken’: Arjen Lubach. Lang zo leuk niet als ’s avonds.

Tot half acht lig ik in mijn bed te draaien, te woelen ... ga dan ontbijten en bellen naar de huisbaas. Ik ben de eerste. De telefoniste deelt me doodleuk mee dat de onderhoudsman pas over vijf dagen komt .. . piep,piep,piep. Nog vijf hele dagen met dat hinderlijke geluid leven wordt mijn dood (overdreven).

Ik, de man met de linker handen, ga op zoek naar een buur die mij wil helpen. Mijn handige buurvrouw Hilde komt gelijk, maar ze krijgt ook geen beweging in dat ding. Knutselaar Frans, ligt ziek op bed, zegt zijn vrouw. Dries, ex-buschauffeur, heeft me al een paar keer geholpen, is niet thuis. Bij Rob kan ik altijd aankloppen, zei hij me, toen ik hier kwam wonen. Hij houdt woord. Binnen een kwartier staat hij voor de deur, in een half uur heeft hij de rookmelder gedemonteerd en die rotpiep  geëlimineerd. Wat een rust.

donderdag 13 oktober 2022

JE LACHT WEL MAAR JE BEN NIET BLIJ.

 ‘Je lacht wel maar je bent niet blij’. Iemand zei dat eens tegen mij en dat was ook echt zo.

Normaal gesproken heb ik er nóóit zo’n moeite mee om mijn vrólijke kant te laten zien, als ik het naar mijn zin heb, op wat voor manier dan ook. Het komt echter ook nogal eens voor dat ik het helemaal niet naar mijn zin heb,  zelfs geïrriteerd en bang ben en dan tóch alleen maar die vrolijke kant laat zien. Boosheid en angst slik ik vaak weg, lach ik vaak weg met een vriendelijke smile, met een geforceerd grapje of een gelaten stilzwijgen.  Dat is een tweede natuur van me geworden … op de automatische piloot reageer ik zo … in trance doe ik dat. Ik moet wel heel moeilijk peilbaar zijn voor mijn omgeving.

Die vaak zwijgzame ‘in-trance-reactie’ is  een soort dichtklappen … een niet bij machte zijn om adequaat te reageren op een vraag, opmerking of situatie. Mijn primaire reactie is dan blanco. Ik kan dan vrijwel nooit direct reageren. De werkelijke betekenis van woorden en gebeurtenissen dringt langzaam tot mij door. Dolgraag zou ik direct mijn reactie geven maar ik weet niet waarop, omdat de woorden, de gebeurtenissen dan nog niet bij mij aangekomen zijn. Ik ben blijkbaar een secundaire reageerder of trage ontvanger maar ook dat is niet altíjd zo. Soms weet ik zelfs in tweede of derde instantie geen reactie te verwoorden, een mening te geven, een oordeel te vellen. Ik vind het soms gewoon niet. En dat is niet omdat ik er niet voor durf uit te komen, dat ik het ergens niet mee eens ben maar vààk heb ik er gewoon de woorden niet voor.

Daar geneer ik me wel voor … als ik eerlijk ben zou ik steeds moeten zeggen: ‘Ik weet het niet of nog niet. Misschien weet ik het straks, morgen of later maar dan waarschijnlijk óók nog niet.’

Zelfs ten aanzien van zaken waar ik wèl redelijk wat vanaf weet, treedt het ‘in trance gebeuren’ op. Ik ben bijna mijn hele arbeidzame leven acteur geweest en vanaf mijn twintigste gemotiveerd lid van linkse politieke partijen en tòch kost het me razend veel moeite om primair te reageren op theater- of politieke ontwikkelingen.

Als kind van een jaar of 9, loop ik een beetje te dromen, op weg van school naar huis. Tot mijn schrik zie ik dat er een grote winkelruit aan diggelen ligt. Ik sta de schade en de etalage even rustig te bekijken, totdat de eigenaar van die zaak (een handelaar in  beha’s, nylonkousen, jarretels en korsetten) naar buiten gestormd komt en me ruw vastgrijpt: ‘Jij hebt die ruit ingeschoten, vuile rotaap! Je gaat hem mooi betalen ook,’ zijn gezicht loopt zowat paars aan.

Dat vind ik zo onrechtvaardig, dat ik dan ineens wèl adequaat en zeer primair weet te reageren: ‘Dat hèb ik niet gedaan,  stommeling’, zeg ik driftig en ik schop de man zo hard tegen zijn scheenbeen, dat hij me van de pijn los moet laten, waarna ik als een speer weg ren, naar huis, een eindje verderop in de straat.

In dit geval reageer ik impulsief … ik ben er zeker van … het gaat vanzelf. Maar zelfs als ik iets zeker weet, dan is mijn reactie niet altijd zo impulsief.  Tja … ’t is om gek van te worden!.

Ik ben echt een moeilijke man … 't is waar, wat mijn ex tegen iedereen zegt.

woensdag 12 oktober 2022

VOORPIEPEN.

Vrijdags is de buurtmarkt. Ik ga daar eigenlijk alleen naar toe voor kaas en vis. Met name voor de boerenkaas,  Stolwijker met name, daar lust ik wel pap van. Jonge Goudse kaas bijvoorbeeld vind ik geen bal aan.

Bij de viskraam koop ik anderhalf ons kibbeling (warm), om nog bij die kraan op te eten.  Da’s mijn vrijdagse ontbijtje.  ’t Is dezer dagen wel een wagenwijd openstaande deur, maar het moet me toch even van het hart: in één maand tijd is dat beet je kibbeling van 3,20 naar maar liefst 4.50 euro gegaan. En zo gaat het niet alleen met de kibbeling maar met alles. Behalve met de bananen. Is dat niet krom? ’t Is nu al haast niet meer te doen: aan het eind van mijn geld heb ik nog een flink stuk maand over.

