vrijdag 5 augustus 2022

WERK IS NIET ALTIJD LEUK.

 

Zullen we eerst effe lekker neuken?’ vraagt Bert ondeugend aan zijn naaste collega Marja. De werkdag is nog maar koud begonnen. Marja is met stomheid geslagen. Vol afschuw kijkt ze midden in zijn van begeerte kwijlende kop … met zijn waterige, begerige oogjes. Hij doet nu wel nèt of het een geintje is … maar ze weet dat hij haar pakt als ze hem ook maar een millimeter de ruimte geeft. Marja loopt naar de telefoon en zegt; ‘Bert, mij heb je … ik ben zo geil als boter … kom maar op … alleen … ik bel eerst effe je vrouw even om te horen hoe zij er over denkt.’. O. zij vindt het prima,’ zegt hij lacherig.

‘Dan weet je vrouw zeker ook van jou en Eveline?‘ vraagt Marja. Hij verschiet van kleur … weet even niet waar hij het moet zoeken. In het bedrijf zingen niet zulke frisse verhalen rond over Bert en Eveline, een vroegere groepsleidster hier. Bert en Eveline schijnen met grote regelmaat  ’s avonds samen te hebben overgewerkt v oor, zeg maar, de noodzakelijke handmatige correcties … daar werd gepeesd bij het leven, gezien de met vele verfrommelde tissues gevulde prullenbak.

Bert is de énige applicatiebeheerder binnen het bedrijf. Stom van want hij is er vaak afwezig. Een vervanger had er natuurlijk al lang moeten zijn. Maar Bert is degeen die zijn vervanger moet opleiden Dat gebeurt dus niet. Deze man is helaas te lomp, ongeduldig, oncollegiaal, asociaal, egoïstisch, dom,  onhandig en mist nodige vaardigheid en motivatie om in alle rust een collega c.q. een  vervanger in te werken.

En dus … als hij na een ziekte  weer aan het werk gaat of met een mooi kleurtje terugkeert van een vakantie in Thailand, Mallorca of Curaçao, liggen er altijd stapels werk te wachten op hem.

Elke ochtend, voordat hij aan de slag gaat, voert hij een klein Bert-showtje op. Hij geeft dan álle aanwezige collega’s een handje en mompelt: ’goedemorgen’. Marja walgt van dat harige, kleffe, vlezige, warme handje en de nabijheid van zijn glibberige oogjes … kotsmisselijk wordt ze van zijn stankmix bestaande uit: (oud) zweet, verkauwde knoflook, zware shag-adem en ondermaatse Kruidvatdeodorant. Sommige collega’s moeten niks hebben van deze Bert-act. Marja bijvoorneeld wacht in het belendende winkelcentrum op een seintje van de afdeling, dat hij klaar is met zijn ‘enge handjes geven’ en gaan dan pas naar kantoor.

Bert gaat na zijn act gelijk noest aan het werk. Collega’s mogen uitsluitend tussen 4 en 5 uur met vragen bij hem aankloppen. Wanneer hij daar toch gewoon geen trek in heeft, is hij wel zo bijdehand om net te doen alsof hij een heel belangrijke opdracht heeft van de directie. Of hij zegt doodleuk, dat hij toe is aan een sigaretje … en na zijn rookpauze is het de hoogste tijd voor hem om naar huis te gaan  bijvoorbeeld.

‘Morgen weer een dag nietwaar? ‘ pleegt hij dan te zeggen.

Bert’s laatste vakantiereisje gaat naar Curaçao. Hij dobbert voor de kust in een rubberbootje … onbewolkt, 27 graden, nauwelijks wind, naast hem een niet al te duur maar zeer gewillig hoertje … dat hem ondeugend over zijn veel te dikke, blote, glimmende, bruine buik streelt … enige tijd nadat hij het hoertje haar vraagt om hem wat lager te strelen, verstoort een iets grotere motorboot Bert’s stijgende opwinding: een geweldige dreun … en zowel hij als het hoertje worden overboord geslingerd … de vrouw is al bijna het strand opgerend, haar lelieblanke badpak is roodgekleurd … ze heeft een flinke hoofdwond. Ze gilt … oorverdovend hard, schel … strandgasten snellen naar haar te hulp.

