dinsdag 30 augustus 2011

Het is nu eenmaal zo

Ze zijn nu ruim 21 jaar getrouwd. Een saai stel. Dat weten ze zelf ook wel. Net als hun buren, hun kinderen, familie en collega’s. Het is nu eenmaal zo. Ze zijn saai. Nou ja, ‘ze’, eigenlijk is vooral hij bijzonder saai. Het is wel een vriendelijke man, maar oersaai. Er gaat niks van hem uit. Werken, dammen, journaal kijken, slapen op de bank en helpen bij het eten klaar maken. Dat is het wel zo'n beetje. En om dat zij te veel naar zijn pijpen danst, denkt iedereen, dat zij net zo saai is als hij maar dat is helemáál niet zo. Want als zij samen met haar collega's is,  kan ze echt helemaal los gaan: Madonna imitaties, paaldansacts en opwindende stripteases.  

Ze werken allebei op het stadhuis. Hij zit bij de beveiliging. Zij werkt op de afdeling burgerzaken. Half negen moeten ze beginnen. Hij zet de wekker op zeven uur. Dan wekt hij haar. Ze geven elkaar een ochtendkusje en terwijl zij doucht, zich aankleedt  en opmaakt, gaat hij een ontbijtje maken voor hun beiden. Altijd: boterhammetje jam, boterhammetje honing, kopje thee. Voor allebei precies hetzelfde. Daarna gaat hij zelf nog even onder de douche, doet een poepje (want buitenshuis poepen lukt hem niet) en trek zijn zwarte uniform aan.
Om tien voor half negen stappen ze de deur uit en lopen (innig) gearmd naar  hun werk. In het stadhuis scheiden hun wegen. Eerst nog een afscheidskusje en tot slot geeft hij nog een schalkse tikje op d'r bibs. Altijd hetzelfde! Moet toch kunnen, vindt hij.   Zij houdt er niet van. Zeker niet zo kort bij haar werkplek. Maar ach, zo’n tikje, wat schuilt daar voor kwaad in, schijnt hij te denken. Iets van haar wrevel voelt hij wel degelijk. 
Lunchen  doen ze altijd samen in de stadhuiskantine. Altijd eerst even de lunchkusjes. Dan bestelt hij één uitsmijter ham en hij pakt  twee borden en twee sets bestek.  Karnemelk drinken ze erbij. Een zo'n uitsmijter is wel genoeg voor met z'n tweeën, toch?

Luchtkusjes geven ze elkaar bij het weerzien aan het einde van de werkdag.
Even samen naar de super. Vanavond eten ze peentjes met  vis. Zij zegt dan wel eens gekscherend: ‘Ohhh, lekkerrrrrrrrr, veentjes met pis, hihi.' Ja, en daar houdt hij nou weer helemaal niet van, van dat soort flauwe grapjes. 
Als ze om zes uur thuis zijn maken ze samen het eten klaar. Om zeven uur hebben hun maaltijd achter de kiezen. Dan even afwassen en de krant lezen. Na het acht uur journaal wordt de spelletjesdoos uit de kas gehaald. Vanavond is het zijn beurt. En zij weet al precies wat hij gaat kiezen: dammen … Gat-ver-dam-me! Ze zal hem er maar geen pijn mee doen: in haar gedachten schreeuwt ze het uit:’Gàtverdàmme!’ Het maakt haar niet uit dat hij altijd wint maar hoe hij het speelt. Zijn slappe peutervinger met rouwrandnageltje beweegt zich traag naar die damschijf en schuift de steen dan een beetje aarzelend naar links, naar rechts, naar voren ….gàt-vèr-dàm-me. De kwelling spuit uit haar ogen. Hun avond is snel voorbij. Tien uur: het tandenpoetsmoment en dan hupsakee het mandje in. Zo af en toe heeft ze het er wel eens voorzichtig met hem over: of ze misschien eens wat minder saai zouden kunnen leven. Hij weet niet eens waar ze het over heeft. Hij vraagt ook niet door en zij heeft het er verder ook niet meer over.