Vandaag heb ik nog andere dingen nodig: vijgen, dadels, gedroogde pruimen, zure abrikozen  en pompoenpitten. Helaas, mijn kraam, die er altijd staat, is er vandaag niet.  Ik moet een eindje omlopen naar die andere duurdere kraam. Meestal is die voor mijn portemonnee te duur.  Nu zeker.

Vlakbij die andere kraam loopt een donkere man mij in hoog tempo voorbij. Hij heeft gespierde armen en draagt met de tekst: Sparta Kampioen 1958. Zoiets mag ik, als fervent Sparta Piet, graag zien. Die man is wat eerder bij de zuidvruchtenkraam dan ik. Ik sluit aan in de rij. Wacht op mijn beurt.

Ik knik en lach een vrouw uit de buurt  toe. Ik ken haar vaag. Ze komt ook vaak bij die andere kraam, die er vandaag niet is. Van horen zeggen, heeft zij, dat die kraam ‘wegens omstandigheden’ vandaag gesloten is.  Niemand weet het naadje van de kous. Er wordt hier gezegd dat de marktkooplui hun vrachtautootje met daarin de zuidvruchten in de prak hebben gereden.  Ze zouden met de schrik zijn vrij gekomen. De donkere man is inmiddels aan de beurt. Daarna ben ik.

‘Nou dat vind ik zwaar klote zeg!!’ De Sparta-man vòòr mij draait zich naar mij om. Reageert als door een slang gebeten. Alsof ik hem van voorpiepen beticht:  ‘Waarom moet jij zo moeilijk doen, man?’ zegt hij tegen mij … stoom komt uit zijn oren ...’ik word hier zo moe van …. Ik sta hier godverdomme toch eerder in de rij dan jij, klootzak!’. Zijn gezicht staat op onweer.

Ik heb geen flauw idee wat ik fout gedaan heb. Wat ik zei, iets met ‘klote’, sloeg op dat ongeluk, niet op hem. Ik ben met stomheid geslagen. Beetje bang ook wel, want hij is een beer van een vent. Tot mijn opluchting weet een andere klant: ‘type zwaargewicht worstelen’,  de boze man wat tot kalmte te manen.

Enigszins onthutst verlaat ik de markt met m’n kaas, vis en zuidvruchten. Met een boogje loop ik om die twee kleerkasten heen. Ogenschijnlijk relaxed staan ze daar na te praten.

dinsdag 11 oktober 2022

OP DE BOERDERIJ.

Rond mijn tiende jaar vermager ik plotseling ernstig. Ik krijg zo’n bleek bekkie, dat ik door het maatschappelijk werk naar een boer in  Nieuw-Heeten (Overijssel)  word gestuurd, om aan te sterken. De boer heet Frans. Hij heeft een motor met zijspan, een DKW. Daarmee haalt hij me op van het station in Deventer. Het is dan nog bijna een uur rijden (in die zijspan!) naar zijn boerderij. De boerin heet Betsie.   Frans en Betsie zijn reuzen. Althans in mijn beleving. Zo groot en zo dik ook zijn ze.  Kinderen hebben ze niet.

Misschien komt het wel daardoor dat ze zo vaak lachen om mij: omdat ze  geen kinderen gewend zijn.  Ik snap echt niet wat er om mij te lachen valt. Want volgens mij  bèn ik helemaal niet leuk. In Rotterdam lacht er echt nóóit iemand om mij. 

Ik denk nu, dat Frans en Betsie lachen, omdat ik anders praat. Zij praten Sallands. Ik Rotterdams.  Elke ‘ij’ klinkt bij hun als een ‘ie’.  Elke ‘ui’ klinkt als een ‘uu’ en de ‘korte a’ wordt een soort ‘korte o’. De woorden die in Rotterdam gewoon  eindigen op ‘en’ eindigen in Salland alleen op een ‘n’. Dat hoef ik toch zeker niet verder uit te leggen?  Nou, vooruit één voorbeeldje dan: ‘mijn pruimen’ wordt in Salland: ‘mien pruum’n’. Probeer voor de grap zelf maar eens wat meer uit. Lachen is dat!

Ze eten daar ‘kruutmoes’ wij zouden zeggen ‘kruidmoes’…niet te vreten dat spul … echnie … karnemelksepap met bruine bonen …  klapstuk erbij en nog wat onduidelijke ingrediënten.

Waar ik van sta te kijken is dat huisdieren, als kat en hond niet in het  woongedeelte van de boerderij mogen komen. De kat moet buiten op muizenjacht en de taak van de hond is ongewenste bezoekers op afstand houden.  In de woonkamer zit wel een parkiet in een kooitje. Betsie gaat een paar keer per dag met haar neus tegen het kooitje staan, trommelt met haar vingers tegen het hekwerkje en zegt dan op hoge toon: ‘pietepietepietepietepiet,’ en vervolgens gaat ze weer verder met haar werk. De parkiet, die Rosa heet,  haalt dan haar schoudertjes op, pikt wat zaadjes uit haar etensbakje en gaat verder met haar wasbeurt.

Voor alle vier de grote ramen in de woonkamer zijn ‘insectenvanger-plakstrips’ uitgerold. Met een punaise is de plakstrip bovenin het raamkozijn gepind. Bij één raam is de strip nog helemaal schoon. Bij de andere ramen zitten er al veel insecten aan de plakstrip gekleefd. Muggen, bijen, wespen, vlinders, nachtuiltjes en vliegen in alle soorten en maten zoals: de roodwangbromvlieg, de dambordvlieg, de groene vleesvlieg en de ook bij ons in Rotterdam veel voorkomende strontvlieg. Als ik eens een middagje niks te doen heb tel ik de insecten op de strip. Ik tel maar liefst dertien strontvliegen op één strip.

Elke donderdag haalt Frans de strippen met de meeste vliegen weg. Dan rolt hij weer schone uit. Die blijven een kleine maand hangen. Dan zijn ze weer volgeplakt.

‘Wat doen jullie dan met die oude strips?’ vraag ik nieuwsgierig.

‘Die wordt door Betsie uut'etrokk'n in de kruutmoes. Dà’s noe pas lekker eet’n  jong’n.'