De kapitein van de andere boot vist Bert uit het water. Bert gaat vreselijk tekeer, ‘als een speenvarken’ zegt men wel eens. ‘Nou, nou, nou,’ zegt zijn de kapitein,’ rustig nou maar, volgens mij valt het allemaal wel mee met jou. Die vrouw daar is er, zo te zien veel en veel erger aan toe.’

‘O ja? ‘ zegt Bert, ‘o ja????? … dan moet je eens kijken wat ze in d'r hand heeft!'

donderdag 4 augustus 2022

ZEEBRAAR

 Ik ben bij het oogziekenhuis geweest. Slenter  naar metrostation Beurs. Als ik de Westblaak wil oversteken is daar iemand bezig gekkigheid uit te halen. Is hij een toneelspeler? Is hij niet goed bij zijn hoofd? of allebei? Keer op keer steekt de kleine, gespierde man (een Spanjool?) met ontbloot bovenlijf, het zebrapad op de Westblaak over. Dan gaat hij gelijk weer terug. Blijft midden op de zebra  staan, houdt het voetgangerslicht goed in de gaten en vlak voordat het op rood springt loopt hij met grote stappen weer terug naar het trottoir. Ik heb hem dat tien keer achter elkaar zien doen. Hijgend staat hij daar met bezwete, glimmende borstkas te wachten tot het voetgangerslicht weer op groen staat. Snelt dan de zebra op, keert zoals gebruikelijk ook weer om en blijft halverwege de oversteekplaats stokstijf staan.

Na elf keer ben ik het wel zat. Ik ga verder. Richting Beurs. Maar wat gebeurt er?! De zebraloper grijpt mij vast. Hij omklemt me met zijn armen, tilt me op, sjokt met mij de zebra over en keert weer om. Natuurlijk probeer ik me los te vechten maar dat lukt niet. Hij is beresterk. Ik kan alleen om hulp roepen. ‘Hulp, hulp’ Maar het lijkt of niemand mij hoort. Is er dan niemand, die het raar vindt, dat deze man mij in bedwang houdt? Blijkbaar niet. Vlak voor dat het voetgangerslicht op groen springt neemt hij weer grote passen naar het trottoir. Daar zet hij me neer en houdt me met zijn grote harige hand stevig vast. Ik roep wèèr vergeefs om hulp. ‘Hulp, Hulp’ Het voetgangerslicht springt weer op groen. Hij gaat en trekt me mee. Het autoverkeer daagt ie weer uit midden op de zebra. Op het nippertje loopt hij door. Net op tijd voor hemzelf. Maar net te laat voor mij. Ik word aangereden door een bestelbusje. Geen voetganger die reageert, alsof hun neus bloedt. De automobilisten doen net of ze gek zijn, behalve de chauffeur van het bestelbusje.  Die komt uit zijn auto en begint tegen me te vloeken ‘fukking eshool!’. Ik brenh het verkeer en mezelf in gevaar. Hij belt 112. Dat wel. Snel komt de politie en een ziekenwagen. Ze zien gelijk dat ik mijn knie en mijn schouder gebroken heb. Ik zal geopereerd moeten worden. Tegen de politie en de ambulancebroeders vertel ik nog dat Spanjool (?) mij, tegen mijn zin, die zebra op gesleurd heeft. Ik kon geen kant op. Hij was veel sterker dan ik. ‘Ja, ja, dat zal wel’, was de reactie van zowel de politie en de ambulancers. Alsof ik het expres en voor de lol deed. Het bestelbusje was ondertussen al weggereden. Er is niemand, die mij gelooft. Ik had ook geen getuigen of een alibi.