‘Wil jij nog iets bijzonders voordat je gaat slapen, schat?’vraagt zij
‘Ja, ik zou wel weer eens een keertje lekker gepijpt willen worden. Dat is toch mijn beste slaapmutsje.' 
‘Ga er dan maar eens lekker voor liggen,  knul. Je weet, we hebben hier geen uren de tijd voor, hè? Morgen is het weer vroeg dag. Ontspan je. Nou zeg, die piemel van jou weet ook niet van ophouden.’
'Het was lekker, hoor. Kan ik jou misschien ergens mee verwennen, schat?'
‘Nee hoor, dat is niet nodig. Ga jij maar lekker slapen. Ik help mezelf zo wel, schat. Dan val ik daarna als een roosje in slaap, zeker weten.’
Tsja, zo gaat het daar nu eenmaal.

vrijdag 26 augustus 2011

Deejay

Radiozenders. Ik hoor ze alleen als ik op de sportschool ben. Thuis ben ik de afgelopen veertig jaar niet op het idee gekomen de radio aan te zetten. Nieuws en info haal ik wel uit kranten, tijdschriften en tv. Voor die tijd luisterde ik wel graag naar Radio Veronica of  Radio London  popzenders met goeie muziek en deejays die je serieus namen. Deejays die je aanspraken als volwassene en niet, zoals tegenwoordig als halve gare puber.
In de sportschool vult de radio hard en meedogenloos elk hoekje elk gaatje met een giga hoeveelheid decibels.

Het zou me niet verbazen als ik vele kilo’s zou verliezen door alleen maar stil,  midden in de fitness-ruimte te blijven staan. Alleen al het geluid trilt met gemak de nodige grammetjes vet uit mijn lijf. Maar daar kies ik niet voor. Ik ga naar het roeiapparaat. Een half uurtje cardio.

De deejay brengt een stukje wereldnieuws: over Syrië, dat land waar het leger met tanks en mitrailleurs op zijn eigen burgers schiet:
een kritische cartoonist is door de geheime dienst van Assad, de president van Syrië, opgepakt. Hij is gemarteld; zijn vingers zij gebroken en hij is als oud vuil langs de weg gesmeten. Daar werd hij gevonden. Hij was nog in leven.

Het lijkt alsof de deejay dit schokkende nieuws leest voor een groep baldadige peuters of dronken pubers. Alsof het iets verrassends lolligs is. Voor de deejays lijkt alles feest. Zelfs deze gruwelijke marteling wordt gebracht als een smakelijk hapje; een feestje. Als het enigszins kan, maken ze er nog een leuke quiz van:
‘Hoe heet deze gemartelde cartoonist ha, ha, ha? Voor de eerste beller met het goede antwoord ligt er een Manicuur Arrangement klaar bij ‘Sweety soft’ met filialen door het hele land.’

Zou er nou nooit eens iemand tegen zo’n deejay zeggen dat ie een toontje lager mot gaan zingen? Zouden ze niet gecoacht worden? Ik zal toch niet de enige zijn die me als kleuter aangesproken voelt door zo’n schreeuwlelijk.

Ik hoef niet zo nodig te fitnessen met die teringherrie. Met Bram, de sportschool schoonmaker, praat ik er wel eens over. Hij klaagde tegen mij ook al eens over pijn aan zijn oren van die muziek. Ik zeg tegen Bram:
‘Nou, jij weet toch wel waar die tuner staat?’
‘Ja, dat wel.’
‘Nou, dan trek je toch gewoon de stekker er uit en dan knip je hem een paar keer door.’
‘Ja, kan ik  proberen maar die draad ga ik niet doorknippen, ik leg hem er gewoon naast’  zei Bram, ‘dan zie ik wel hoe het loopt; hebben we in ieder geval even rust.’