‘Gatver!’

 

maandag 10 oktober 2022

SEKS MET DIEREN

 Van de Algemene Bond ter Bescherming van Dieren krijg ik de vraag een  enquête in te vullen.  Op alle vragen kan ik resoluut antwoorden behalve op vraag 22,  die gaat over seks met dieren. Daar heb ik wel even over zitten piekeren. Er zijn  nogal wat mogelijkheden en ik wil me er ook weer niet met een Jantje van Leyden vanaf maken.

Die vraag 22 luidt:

De meeste mensen zullen ‘seks met dieren’ niet als iets een normaals beschouwen. Op dit moment is seks met dieren in Nederland zelfs strafbaar. Wat vindt u?

A.         Ieder diertje zijn pleziertje. Er worden dagelijks honderdduizenden dieren geslacht om             opgegeten te worden en dat wordt ook nog eens met landbouwsubsidies  aangemoedigd. Seks met dieren strafbaar stellen is daarom onnodig geldverslindend en hypocriet.

B.         Seks met dieren is smerig en mensonwaardig. Daarom is het verbod terecht.

C.         Seks met dieren is smerig en mensonwaardig, maar een privé-aangelegenheid waar    de overheid zich niet mee moet bemoeien.

D.        Seks met dieren is heerlijk. Als het hier verboden blijft zal ik daarvoor naar Duitsland, België of Colombia moeten.

E.         Weet niet/geen mening

In eerste instantie denk ik: ik doe lekker makkelijk: ik kies ’E.  Weet niet/geen mening.’

Weet ik veel of het lekker is. Ik heb nog nooit seks gehad met een dier dus … ook nog nooit gedachten of gevoelens gehad die me drijven tot sodomie … ook niet als ik in levende lijve, op foto of film prachtige dieren zie staan, lopen, rennen, vliegen of zwemmen.

Persoonlijk ben ik nog nooit in Duitsland of Columbia geweest. Nooit geweten dat het daar toegestaan is. In België blijkbaar ook … nou, daar ben ik vaak genoeg geweest maar nog nooit heeft iemand mij er op attent gemaakt dat het daar mag. Zou het daar dan met alle mogelijke dieren zomaar mogen? Ik wil er eigenlijk niet eens lang over nadenken. De meeste dieren zullen ook niet erg opgewonden raken van ons mensen.

Hoewel, een krolse kat kan soms knap irritant met haar vochtige poesje tegen mijn scheenbeen aan staan te rijen. Dan kan je zo’n poes wel tien keer van je afduwen, ze volhardt in haar krolse gedrag. Wat te denken van de hond, zowel de reu als de teef, die al naar gelang de grootte van het dier, tegen je onderlijf, bovenlijf of heupbeen staat aan te schurken. Ik weet geen raad met dat gedrag, vind het alleen maar afstotelijk. Vooral als het een grote hond is en hij behalve dat hij schuurt tegen mijn broekspijp, ook nog eens in mijn nek hijgt en met zijn natte neus of tong mijn gezicht een grote beurt geeft. Ik kan er met de beste wil van de wereld niet opgewonden van raken.

Ik heb in die enquête  op vraag 22 dan ook het antwoord ‘B’ gekozen maar of seks met dieren ook werkelijk smerig is weet ik niet en dat wil ik niet weten ook.

Onze kater Thijs wilde die enquête ook wel eens zien. ‘Okay,’ zeg ik, ‘ik  help je wel even.’ Thijs heeft , ergens wel begrijpelijk, over  geen enkele vraag een uitgesproken mening. Behalve dan over vraag 22. Zijn antwoord daarop is klip en klaar:

D.       Seks met dieren is heerlijk. 

zondag 9 oktober 2022

PAS GOED OP JEZELF

Een vrouw met een niet alledaags, propperig lijf en een Elisabeth Taylor-achtig gezicht zit opeens naast me te spinnen. Voor het eerst, want ík heb haar hier nooit eerder gezien. Bovendien kan ze nog maar net bij het stuur met die korte armpjes van haar doordat het zadel te ver naar achteren staat. Jean, de spincoach ziet dat het zo niet goed gaat. Hij helpt haar met het instellen van de fiets op haar afmetingen. Angst voor lichamelijk contact heeft  hij niet. Kan natuurlijk ook niet in zijn functie.  Met wat zachte druk van zijn hand op haar rug beweegt Jean haar bovenlichaam iets naar voren, hij strekt haar linkerarm een beetje en stelt de hoogte van haar stuur in, swingend en ‘smilend’.

Ongetwijfeld geïnspireerd door Jean, begint ‘Proppie’ naast me dansbewegingen te maken op haar fiets. Onze blikken kruisen elkaar als ik lach om dit ‘geïmproviseerd sportballet’.

Ze is echt omgekeerd evenredig aan de meeste andere spinsters hier. Die hebben  aerodynamische kleding en bijbehorende lijven. Strakke sportkleding over slanke afgetrainde lijven. Met haar slobbertrui, haar veel  te kort afgeknipte, verwaste broek en haar afgetrapte gympen is ze hier duidelijk een dissonant. Toch zie ik niemand, die net zo opgewekt op de pedalen staat als zij.

‘We gaan bergopwaarts,’ zegt Jean, ’draai weerstand bij. Je moet nu pijn in je bovenbenen gaan voelen. Kom op! Nog steiler. Hop! Hop! Hop! We zijn bijna op de top! Twee minuten en dan bergafwaarts.’

Ik werp even een vluchtige blik naast me en zie dat ‘Proppie’ nog net zo fris op haar fietsje zit  als aan het begin van de training. Haar grote bruine ogen kijken mij lachend (of is het spottend?) aan.

Na de training staan we aan de bar. Ondanks haar geringe inspanning heeft ze een gezonde blos op haar wangen. We drinken thee en praten wat. In Zuid woont ze, al zeven jaar. Mina heet ze. Ze is  48. Ik zeg niks maar ik schat haar zeker tien jaar jonger.