Mijn knie en schouder doen verrot veel pijn. Mijn jas en mijn broek zijn gescheurd ... precies zoals jongelui hun broeken expres scheuren of die broeken kant en klaar met scheuren in de winkel kopen. Maar ik ben 49 jaar, op die leeftijd ga ik toch geen gescheurde kleren meer kopen?!

Bij aankomst in het ziekenhuis, staan ze  me in mijn gezicht hard uit te lachen: ‘Nou meneer, voorlopig is er hier geen plek voor u, hoor. Er zijn nog 40 wachtenden op een knie-operatie en 53 op een schouderoperatie.’ Er wordt een taxi voor me gebeld. Ik krijg wel bericht thuis als ze me kunnen helpen. ‘ Ze komen echt  niet meer bij, daar.

Waar moet die taxi me in hemelsnaam naar toe brengen … voor zover ik weet heb ik helemaal geen thuis, toch?.

woensdag 3 augustus 2022

DERTIEN DAGEN

Vorige week zag ik een documentaire met de titel: ‘Dertien dagen’.  Het programma gaat over een zelf gekozen dood. Niet over een gewelddadige zelfmoord. Ook niet over een geleide Euthanasie. De documentaire gaat over Floor Haak (86). Deze man kiest ervoor zijn leven te beëindigen door niet meer te eten en te drinken. Dit wordt ook wel  versterven genoemd. Floor Haak is lichamelijk broos maar geestelijk nog zeer goed bij. Hij is een  eigenzinnige man. Zo schreef hij ‘dwarse’ columns voor het Financieel Dagblad (Escapades) en weigerde tegen het advies van zijn artsen in, een nieuwe heup te nemen: ‘Het lichaam is geen auto waarvan je af en toe een onderdeel vervangt’ zei hij.

Floor Haak leert ons iets basaals: we gaan allemaal dood maar de weg daarheen hoeft niet persé vervelend of verdrietig te zijn. In tegendeel. Vrolijk en met humor neemt Haak de laatste trein van het leven. De dood is voor hem een welkome vriend; geen boze vijand. Wanneer zijn einde nadert en hij naakt in bed stapt, mompelt Floor Haak: ‘Hier heb ik me op verheugd, ik kom er nooit meer uit.’

Ik zie hem in de documentaire verschillende dingen voor het laatst doen: herinneringen ophalen aan zijn vader, in bad gaan, een jonge borrel en een laatste slokje witte wijn drinken (de huisarts: ‘Als het goede wijn is, mag het.’) Wat zou hij ervaren bij al die laatste dingen, vraag ik me af? Helemaal niks zwaars, zo blijkt. Op het moment dat Floor Haak een brief krijgt waarin iemand hem ‘heel veel rust’ toewenst, reageert hij spottend: ‘Maar waarom schrijf je me dan zo’n lang epistel?’

Die laatste dertien dagen wordt hij geholpen door zijn zonen, mannen van in de vijftig. Zij staan hem rustig en geduldig bij; maken eten, verschonen zijn bed, verzorgen zijn benen en zo meer.  Zijn huisarts komt af en toe langs. Hij weet wat Floor wil. De arts verzacht moeilijke momenten in Floors proces. Zo geeft hij Floor een bevochtigd wattenstaafje waarmee hij zelf voorzichtig zijn droge mond en lippen kan betten. Als Floor last krijgt van slapeloosheid mag de arts hem gedoseerd wat slaapmiddelen geven.

Nu zijn zelfredzaamheid is verdwenen, en het verpleeghuis wacht, wenkt de versterving. ‘Tevreden overleden’, is zijn suggestie voor op de rouwkaart. Of liever: ‘Héél tevreden overleden.’