Vandaag kom ik de sportschool: een weldadige rust en stilte. Ik hoor het heffen en neerkomen van de halters; het machtige gekreun na de intensieve sportprestaties; alleen uit  de spinning- en zumbaruimte klink de muziek  nog onnodig hard. Daar moet Bram morgen nog maar eens wat aan doen. Maar voor Bram is er geen morgen meer. Althans niet in deze sportschool.  Aan de koffie hoor ik dat hij Bram er uit gefikkerd is. Ontslagen omdat hij de stekker uit de tuner getrokken heeft. Hij is verraden door de receptioniste. Zij zag het hem doen; hij stond het snoer nog door te knippen boven de vuilnisbak. De baas belde hem en zei dat ie kon gaan. Bram snapte het wel.
De receptioniste kan pas om half tien in de snoertjeswinkel terecht voor een nieuw snoertje. Tot die tijd geen muziek in de sportschool.


Nu blijkt dat veel sporters niet kunnen of niet willen sporten zonder muziek. Zeventien liepen er een beetje bozig weg.  Ik zal eens gaan praten met de leiding van de sportschool over de vraag of ze een 'stilte dag' willen inlassen; een dag per week een stille sportschool. Heerlijk lijkt mij. 
Ook heel belangrijk natuurlijk is, wat mijn medesporters hier van zullen vinden. Want misschien ben ik wel de enige.

dinsdag 23 augustus 2011

Weer

Over het weer kan ik dit jaar beter niks schrijven, toch? Of hooguit één keertje? Nou vooruit dan maar, want als het ergens op de wereld klote weer is dan is het wel in Nederland anno 2011.  Vandaag, ik schrijf dit maandag 22 augustus, zou het een prachtige zomerse dag worden met temperaturen oplopend tot 27 graden. Maar nee. Even schijnt het zonnetje……(zonnetje: duizenden malen groter dan de aarde!!), dan komen de wolken en wordt het wordt allengs steeds frisser. Vervolgens gaat er ook nog ineens een koel windje waaien. Beetje herfstachtig wordt het. Alleen vallen de bladeren nog niet zo massaal. Ik zit nu in het altijd iets koudere Rotterdam Noord om 12.00 uur is het nu  18 graden; ongelogen. 
Toen ik me hier, buiten in mijn volkstuintje, ging klaar maken om dit stukkie te schrijven, liep ik in mijn (witte) korte broek en in mijn (witte) blote bast: temperatuur toen 24  graden. In no-time was het dus afgekoeld van 24 naar 18 graden. Geloof me: dat is echt niet lekker meer.  Gelukkig had ik zelf nog een temp van 37 graden.18 graden is natuurlijk geen vrieskou maar je verwacht het toch niet in augustus. Ik ben ook veel te optimistisch gekleed………heb natuurlijk geen jasje bij me, geen lange broek. Ik zit  met kippenvel een beetje te bibberen, mijn beenharen, en dat zijn er nogal wat, staan recht overeind; ik kan nauwelijks normaal zitten.

Normaliter vertrouw ik die weerknakker van het NOS-journaal, die Erwin Krol wel. Vandaag heeft hij me flink teleur gesteld.
Mijn vrouw heeft hier op de tuin godzijdank  nog wat kleren hangen. Een jasje, een broekje, met heel erg veel knallende kleuren, echte vrouwenklerenkleuren; beter wat dan niks. Op zich houd ik wel van kleurrijke opvallende kleding maar niet vandaag; niet op de tuin en zeker niet als het pokkenweer is.