‘Hard trainen is wel goed,’ zegt ze,’ maar ik doe niet alles wat Jean zegt. Ik luister goed naar mijn lichaam. Na de training wil ik ook nog kunnen bewegen.’

Ze is openhartig. Mina gaat drie weken naar Iran, Teheran. Ze gaat haar oogappel bezoeken, haar jongste broer Heydar. Hij is 7 jaar jonger dan zij. Mina is als een moeder voor hem. Hij woont in een inrichting voor verstandelijk gehandicapten.

Het zal voor haar geen prettige vakantie worden daar.  Woedend is ze over de dood  van de 22-jarige studente Mahsa Amin . Zij overlijdt ten gevolge van haar gewelddadige arrestatie. Haar hoofddoekje zit niet zoals het hoort. Mina gaat daar meedoen aan de  protesten tegen het vrouwvijandige regeringsbeleid. Ze is van plan demonstratief haar hoofddoek te verbranden en een stuk van haar haar af te knippen. Bang is ze absoluut niet voor die religieuze trollen.

Succes! Maar pas goed op jezelf, Mina!.

Zal ik haar ooit nog eens terugzien op de sportschool?

zaterdag 8 oktober 2022

LAF

Twee pestapies uit de smalle, duistere  Brederodestraat in Spangen: de broertjes Sjakie en Ferdinand. Sjakie is twee jaar ouder dan ik. Ik ben 11.Hij is sterk en heeft een argwanende oogopslag.  Eerlijk gezegd heb ik nog nooit last met hem gehad. Ik ben namelijk zo hypocriet om hem altijd zijn zin te geven, omdat ik bang ben om ruzie met hem te krijgen. Wil tie mijn bal, dan krijgt ie mijn bal, wil tie mijn step, dan krijg tie mijn step, wil tie geld van me, dan geef ik hem geld. Daar staat tegenover dat hij me altijd helpt als het nodig is. Ik ben niet zo’n krachtpatser. Zo gaat Peter van der Tol, die al 14 is, er op een dag zo maar ineens op mijn fiets vandoor. Als ik dat zie gebeuren ren ik met veel kabaal achter hem aan. Ik moet mijn fiets terug! Gelukkig is Sjakie dan in de buurt . Die hoeft alleen Peter maar even aan te kijken of hij komt met de staart tussen zijn benen mijn fietsje terugbrengen.

Sjakie  doet eigenlijk nooit zo veel met de anderen jongens in de straat. Hij heeft wel een paar  vriendinnetjes: Rietje, Thea en Dini. Daar speelt hij wèl mee.  Zo af en toe, als zijn moeder aan het werk is, opent  Sjaak zijn huisdeur en wipt hij vlug naar binnen met een van die meisjes. Zijn broertje weet dan dat hij moet opletten of de kust veilig blijft.

Sjaak kijkt meestal de kat uit de boom. Ferdinand, die precies weet hoe sterk zijn broer is, is een ordinair  lefgozertje. Een ondeugende mannetje. Een wat oudere buurvrouw, zwarte Lenie (ze heeft zwart haar) weet daar alles van. Steevast als Ferdinand uit school komt, gaat hij hard op haar deur staan rammen en schreeuwt: ‘Dikke tieten, dikke kont, dikke tieten, dikke kont!’ om vervolgens op zijn dooie akkertje naar zijn eigen huisdeur te lopen, zo’n twintig meter verderop. D ie vrouw wordt dat dagelijkse geziek spuugzat. Ze komt furieus naar buiten stormen … waarschijnlijk weet ze het zelf niet maar ze loopt in haar blootje . Haar billen en borsten zijn inderdaad behoorlijk groot. Spiernaakt gaat ze achter Ferdinand aan …. Maar die is razendsnel …. hij zit op atletiek …  loopt de 100 meter in 14 seconden …  een toptijd. De vrouw heeft geen enkele  kans. Ze geeft het al snel op … en loopt terug naar haar huis. Zo veel als mogelijk bedekt ze haar edele delen   ze moppert en scheldt op dat rotjoch, dat haar steeds weer treitert. Haar buren, van wie sommigen naar buiten zijn gekomen en  enkelen uit raam hangen, lachen besmuikt.  Haar ontgaat alles nu, zo is ze met zichzelf bezig. Ze heeft niet in de gaten dat Ferdinand  bij zijn voordeur staat. Haar deur staat nog open. Ze stapt naar binnen en gooit met smak de deur dicht.

Ik heb medelijden met die vrouw. Ik vind het ook helemaal niet leuk wat Ferdinand doet. Die vrouw is maar alleen … een makkelijk slachtoffer. Ik wou dat ik tegen Ferdinand durfde te zeggen, dat hij daarmee moet ophouden maar dan wordt hij vast boos op mij, haalt hij Skakie erbij en dan ben ìk straks de lul. Laf hoor.

vrijdag 7 oktober 2022

HUIS GEZOCHT.

Het gaat echt niet langer. Dagelijks vliegen ze elkaar naar de strot. Anja (49) en Ben (50).  Kleine woordenwisselingen over voeten vegen, het laten slingeren van vuile kleren tot grotere ruzies, over zijn roken, zijn drinken en zijn vriendinnen in hun huis. In ‘mijn’ huis, volgens Ben. Drie jaar zijn ze nu uit elkaar. Na 19 jaar huwelijk  ... want  Anja is ‘niet gelukkig’. Tot op de dag van vandaag, wonen ze tot hun afschuw nog wel samen in hun huurhuis in Rotterdam.

Over het gedrag van zoon, Alex (24), student psychiatrie op de Erasmus, kunnen de gemoederen hoog oplopen. Hij verstoort geregeld, met z’n dronken kop de nachtrust van zijn ouders. Het is toch niks: zo’n jongen moet al lang het huis uit zijn maar betaalbare woonruimte is er niet … een kamertje van 12 m2 kost hier minimaal 650 euro.