Een grote troost moet het zijn voor de naasten, als een dierbare zo luchtig en dankbaar overlijdt. Dan kunnen ze daarna ook zelf weer makkelijker verder. Het is van overheidswege een huisarts toegestaan om iemand, die voor deze manier van sterven kiest, bij te staan.

Persoonlijk heb ik deze documentaire ’13 dagen’ ervaren als een geruststelling.  Ik hoef de dood niet persé te zien als een grote boze vijand. De door Floor Haak verkozen, rustige, vredige weg naar het levenseinde voelt goed voor mij. Het lijkt mij ook wel wat om te zijner tijd  zo uit te stappen.  

     

dinsdag 2 augustus 2022

GEERT EET NIET MEE

 ‘Geert? Ken ik die? Is dat die homo?’

‘Nee, ik denk het niet. Ik denk eerder dat hij pedo is.’

‘Ja, daar heb ik eerlijk gezegd ook zo’n vermoeden van … en dan is het volgens mij ook nog zo’n type dat alleen op kleine jongetjes valt  … hij is tenslotte niet voor niks bij de padvinderij … of zitten daar tegenwoordig ook meisjes bij?’

‘Dat weet ik niet, hoor. Geert is gewoon een  aardige vent en ik heb nog nooit een kwaad over hem gehoord... behalve nu dan.’

‘Oh nee. ik geloof ook niet dat hij ooit een klein onschuldig mannetje zal lastig vallen. Het  is een schat van een man.  Hij eet dadelijk met ons mee.’

Geert is ziek. Angst voor harde geluiden. Daar gaat hij van hyperventileren … hij is gauw moe … geen energie. Het is hem ook aan te zien. Zijn gezicht is wat opgeblazen, van de medicijnen … hij heeft flinke wallen onder zijn ogen. Zelf denkt Geert dat het komt doordat hij al die jaren veel te hard gewerkt heeft.

Maar er speelt meer … Geert ergert zich al jaren aan collega Coenraad. Die wipt regelmatig op de afdeling langs. Hij komt dan op luide toon de afdeling vermaken. Dan wordt Geert  heel licht in zijn hoofd. Hij wordt moe, krijgt het benauwd,  gaat hyperventileren … dan moet hij weg…meestal gaat hij dan een stukje lopen, in het parkje vlakbij de zaak ... langzaam zakt het een beetje.

Geert zit met zijn ex Leonie en Coenraad in zijn auto. Ze zijn op weg naar huis. Op een druk, lawaaierig verkeersknooppuntpunt … en weer is daar dat gevoel. Hij moet zijn auto op de vluchtstrook zetten, omdat ie het benauwd krijgt, hyperventilatie dreigt … en dan is het beter om niet te rijden.

Het is al te eenvoudig om te concluderen dat Geert onwel wordt van de drukte en het lawaai van het verkeersknooppunt. Deze plek doet het. Altijd slaan benauwdheid en hyperventileren toe nabij het knooppunt Zwijndrecht. Die plek moet hij mijden. Dat kan ook makkelijk. Maar hij doet het niet. Diep onverwerkt verdriet van Geert komt in deze omgeving naar boven. Hier zei zijn vrouw, dat ze van hem af wou … drie maanden na de huwelijksvoltrekking nota bene. Binnen een week al trekt zij in bij Coenraad  nota bene… in zijn huisje in Zwijndrecht. De oplossing die hier het meest voor de hand ligt is: stop met Leonie en Coenraad naar huis te brengen … waarom doet hij dat nog?

De meest helende oplossing voor Geert is misschien wel het duo ergens halverwege Schiedam en Zwijndrecht de auto uitgooien en ze achterlaten op de vluchtstrook. In bittere kou of zware slagregens:  'Zorg vanaf nu maar zelf voor je woon-werkverkeer! Coenraad en Leonie, aju!

Geert durft deze rigoureuze oplossing niet aan. Zo is hij niet. Nog steeds rijdt het tweetal met hem mee.