Wanneer dit schrijfsel klaar is, zeg ik tegen mezelf:
’Kom ik ga lekker naar huis fietsen; waarom zou ik hier nog blijven?’ Omdat het zou gaan miezeregenen. Daarom. Maar hoe moest ik nou weten, dàt het zou gaan mieze regenen? Het weerbericht meldde daar niks over. Miezeregen, daar word je het natst van. Iedere Nederlander weet dat. Van miezeregen word je het natst.  Dat zegt  ook iedereen tegen elkaar:
‘Jaaaa, het regent.’
‘O, regent het?’
‘Ja, maar pas op hoor! Het miezeregent en dan je weet het toch wel?’
‘Wat weet ik dan wel?’
‘Nou dat je van miezeregen het natst wordt.’
‘O, ja, zeker, van miezeregen, ja, zeker. En ook de daken worden dan nat.’

Nou heb ik al-tijd regenkleding bij me maar toevallig vandaag zaten mijn fietstassen volgepropt met allerlei tuinzooi. Ik had de regenkleding eruit gegooid, want Erwin Krol .......... nou ja..... Er zit niks anders op dan in die kleurrijke kleding van mijn vrouw en die van mezelf, die ik eronder aan had, naar huis te fietsen. Zeik zeiknat. Daar had de miezeregen slechts drie minuten voor nodig.  Nogmaals bedankt Erwin!

Tussen twee haakjes: ’s winters voorspelt Erwin merkwaardig genoeg het weer bijna altijd goed: voorspelt hij sneeuw dan komt er sneeuw; voorspelt hij vorst dan wordt het vorst. Behalve die keer dat er ijzel kwam, daar had Erwin  niks over gezegd. Ik stap de deur uit en lig gelijk plat op mijn bek. Twee snijtanden van mijn bovengebit door mijn bovenlip en aan diggelen. Bloedbad. Sedertdien heeft mijn tandarts lekker verdient aan me. De tandjes zijn nadien, sinds de winter van 1995 al acht keer afgebroken en opnieuw gerestaureerd.
Trouwens nu ik het toch over die weermannen heb. Die nieuwe vrouw van het weer bij het journaal, de dochter van Erwin Krol zal ik maar zeggen, ….ik word he-le-maal gek van dat mens. Ze is een heel leuk verschijning, daar niet van maar ze praat me toch alle jezus snel; voor mij althans, dat tempo kan ik niet echt niet volgen. Ze maakt, terwijl ze haar  tekst afraffelt,  allerhande, onduidelijke, niet funktionele  gebaren: haar bewegingen houden het midden tussen luchtmasseren en dirigeren. Nu eens wappert ze  snel met haar handjes over een soort landkaart om aan te geven hoe lucht, met of zonder regen (grrrrrrrr)  zich verplaatst en dan weer kijkt ze recht de camera in en gaat ze aan het luchtmasseren of dirigeren.
Ze is voor mij dus niet te volgen. Ik vermoed dat ze het zelf ook niet volgt: ze zegt een uit haar hoof geleerd lesje op.


Nu ik, deze zomer, noodgedwongen in Nederland bivakkeer, valt het me allemaal zo vies tegen zowel die onbetrouwbare weersvoorspellers als het abominabele weer.
Wat hebben we hier nou aan het KNMI? Niks toch?
Dus wat dat betreft zouden we het geld voor Erwin Krol, zijn dochter en het KNMI   beter eens een tijdje aan iets zinnigers kunnen besteden: bijvoorbeeld aan pannenkoeken bakken voor eenzame, armlastige ouderen in armetierige verzorgingsinstellingen; (ik noem maar een zijstraat). Dan kunnen die mensjes, ook al is het maar kort, genieten van een zonnetje in hun verder zo miezerige leven. Ja toch zeker? Niet dan? 

donderdag 18 augustus 2011

Een openhartig gesprek



Vandaag praat ik met mijn buurman Halle (61).

 Waarom, Halle, vertoon je je nu eens als een net heertje en dan weer als een soort clochard. Nù dat iele paardenstaartje bijvoorbeeld. Kort geleden liep je nog met een warrige ‘krullenbol. Nu ben je weer glad geschoren. Allemaal moeilijk te rijmen, hoor! 

 Je pakt meteen wel lekker uit.