Irene (25), de vriendin van Alex, loopt op alledag, ze woont nog in bij haar moeder. In 2016 zijn haar ouders gescheiden. Haar pa heeft geluk: vrij snel vindt hij een huurhuis.

Dat geluk heeft Ben niet als hij in 2019 van Anja scheidt. Er is woningnood. De wachttijd voor een betaalbare woning is niet in te schatten. Ben probeert nog  of hij bij een zus of broer (tijdelijk) onderdak kan vinden. Tevergeefs. Alleen zijn oude vader wil hem wel tegemoet komen. Hij weet van de jubelton. 100.000 euro mag hij zijn zoon belastingvrij schenken voor de aankoop van een huis en voor hem een belastingvoordeeltje. Niks voor Ben; hij heeft nooit een huis gekocht.  Hij is hovenier.  Zijn salaris is geen vetpot. Hij is aangewezen op woningen in het sociale segment en die zijn dun gezaaid. Aan die jubelton heeft Ben niks maar als zijn pa die ton toch kwijt wil … ?! Zijn vader is wel goed maar niet gek.

Irene heeft van haar moeder al te horen gekregen dat ze na de bevalling andere woonruimte  moet zoeken. Haar moeder heeft nu sowieso al veel last van migraine ... laat staan straks met een huilende baby..

Irene en Alex bezichtigen een kleine 3-kamer(huur)woning; helemaal in Tiel. Slecht geïsoleerd. Iel keukentje. Ze kunnen een tijdelijk  huurcontract krijgen. Voor één jaar. Zeshonderd euro huur per maand.  Ze doen het. Wat moeten ze anders?

‘Kassa!’, voor de huisjesmelker. Zeshonderd euro belastingvrij inkomen per maand.

’t Is klote … langer wachten kan niet meer.

donderdag 6 oktober 2022

MET DE THALYS NAAR MARSEILLE.

We gaan in juli met een aantal buurtbewoners naar Marseille in Zuid-Frankrijk. Een stad met ’s zomers een heerlijk temperatuurtje. De reis is georganiseerd oor Rita, een van de buurtbewoners. Een goed mens. We gaan met de Thalys. ‘t Is een uurtje of 8 reizen. De trein vertrekt om zeven uur ‘s  ochtends van Centraal Rotterdam. De sfeer in de trein is uitgelaten. We zijn met z’n dertienen. In Rotterdam is  het heel  vroeg al heel warm. De meesten zijn in korte broek of minirok. Ik ben de enige met een lange broek. Mijn benen zijn zó wit. Daar hoef ik me eigenlijk helemaal niet voor te schamen. Er lopen wel meer melkflessen rond in onze groep. De trein vertrekt stipt op tijd ... richting eerste stop: Brussel. 

Ik zit naast Imelda en tegenover Leo, haar man. Zij is een stuk jonger dan ik. Ik ben 49 en zij 28. Type lekker wijf. Zij zit, net als het merendeel van deze groep, bij de Huurdersvereniging. Ik ben daar penningmeester. Zij is bestuurslid. Heel gemotiveerd.  Mijn vrouw zit vooraan in de coupé.Leo (29)zie ik vaak bij de voetbalclub. Zijn zoontjes, d-tjes nog, spelen bij HOV. Mijn zoon heeft daar ook gevoetbald. Ik ben er nu zelf nog actief als grensrechter.  ‘Jouw zoontjes hebben echt talent, Leo, ze kunnen best een wat hoger niveau aan. Laat ze eens een proeftraining doen bij Sparta.’ 

Jozefien kan haar kaartje niet vinden … ligt waarschijnlijk nog thuis … vergeten. Echt iets voor haar, dat warhoofd … wel aardig hoor, maar toch. Normaal betekent dat, dat ze er in Lille ‘uitgegooid’ zal worden. Ze huilt tranen met tuiten. Gelukkig voor haar redt de conducteur haar uit de nood. Hij is zo goed om met de Thalys-ticketservice te bellen. Daar kunnen ze achterhalen dat mevrouw van de Voort (Jozefien dus) een ticket gekocht heeft. Ze mag doorreizen.

Leuk om vanuit deze Thalys te zien hoe snel die gaat. Alle auto’s worden eruit gereden.  Minimaal 160 gaat de trein nu.

Ik kan er niet zo goed tegen om zo lang stil te zitten. Na een paar uur krijg ik een ‘houten’ reet.  Daarom ga ik even hangen bij Nel en Hans. Je zou het op het eerste gezicht niet zeggen maar het is een leuk stel. Je ziet ze altijd samen. Hans is echt van zijn geloof gevallen. Dat  ie nu  in de trein zit is een mirakel; hij is een auto addict. Achtenzestig is hij nu en hij zweert er op,  dat dit zijn allereerste treinreis is. Ik zeg niks, maar ik geloof er geen moer van. Hans heeft wel meer van die boute uitspraken. Hans en Nel hebben het hiersamen weer goed naar hun zin met hun buurtjes. Hé … ik zie dat de auto’s ons gaan inhalen … de trein mindert snelheid … we naderen station Avignon.

Een luide lach rolt over de hoofden van voor naar achter in de coupé. Ik herken de lach van mijn vrouw. Geen idee waarom er gelachen wordt. Dat hoor ik later nog wel eens. ’t Is in ieder geval fijn dat ze lol heeft. De trein raast voort.

Terwijl de Rotterdammers  babbelen, lachen, eten, snoepen en slapen nadert in sneltreinvaart hun  bestemming: Marseille.

woensdag 5 oktober 2022

GRIL

Renee (17) had toch om tien voor half tien al thuis kunnen wezen. Misschien is er een metro uitgevallen. Maar dan zou ze wel gebeld hebben. Haar vader Henk zit voor de tv. Als ‘Twee voor twaalf’ afgelopen is bel ik haar wel even. De quiz-kandidaten die voor de derde keer meedoen vinden het goede twaalfletterige woord: ‘paaldanseres’. Ze winnen negenduizend euro. Vette bek! Volda, de hond (3)  kijkt even op en beseft meteen, dat het nog geen tijd is voor zijn ommetje. 