Geert eet vanavond toch niet mee: last van zijn hoofd, chronische vermoeidheid en hyperventilatie. 

maandag 1 augustus 2022

SAMEN ZWANGER

Moeder (40) en dochter Anita (25). Daar beneden lopen ze. Ik zie ze vanaf mijn balkon op de 19e verdieping van de flat. Ze praten en gebaren wat. Anita rookt een sigaretje; ze heeft een leuke roze kruimeltje-pet op.

Als ik hier net woon praat ik even met Anita. Gesprek over niks eigenlijk. Ze klaagt over de buurt, de flat, de politie, haar exen … haar vader … haar moeder … haar alles dus.  Als haar zoontje met zijn voet tegen de draadglasruit van de flatdeur staat te schoppen, geeft ze hem een flinke mep voor zijn kop: ‘En nou is het verdomme afgelopen, teringjong.’ … Overdreven gejank     Ze ziet er wel lekker uit, die Anita … daarom loop ik niet gelijk weg naar de lift. Al ‘luisterend’ neem ik haar in me op … goed onthouden voor straks … als ik thuis ben … als ik me aftrek op dat ranke slanke lijf. Ze is zelfs iets groter dan ik ….. een meter negentig, schat ik. Veel langer ook dan haar moeder.

Woedend, stikjaloers is Anita als ze merkt, dat haar moeder ook zwanger is … hoe haalt ze het in haar hersens. ‘Ze wil zeker niet, dat ik alle aandacht krijg!’ Als ze hoort dat Harold (25), een oud vriendje van haar, haar moeder heeft bevrucht, ontploft Anita helemaal:  ‘Vuile kuthoer!'

Anita krijgt een zoontje, Ricardo… een druk, schreeuwerig, ongehoorzaam rotjoch … haar moeder baart een dochter, Maria … een leuk, rustig, lief schatteboutje.  Mooi ook!

Harold, de vriend van moeder, is een jongen met een Indische achtergrond. Om zijn uiterlijk wordt hij hier in de flat, ook wel  'de indiaan' genoemd. Moeder en Harold  wonen nu een jaar of vijf samen. Ik kan ze niet anders zien dan als moeder en zoon. Zo komen ze ook over. Zij is altijd belerend. Wat ik haar in de lift tegen hem hoor zeggen is op het beschamende af:

‘Nee, Harold, hou dat nou met twee handen vast!’ of

‘Je heb je jas scheef aan, Harold; trek het nou eens recht.’ Of

‘Harold er zit nog soep in je ogen … neen, daar niet … je andere oog.’ Enzovoorts.

Dit soort kleinerende opmerkingen maakt ze met een valse glimlach. Harold geneert zich … met gebogen hoofd laat hij het maar over zich heen komen.

Harold heeft een vriendelijke, zachte stem. Een verlegen blik. We komen elkaar tegen in de lift als we naar ons werk gaan en soms ook als we weer klaar zijn. Hij is mooi; heel mooi. Echt een indiaan. Lang, steil, glanzend zwart haar, donkere ogen,  roodbruine huidskleur ... hij is zó rustig … heeft zo’n lief lachje. Hij is veel in de weer met Maria. Wandelen … knikkeren … touwtje springen … fietsen …wat een vader zoal kan doen met een dochter, hè?

Moeder en Harold zijn al weer een paar maanden uit elkaar. Waarom? Leeftijdsverschil wordt gefluisterd in de flat. Geen idee verder. Vraag er ook niet naar. Ricardo woont tegenwoordig  weer in de flat hier, bij zijn oma. Alleen … zonder zijn moeder Anita. Háár hebben we al lange tijd niet meer gezien in de flat … Harold komt af en toe nog wel langs. Dan zie ik hem even later buiten lopen met Maria, die steeds meer op hem gaat lijken. Vandaag is Ricardo ook mee … hij rent doldriest zijn rondjes om Maria en Harold, de Indiaan ... ‘kijk daar:  ‘oma’ , op het balkon’ … als ze naar haar zwaaien, gaat ze toevallig net naar binnen.

zondag 31 juli 2022

OP DE TREIN SPRINGEN

 

Op de trein springen?