 Welnu Halle, reflecteer eens op je wisselende ‘haardracht’ .

 Ja, ik kies steeds voor een andere haardracht; als je kaal tenminste ook een ‘haardracht’ wilt noemen. Die kale kop kwam vrij impulsief tot stand. Het begon in  2001 in de TGV op weg naar Avignon. Ik stelde me voor hoe mijn hoofd er zonder haar  uit zou zien. In mijn hypomane optimisme, zag ik er zo kek uit. Beter dan met dat kortgeknipte grijze kransje op mijn hoofd.

 De hotelkamer in Lyon had een ruim ligbad. Precies wat ik nodig had. Ik onthaarde daar niet  alleen mijn hoofd. Ook de rest van mijn lijf. De details zal ik je besparen.    

 Goed en toen was je helemaal kaal, Halle. Je stapt Lyon in en van alle kanten komen lieftallige Franse dames aangerend, roepend: ‘Oooooh, kijk daar nou toch eens een allemachtig leuke kale man!’ Je moet het op een lopen zetten om niet door ze verpletterd te worden.

Proef ik hier enig sarcasme?  Natuurlijk gebeurde dat niet! Heb jij wel eens gezien dat vrouwen in katzwijm raken van een kale vijftig plusser? Nee toch zeker?Ik leek iets jonger.   

 En ... je naaste familie ... laat me raden ... ze lachten je uit?

Mijn echtgenote kwam haast niet meer bij, toen ze me voor het eerst sinds ons trouwen zonder schaamhaar zag. Ik moest zelf ook wennen. Zij vond het zonde van mijn weelderige krullenkop. Daar was ze destijds verliefd op geworden. 

Die hele ‘ontharingsoperatie’, vindt plaats in een hypomane episode. Ik denk dan stilletjes extreem veel aan ‘ontharen’. Vergeet het zo af en toe ook wel weer. Bedenk me hoe ik het ga aanpakken. Het is een geheim. En dan ineens hoeps ... doe ik het en  zit er een kale man in dat hotel.

 We hebben tot nu toe alleen over uw kaalheid gesproken. Laten we eens wat afzakken  naar uw kleurrijke schoeisel. Voor een vrouw niks bijzonders. Bij u lijkt het een schreeuw om aandacht.

Wat is daar er mis mee? In feite is hier preciesn hetzelfde aan de hand: voel ik me licht, zit ik lekker in mijn vel, dan  pak ik mijn rooie schoenen. Op paars en zwart loop ik alleen als ik me zwaar kut voel. Wit draag ik alleen in de gym.

En dan je flamboyante kleding. In sommige kringen herinnert men u zich als de man die nog uit de kast moest komen? Deert u dat niet?

Nee, allerminst. Van jongs af word ik voor homo aangezien. Snap ik. Ik gedraag me soms nichterig. Vind ik leuk. De moeder van mijn vriend, Stef, wilde niet dat hij met me omging. Stef en ik waren toen veertien. Volgens de moeder van Stef was ik een mietje. Haar zoon mocht niet zo worden.

Als ik depressief ben gêneer ik me vreselijk over hoe ik me gedroeg in mijn hypomanie. Maar ook de gêne daarover is zo weer verdwenen. 

Halle, hartelijk dank voor dit openhartige gesprek.

 


maandag 15 augustus 2011

Chaos in m'n kop

De nu vijfenzeventig jarige Tonia mag wel de bekendste inwoner van onze wijk genoemd worden. Iedereen kent háár; zij kent iedereen. Ze is trouwens de moeder van Rina, de vrouw  over wie ik onlangs schreef: mijn neerslachtige  overbuurvrouw, die altijd gehuld is in het zwart. Moeder Tonia doet he-le-máál niet aan wat voor mode dan ook. Zij kleedt zich in de meest onmogelijke combinaties. Het liefst loopt ze zowel in, als  buitenshuis op pantoffels en geitenwollen sokken. Met een lange broek of nylons heb ik haar nog nooit gezien: wel in lange soepjurken met daar overheen een bruin of grijs herenvest.