Hij belt haar nummer maar haar mobiel staat uit. Om kwart voor tien is ze nog niet thuis. Hij zet de tv op ‘mute’ en belt hij naar de hockeyclub.  Vanavond heeft ze getraind. Daar zijn ze de boel nog aan het opruimen.  ‘Iedereen is al zeker drie kwartier weg, ook Renee’.  Hij vraagt of ze misschien het mobiele nummer hebben van haar vriendin Esmée.  Dat krijgt hij, hoewel ‘ze dat eigenlijk niet mogen doen’, zegt de vrouw van de kantine.

De broer van Esmée neemt op. Zijn zus staat onder douche. Hij loopt wel even naar haar toe. Ze hebben afscheid genomen bij het metrostation Marconiplein. Esmee moet naar Schiedam, Renee naar Spangen.

Henk hoort zijn vrouw binnenkomen. Ze is wezen bingoën. Een voorgesneden ontbijtkoek van Pijnenburg heeft ze gewonnen.  Lekker! Zouden ze nu de politie al bellen? Het is inmiddels tien uur. Zit ze bij een van haar nichtjes? Ze is niet zo’n familiemens. Heel jong  speelde ze wel eens met Brenda, de dochter van zijn zus Marie. Voor alle zekerheid belt hij haar. Die toont wel gelijk haar bezorgdheid maar ze heeft Renee geen tijden meer gezien en ze weet ook niet direct waar ze nu zou kunnen uithangen.

Henk zet nu de tv helemaal uit. Het is  nu al een uur later dan ze normaal thuis komt. Henk kan niet zitten afwachten. Hij trekt zijn jas aan, doet Volda aan de lijn: ’ik loop even naar het Marconiplein, Ada’.  Hij hoopt vurig haar op die route tegen te komen. In elke geparkeerde auto werpt hij een terloopse blik. In enkele auto’s ziet hij wel vrijende stelletjes maar geen Renee. 

Volda trekt aan de riem en blaft imponerend naar de luidruchtige stoeiende donkere jongens in de straat. Uit café ‘Feel happy’ komt een zee van licht en knoerend harde muziek. Henk wordt door de jankende Volda naar binnen getrokken. Het café is vrijwel leeg, op zeven wat oudere blanke mannen na. Op een soort podiumpje in het midden van het café wordt gepaaldanst. Als Henk dichterbij komt ziet hij dat het zijn dochter is, topless, in haar lila bikinibroekje. ‘Het is hier verboden voor honden,’ zegt de barman. ‘Ik kom mijndochter halen’, zegt hij wijzend naar Renee ‘en dan zijn we gelijk weer weg’.

Als Renee haar vader ziet stopt ze de paaldans. Ze kijkt hem verlegen lachend aan: ‘even omkleden, pap, dan ga ik met je mee’.  Tegen de barman: ’ik vind het wel genoeg zo Bob, laat die 100 euro maar zitten’.

Sorry hoor pap, het leek me zo leuk, ik kon de verleiding niet weerstaan’.  Henk is allang blij dat hij haar hier ongedeerd heeft aangetroffen.

‘Als je weer eens zo’n gril krijgt, Renee bel ons dan even.’enk is allang

 

dinsdag 4 oktober 2022

EEN KLAP IN HET GEZICHT (2)

Volgens Laura kan hij niet tegen het gejengel, het gezeur  en de eigenwijsheid van zijn kinderen. Zijn genen laten zich dan gelden. Hij verliest snel zijn geduld en wordt dan agressief tegen de jongens. Hij gooit ze in de box, de wieg, het ledikant en het wandelwagentje Ook drukt hij een kussen, net niet lang genoeg, op hun hoofdjes, als ze te lang en te hard huilden.  Teun is dan, allemaal nog steeds volgens Laura, ontoerekeningsvatbaar. Hij bedreigt Laura als zij hierover in de buitenwereld iets loslaat.

Met dit aangetekend schrijven is dus de echtscheidingsprocedure begonnen. Teun heeft het hele epistel nog maar net gelezen, de opengescheurde enveloppe van dat advocatenkantoor ligt nog bij hem op schoot of de bel gaat. Een man die zegt van de politie te zijn staat voor de deur. Hij wil Teun spreken. Dat komt zeer ongelegen maar als Teun dat zegt, is hij verdacht, dus laat hij hem maar binnen.

De politieman in burger zegt tegen Teun: ‘Uw vrouw is gisteren op het bureau geweest en heeft aangifte gedaan: ‘U mishandelt uw kinderen stelselmatig.’

Waarop Teun antwoordt: ‘Beste meneer de politieagent, ik heb gisteren voor het eerst van mijn leven mijn vrouw een tikje in haar gezicht gegeven, omdat ze een vervelende opmerking tegen mij  maakt. Dat had ik nooit mogen doen maar daar is zij blijkbaar zo door gekrenkt dat ze mij nu beschuldigt van kindermishandeling. Meneer, ik verzeker u met de hand op mijn hart dat ik mijn kinderen nooit iets heb aangedaan. Eéns ben ik toevallig thuis als mijn zoontje Jerrie ongelukkig valt. Hals over kop moet ik dan naar het ziekenhuis met die kleine jongen. Maar verder … het enige dat ik heb misdaan is het uitdelen van die tik aan mijn vrouw. U moet háár oppakken. Zij is strafbaar!  Voor die valse aangifte tegen mij.’

Dat zegt Teun waarschijnlijk iets te agressief want de diender staat op, pakt hem resoluut bij zijn bovenarm: ‘Meneer, komt u maar even mee naar het bureau!? Dan praten we daar in alle rust verder.’ Dat verzoek kan Teun natuurlijk niet weigeren. De politieagent duwt en trekt heml mee, in de  richting van de voordeur. De arrestantenwagen staat al klaar. De buren, die inmiddels en masse voor onze woning zijn samengedromd, kijken verbijsterd naar Teuns oneervolle aftocht.

