Van mezelf zou ik absoluut niet durven zeggen dat ik een durfal ben. Integendeel. Zo af en toe kies ik voor een moedige actie en dan opeens durf ik niet meer door te zetten.
Zo heb ik eens de moed opgevat van de hoge duikplank te
duiken. Halverwege de trap naar de ‘hoge duik’ bedenk ik me: volgende keer duik
ik … nu ga ik springen. Op het randje van de sterk verende duikplank lijkt ook
dat niet zo’n goed idee. Ik spring toch ook maar niet. Er is wel flink wat moed
voor nodig om me, blauwbekkend en bibberend van de kou, langs de lange rij spottende,
stoere jongelui naar beneden te wurmen.
Op deze laatste moedige daad kan ik allerminst trots zijn.
Vrij risicoloos spring ik daarna vanaf startnummer een, zo
ver mogelijk bij de hoge duik vandaan, in het zwembad om twintig baantjes
schoolslag te zwemmen. Twintig baantjes
van vijfentwintig meter. Baantjes die ik nodig heb om de onrust in mijn lijf kwijt
te raken van mijn ondoordachte hoge duik avontuur. Over die twintig risicoloze
baantjes doe ik gemiddeld tussen de dertig en vijfendertig minuten. Voldoende tijd
om na te gaan hoe het toch komt dat ik ineens zo lafhartig besluit om niet te
springen …..waar ben ik ineens zo bang
voor…… wat is het ergste dat me kan gebeuren?
Ik ben bang dat me onderweg de adem wordt benomen door de
snelheid waarmee ik van de hoge duik in het water plons. Of dat ik te lang
onder water blijf, dat ik verdrink. Misschien knal ik bovenop iemand, die
toevallig net op de plek zwemt waar ik het water terecht kom, waardoor ik en
die andere zwemmer gewond raken. Ook kan ik hard met mijn kop op de bodem van
het zwembad terecht kunnen komen waardoor ik buiten westen raak of mijn nek breek.
Ik wil er niet aan denken dat ik me mijn leven lang in een rolstoel moet voortbewegen.
Zo rustig en tevreden min baantjes zwemmend, krijg ik er een
steeds beter gevoel over dat ik toch maar besloten heb om noch te springen noch
te duiken van de hoge duik. Waarom is het eigenlijk nodig om van drie meter
hoogte in dat water te springen? Het
water spat er alleen maar hoog van op. Er ontstaat een irritant hogere golfslag
en iedere zwemmer moet met een boog om de plek heen waar duikers of springers
in het water plonzen. Afschaffen die hoge-duik, dat onding….bedenk ik me als ik
met baantje dertien bezig ben. Vlakbij me springt, luid lachend, een kind van
de rand van het zwembad … boven op mijn rug. Hij wilde een bommetje maken, zegt
hij later. Hij excuseert zich, dat hij niet goed heeft uitgekeken.
Met moeite hijs ik me uit het water …..gekneusde ribben,
voel ik. Tja, in een zwembad zit een
ongeluk in een klein hoekje.