Tonia is het tegendeel van dochter Rina. In haar jonge jaren babbelt Tonia zeker met zo’n vijftig mensen per dag op straat. Haar dochter maakt nu hooguit met één voorbijganger per week een kletspraatje. Meer dan genoeg voor haar.
‘Er is al chaos genoeg in mijn kop,’ zegt Rina.

Vreemd genoeg zegt moeder Tonia, dat het ook bij haar nogal chaotisch is in haar hoofd,  maar voor haar zijn die talloze gesprekjes juist dè manier om die chaos in haar hoofd even buitenspel te zetten. Zeker vijftig gesprekjes per dag, logisch dat Tonia regelmatig verzucht dat de dag voor haar te kort duurt.

Niet alleen de wijkbewoners kennen haar, ook bij politici en zelfs enkele burgemeesters is ze bekend. Die komen bij haar op de koffie. Gewoon alleen maar koffie drinken, want Tonia is nooit een uitgesproken politiek figuur geweest. Zo onder een bakkie leut met de burgemeester, liet ze zich wel eens iets ontvallen, bijvoorbeeld over een net, groot gezin in de buurt, dat  zowel slecht als klein behuisd was.
‘Dat kan toch niet, hè André,’ (ze mocht die burgemeesters bij hun voornaam noemen) daar moet toch wat aan gebeuren! En de enige die daar snel wat aan kan doen ben jij toch,’ zei ze dan tegen André, de burgervader. Ze lacht haar enig overgebleven tand bloot, knijpt haar oogleden, waarop één grote wrat en vele kleine wratjes dicht,  en geeft hem een joviaal zetje met haar schouder.
Hoe afstotend Tonia er in feite ook uitzag, haar charme leed er nooit onder. Met haar vriendelijk uitstraling en jarenlange inzet, kreeg ze ontzettend veel gedaan bij de hotemetoten op het stadhuis; voor mensjes in onze buurt die het heel erg nodig hadden. 
‘Ik kan niks beloven, Tonia, ik ga niet over de verdeling van huizen,’ zei burgemeester André dan, maar in negen van de tien gevallen zat dat gezin toch mooi binnen een maand in een passende woning.   
Ook als een buurtgenoot  even krap bij kas zat, weet ze wat geld voor hem los te peuteren bij de kerk, ze is helemaal niet gelovig, eerder religieus maar toch. Van alcoholisten of anderszins verslaafden moest Tonia niks hebben. Ze stond wel altijd klaar voor de gezinsleden, die te lijden hebben onder die verslaving.
Uit de hele wijk komen mensen regelmatig met dozen en zakken met oude maar nog goed draagbare kleding bij Tonia aanzetten. Zij kijkt wel eerst nog even of er wat voor haar bij zit, dat legt ze apart en de rest brengt ze dan naar het wijkpastoraat ofwel de kerk en van daaruit wordt de kleding weer verkocht.  Van de opbrengst kunnen dan weer wat mensen geholpen worden.

Tegenwoordig rijdt Tonia rond in een scootmobiel; zo’n soort voertuig krijg je niet zó maar. D’r benen zijn helemaal op. Ze zit nu voornamelijk thuis. Rina wil zo af en toe nog wel eens met haar moeder een rondje maken door de wijk. Zij stelt alleen de uitdrukkelijke voorwaarde, dat haar moeder onderweg niet Jan en Alleman aanklampt om een praatje mee te maken.  Goed, daar houdt ma zich keurig aan. Alleen: bijna alle voorbijgangers die ze tegenkomen zijn bekenden van Tonia, die kletsen dus gewoon tegen haar aan. Wordt zo’n rondje door de wijk toch nog een verzoeking voor Rina. 