‘Uw vrouw en kinderen zijn uit voorzorg in een ‘Blijf van mijn lijf’- huis ergens in Nederland ondergebracht. Over hen hoeft u zich voorlopig geen zorgen te maken.’

Van die ene keer, met Jerrie,  wéét Teun zich nu weer te herinneren dat hij een arts maar wat op de mouw speldt over een ongelukje. Dat is die keer dat Laura ‘per ongeluk’ die kleine Jerrie uit haar handen had laten vallen, toen ze hem in de box wilde leggen: met een bloedlipje, een gebroken neusje en  gebroken polsjes als gevolg.

‘Zeg maar dat hij  gewoon wat ongelukkig ten val is gekomen toen hij zijn eerste stapjes maakte op het balkon,’ roept Laura hem na, ‘want anders krijg je van die onnodig moeilijke  vragen.’

Na al die andere ‘ongelukjes’ is Laura zelf steeds met de boys naar het ziekenhuis gegaan. Toen was Teun niet eens in de buurt.

maandag 3 oktober 2022

EEN KLAP IN HET GEZICHT (1)

‘Je mag blij wezen Teun, dat ik al die jaren bij je ben gebleven, uit medelijden, ja en omdat ik je de hand boven  het hoofd heb willen houden maar dat is nú afgelopen……..’ zegt Laura, zijn vrouw, onder de afwas tegen hem. Toen werd het even zwart voor zijn ogen en gaf hij haar een klap in haar gezicht. Haar linkerwang loopt behoorlijk rood aan, er sijpelt wat bloed uit haar mondhoek maar na een half uurtje is er, nadat ze al het sop van haar wang af heeft geveegd,  alweer niks van te zien. Alleen nog een beetje bloed van die tand door haar lip. Ze gilt alsof er een moordaanslag op haar gepleegd is:

‘OEAAAAAAAAAAAAAAAAA’ oorverdovend,  een minuut lang. Niet eerder heeft hij iemand zo’n mep gegeven. Daar is ook nooit aanleiding voor geweest. Ook zijn zonen, Bennie van vijf en Jerrie van zeven, heeft hij nog nooit geslagen.  Zoiets zit gewoon niet in zijn bloed. Misschien is het ook wel van schrik,  dat ze zo gilt.

Des te vreemder is het, dat hij nu, een paar weken na de ‘mep’, een aangetekend schrijven ontvangt van een advocatenkantoor. Laura heeft echtscheiding aangevraagd, omdat hij een gevaar is voor zijn eigen kinderen en nu ook voor haar, gezien zijn agressieve gedrag.  Ze durft de jongens niet meer bij hem alleen te laten 'na een lange reeks van mishandelingen'.

‘Nù mankeren ze even niks’, aldus het schrijven. ‘Alle kwetsuren van de kinderen zijn inmiddels geheeld. Behandelende artsen worden voorgelogen over de oorzaak van de verwondingen. Botbreuken en andere verwondingen zijn dus niet het gevolg van ongelukjes op wintersport, van stoeipartijtjes op school, van het uitglijden in het zwembad,  baldadigheden onder elkaar thuis, onvoorzichtigheid in het verkeer en noem maar op. Neen! Alle kwetsuren en verwondingen zijn toegebracht door hun eigen vader … uit frustratie… in blinde woede.’

'Zohooo, dus ik ben hier in huis dus de kwaaie pier’, lacht Teun wrang. Laura vertelt nu plots een heel bijzondere en andere waarheid. Dè waarheid? Háár waarheid! Aan háár advocaat: al die  nu nog traceerbare botbreukjes zijn het gevolg van Teuns sadistische neigingen!’

Volgens Laura zitten die neigingen in zijn genen. Geërfd van zijn vader. ‘Kampneigingen’ noemde zijn moeder dat, als zijn vader hem weer eens in een vlaag van verstandsverbijstering een stomp in zijn maag verkoopt of hem een bloedneus bezorgd. Zelf zit Teun van zijn negende tot zijn veertiende jaar in Nederlands-Indië in een jappenkamp. En die Jappen zijn niet mis! Hebben geen enkel mededogen met kinderen. Ze laten Teun een middag lang ,in de brandende zon,  met één arm aan een boomtak laten bungelen, omdat hij een eitje pikt uit het kippenhok … tot aan zijn dood heeft hij last gehad van die arm.

(wordt vervolgd)

zondag 2 oktober 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE. (10) MEHRDAT (slot)

Ik leer Mehrdat kennen als ik mee ga doen bij de theatergroep.. Na de repetitie blijven we nog even hangen. Mehrdat vertelt me dat hij in Iran geboren is. Heel bijzonder vind ik het, dat hij lid geworden is van een Nederlandse theatergroep. Het lijkt me niet eenvoudig om in een vreemde taal  toneel te spelen. Zijn  Nederlands is matig maar belet hem niet mee te spelen, mee te denken, mee te doen. En dat nog verbazingwekkend goed ook. De eerste keer dat ik hem ontmoet onderschat ik hem schromelijk. Mehrdat blijkt een bijzonder intelligente, creatieve, nieuwsgierige, doortastende man te zijn. Op die allereerste avond vraagt hij mij al om binnenkort eens bij hem op de koffie te komen.

Of ik hem wil helpen zijn Nederlands te verbeteren, vraagt hij.  ‘Graag’. We doen  grammaticaoefeningen. Lezen boeken. Praten volop met elkaar gedurende onze wandelingen en fietstochten.

In 2013 heeft hij voor ons een vijfdaagse vakantie geboekt naar Gdansk. Het is tot op heden mijn laatste vakantie geweest naar het buitenland.  Mehrdat heeft een super goedkope vlucht geregeld en een zeer betaalbaar en redelijk hotel. Het Poolse weer is dan heerlijk.