vrijdag 12 augustus 2011

Zwart

Rina woont tegenover me. Ik woon op de tweede, zij op de eerste verdieping. Tussen onze woningen zit ongeveer honderd meter: een speelterreintje met wipkippen, een klimgiraf, een zandbak en een  voetbalveldje. Verder rozenstruiken en een paar bomen, kastanjes vooral. Op een dag als vandaag speelt er geen kind. De meesten zijn op vakantie (Marokko, Turkije vooral) en de kinderen, die nog niet op vakantie zijn, zouden wel gek zijn om nu in de regen te gaan spelen. De enige die hier spelen zijn vogels. Halsbandparkieten vooral. Luidruchtige krijsen ze. Vliegen van boom tot boom. Sommigen  buren zijn dol op die lawaaischoppers. Overvoeren ze met fruit en nootjes, geregen aan een touwtje, opgehangen aan een boom in hun tuin. Zo raken we die schreeuwlelijkers natuurlijk nooit kwijt.af.  

Terug naar Rina. Zij weegt dik honderdvijftien kilo, bij 1,70 m. Daar moet dus hoognodig wat vanaf. Vindt ze zelf ook.
‘Minstens dertig!’ zegt ze. ‘ Voorlopig wil ik daar even niet aan denken. Ik heb wel wat anders aan mijn kop.’ Ik kom haar hier in de buurt vaak tegen. We kennen elkaar zo’n dertig jaar. In al die jaren is ze niks veranderd.
Van kletspraatjes op straat houdt ze niet. Met Rina praat je ook niet. Naar Rina kan je eigenlijk alleen maar luisteren. Ze begroet je en dan is ze pakweg tien minuten aan het woord over haar depressie, over haar dochter, die net bevallen is van een ( dood) meisje, over haar zoon, die de hele dag in zijn nest ligt te stinken, omdat hij toch niet aan het werk komt, over haar mislukte zelfmoordpoging, over haar smetvrees en tenslotte over haar principe: 'Geen mensen over de vloer. ... Behalve zeer nabije familie dan'.   

Ik kom zelf net terug van de markt. Op op zo’n dertig meter komt Rina me tegemoet. Heeft ze behoeft aan een kletspraatje dan zwaait ze al van verre. Maar nu gaat haar koppie naar beneden en haar hand zoekt iets in haar jaszak. Haar mobieltje. Ze gaat, wel of niet namaak, een gesprek aan met iemand. Ze wil dus duidelijk niet tegen mij aan lullen vandaag. Ik had het kunnen weten want ze praat alleen tegen mensen die in het zwart gekleed zijn, heeft ze zich wel eens laten ontvallen. Zelf is Ria ook altijd in het zwart. Altijd keurig. Vandaag liep ik er blijkbaar veel te kleurrijk bij in mijn kaki broek, paars t-shirt en oranje jasje. Daar gruwt ze van, van die carnavalesk gekleurde kledij.  

Rina werkte als winkelmeisje bij onze slager. Aan mijn zonen, kleuters toen nog, heeft ze vaak gevraagd of ze een stukje wordt lustten. Een vrolijke veel te mollige lieverd. Zo’n type bij wie je het niet ziet of ze nu wel of niet zwanger is. Iedereen was dan ook stomverbaasd dat er ineens een Kevin was, haar zoon. Wat een schat, echt zo’n lief zachtaardig mannetje; zo een  maak je maar zelden mee. Soms een driftkikkertje, dat wel.

Jaren later las ik in de krant dat ene K. van K, 15 jaar oud, in onze winkelstraat iemand had doodgeschoten. Had met een drugsdeal te maken. Mijn oudste zoon, die van Kevins leeftijd is, zei dat Kevin inderdaad de dader was. Het zal je kind maar wezen. Twaalf jaar moest hij de bak in. Hij is nu net weer een half jaartje vrij.  Dag in dag uit ligt hij in zijn nest. Bij zijn moeder  

Rina kan het niet bolwerken. Ze gaat slaappillen verzamelen. Ze wil d'r een eind aan maken met haar verzamelde pillen. Haar jongste kind, dochter Leana, had geen halve minuut later moeten komen. Terwijl haar maag werd leeggepompt kwam Rina al weer  bij haar positieven. Dan schaamt ze zich zo.. De eerste uren is het alleen maar huilen:
‘Wat ben ik toch voor een kut-moeder.’
Als oma lijkt ze wat te moeten goed maken. Elke maandagochtend slooft ze zich uit en bezoekt ze het grafje van haar kleindochtertje. Een bloemetje en een kaarsje laat ze daar achter. 

maandag 8 augustus 2011

Prinsheerlijk geslapen

Het was lang geleden, dat ik zo heerlijk geslapen had. Ik móést weten hoe dat kwam. Wat had ik gisteravond anders gedaan dan anders?Niks bijzonders eigenlijk. Koffie. koek,pilsje,nootje. Jaaa, het NOS journaal: was heel gruwelijk om  te zien hoe Israël de Palestijnen aan het uitroeien is. Met drones en tanks. Lekker laf!! Absoluut geen lekker-slaap-tv.

Verder zag ik op tv het programma  ‘Ze is van mij’ Mannen praten over hun ervaringen met vrouwen. Johan Derksen, Rene van der Gijp, Gerard Joling en Freek de Jonge. Zij verklappen o.a. of ze ‘billen- of ‘borstenmannen’ zijn. (ik persoonlijk ben overigens een fervente tietjes-man). Met hoeveel vrouwen ze geneukt hebben in hun leven (ik persoonlijk: 8) en of ze, àls ze zijn vreemd gegaan dat ook eerlijk opbiechten (ik persoonlijk: beter van niet).. Nou daar gaat dat dus over. Het zou best eens zo kunnen zijn dat ik van dit programma beter ga slapen, ja. 

Op de site Bridge Base Online bridgede ik een uurtje met ene Gwonnie009. Ik weet niet eens of dat een ‘hij’ of een ‘ij’ is. Waarschijnlijk is het ook niet eens zijn/haar werkelijke naam. Hoe dan ook: we zijn een goed bridgepaar. Als ik goed gespeeld heb, chat zij/hij naar mij: ‘wdp’ wat betekent:‘well done partner’ en dan chat ik naar Gwonnie009:‘u2;tksg’, wat  betekent ‘jij hebt het ook goed gedaan, hoor! Bedankt Gwonnie009’.  Het zou dan ook best eens kunnen wezen dat ik hier lekker op sliep.

Maar natuurlijk! Dat ik daar nu pas aan denk! Wat stom! Mijn splinternieuwe pyjamaatje. Zeeman; 12,99 euro. Potjandosie, wat een heerlijke pyjama . Die grijze broek. Dat shirt met smalle grijs-wit-groen-zwarte strepen over dwars. Tsja.

Gek hè?! ik kon mijn oude pyjame niet zomaar plompverloren afdanken. Die heeft in di tien jaar heel wat! Dat is niet in z'n koude kleren gaan zitten. Vele nachten was hij erbij. Absorbeerde liters nachtmerrie-zweet. Plette  ik talloze muggen. Zo  af en toe zag hij mij van zeer nabij de liefde bedrijven of masturberen.  

Hij was nu ook wel aan vervanging toe. Zweetgaten onder de oksels, het door de nadruppelende urine verschoten kruis van de piyamabroek ... het bijt en slijt daar allemaal. Die broek helemaal. O gottegottegot. Hij zakte sowieso al van mijn kont, met  dat slappe elastiek.

Ik vond het sneu om die ouwe pyjama zo rücksichtslos weg te mieteren. Een lekker sopje daarna netjes verknippen, als dweiltje of  doekje om een fiets mee schoon te maken. Maar dat wilde niet horn. smerig!v  Haar fiets wilde er al helemaal niets van weten.