Mehrdat is veelzijdig. Hij doet, als het nodig is, bij de toneelclub het llcht en geluid. Elk jaar is er een theatervoorstelling waar we samen in spelen.  We zien elkaar zeer vaak. Met toneelrepetities, Nederlandse les, naar de film, bij elkaar eten … we worden vrienden. Hij is een uitstekende kok.  Ik heb verschillende keren bij hem meegegeten, mijn toenmalige echtgenote  Carola ook. Vraag me niet wat we precies bij hem aten, dat heb ik niet onthouden.  Het is in ieder geval heel lekker. Hij eet ook geregeld bij Carola en mij mee.

In 2011 gaan we  naar het (IFFR) Internationaal Film Festival Rotterdam. We zien films uit de hele wereld maar Mehrdats belangstelling gaat vooral uit naar de film ‘A Separation’ van de Iraanse regisseur Ashgar Farhadi.. Mehtdat staat in de bios lang te praten met de regisseur van de film, die bij de vertoning aanwezig is. De film maakt diepe indruk op hem. Hij heeft het er vaak met mij over de film met harde kritiek op het Iraanse bewind.

Als ik hem medio 2015 zeg dat Carola van me wil scheiden, (omdat ze niet  gelukkig is) biedt hij me meteen een kamer aan in zijn huis.  Als ik nog maar net een week bij hem inwoon zegt Mehrdat dat hij met Carola gaat praten .. een poging om de relatie te herstellen  De scheiding blijft definitief. Ik verblijf in totaal vier maanden bij hem in huis. Van die vier maanden is Mehrdat er drie in Iran. Ik krijg na vier maanden een huurhuis toegewezen. Mehrdat is mijn grote steun en toeverlaat in die verhuistijd. Zonder hem had ik me geen raad geweten.

Nog niet zo lang geleden is mijn vriend Mehrdat overleden. Ik zal hem nooit vergeten. Dagelijks word ik aan hem herinnerd door de prachtige kast in mijn woonkamer. Een zeer originele kast in de vorm van een contrabas. Die heeft hij speciaal voor mij gemaakt.

  

zaterdag 1 oktober 2022

VRIENDSCHAP? EEN ILLUSIE (9) GER.

In de zeventiger jaren van de vorige eeuw werk ik een aantal jaren in de Rotterdamse Stadsvernieuwing. In de wijken Crooswijk, Spangen en het Oude Noorden. Er moet een heleboel gebeuren in die wijken. Woningen moeten worden gesloopt, andere gerenoveerd en er zijn vele nieuwe woningen nodig. Sinds de Tweede Wereldoorlog is er nog verdomd weinig verbeterd aan de woningen in die wijken. Zeer tot onvrede van de buurtbewoners. De verbeteringen komen niet zomaar aanwaaien … bewoners moeten er harde actie voor voeren. Pas dan gaat de gemeente aan de slag. Er worden projectbureaus opgetuigd om plannen voor de wijk (en de bewoners) uit te werken.

De bewoners hebben inspraak ik die plannen en om bewoners daarbij te ondersteunen wordt een organisatie in het leven geroepen die in elke wijk weer anders heet: wijkorgaan Crooswijk, actiegroep Oude Noorden, bewonersorganisatie Spangen. Alle organisaties hebben een ruimte voor het houden van bewonersvergaderingen en een secretariaat met de noodzakelijk faciliteiten. Daar werken door de gemeente betaalde ambtenaren, die hun opdrachten krijgen van de buurtbewoners. Doorgaans zijn daar werkzaam een opbouwwerker, een extern deskundige (bouwkundige), een sociaal begeleider en een (financieel) administratief medewerker.  In die laatstgenoemde functie werk ik gedurende 24 uur per week.

Door Simon, de  opbouwwerker van Crooswijk, word ik gevraagd om de vertrekkende administratievo op te volgen. Ik werk dan bij het Anker, het club- en buurthuiswerk in Crooswijk. Simon en ik kennen elkaar goed van de CPN en dat is de reden waarom hij mij dat baantje graag toevertrouwd. Rinus werkt al jaren in Crooswijk als extern deskundige, is populair bij de bewoners. Hij heeft met succes samen met bewoners al de nodige hobbels genomen: enkele nieuwbouwprojecten zijn gerealiseerd en bestaande huizenblokken gerenoveerd. Ook Wim werkt sinds mensenheugenis in Crooswijk. Hij is niet meer zo gemotiveerd en beseft dat hij beter wat anders kan gaan doen. hij is sociaal begeleider. Het duurt nog wel even eer Wim wat naar zijn zin vindt. Hij wordt docent ‘Sociale Begeleiding in de Stadsvernieuwing’,  op de Sociale Academie. Veel jaren praktijkervaring heeft hij in dat vak opgedaan.

In de Volkskrant komt een advertentie en bijna twee maanden  na het vertrek van Wim, stapt de nieuwe sociaal begeleider binnen: Ger Huizingh, een Rotterdammer in hart en nieren (nou ja? uit Zuid …!?) en fervent aanhanger van de PVDA. Hij werkt zich snel en goed in; wordt zeer gewaardeerd door de Crooswijkers.

Ik kan het goed vinden met Ger. De samenwerking is goed en we praten gezellig over foebele, film, actualiteiten en vrouwen. We gaan samen naar De Kuip en naar goeie films: ‘Dressed to kill’ onder andere (Angie Dickinson!). Ik eet bij hèm mee. Hij bij òns, bij mijn vrouw, Carola en mijn zoontje Aard, dan nog een kleuter. Maar helaas aan alles komt een end . Ook aan Gers dienstverband bij ons.  Simon, onze opbouwwerker, heeft het er met Ger over, om mij te vragen naar de functie van sociaal begeleider te solliciteren. Dat zou voor mij financieel en inhoudelijk een behoorlijke vooruitgang betekenen, als ik zou worden aangenomen tenminste. Maar Ger wil beslist niet dat ik gevraagd word. Mij komt dat pas veel later, via Simon,  ter ore.

Van Ger zelf heb ik er nooit een woord over gehoord. Wat vriendschap leek, werd helaas een illusie.