Afgelopen zaterdag heb ik het eerste ritje gemaakt op mijn nieuwe fiets. Het is een  gewone mountainbike geworden. Geen e-bike dus. Ik fiets met mijn buurman Cor (78), die wèl een e-bike heeft, een retourtje Hoek van Holland. De drukte rond het Zomercarnaval in het centrum van de stad gaan we uit de weg, door via de Maasboulevard en de Rotterdamsedijk  door Schiedam heen naar de Maas te fietsen. Eenmaal langs de rivier, is het één rechte weg  naar Hoek van Holland.

‘Hij fietst lekker, Cor.’

‘Wat is lekker, Jee?’

‘Mijn fiets, mijn nieuwe fiets, die fietst lekker!’

‘O, ja … ‘

Ik snap niet hoe hij er op komt maar hij schakelt probleemloos op iets anders over:  

‘Vroeger Jee, in de koude oorlog, had je maar twee landen met een atoombom: Rusland en Amerika. Nu komt de dreiging van maar liefst acht landen. China, India … Iran ...’

Daar stopt hij …  ik tel er niet meer dan vijf … dat zeg ik ook tegen Cor, waarop hij zegt:

‘Ja, ik ben inderdaad een beetje stijf.’

Hij is zo doof als een kwartel. Ik zal dat oude grapje eens met hem uithalen … :

Tamelijk hard zeg ik: ‘Cor.’

  ‘Ja,  Jee?’

 ‘Weet je, Cor: Van moguliadie word je doof!’.

‘Hè, wat zeg je nou, Jee?’

Dan zeg ik tamelijk hard en duidelijk: ‘Van masturberen word je doof!!’

‘Ha, ha, ha, flauw hoor,  Jee , da’s wel een heeele ouwe… eh, wat denk je  van die oorlog tussen Rusland en Oekraïne, dat maakt alles maar duurder; alleen door dat gas al. Een half jaar geleden kocht ik voor veertig euro voor  een hele week boodschappen. Nu ben ik al meer dan vijftig euro kwijt en dan zijn we er nog niet mee. ’

Op Cor zijn lippen en in zijn mondhoeken komen er van die witte spuugjes. Door de snelheid waarmee we fietsen waaien die kloddertjes soms ook op mijn gezicht.  Ik blijf daarom maar liever een stukje voor hem rijden.

Over de Nieuwe Waterweg komt ons een olietanker tegemoet. ‘Vroeger Jee, en nou praat ik over dertig, veertig jaar geleden, zei ik, op een zondag wel es tegen mijn vrouw: ‘Wil, zullen we eens gezellig een eindje gaan rijden, schat’ … met de auto bedoelde ik dan ... dat was nog leuk toen. Toen had je nog een volle tank benzine voor een tien gulden. De benzineprijs staat op recordhoogte; desalniettemin staan de Europese wegen stampvol files. … zwarte zaterdag vandaag, hè … reken maar dat die mensen zich rot schrikken als ze weten wat hun vakantie in totaal gekost heeft.  Ik voorspel je dat na de zomervakantie de verkoop van fietsen enorme push krijgt. Let op mijn woorden, Jee (en als Cor dat zegt, dan gaat hij met een arm zwaaien en met zijn vinger naar mij wijzen): … ‘niet alleen de minima komen krap te zitten, ook het middensegment zal afhankelijk worden van de  voedselbank.  ‘De rijke-pikken hebben niks te  klagen, Jee, want  … ‘

‘Mag ik nou even Cor, ik krijg nauwelijks de kans om wat te zeggen: ‘Wat ik onrechtvaardig vind, is de jubelton en dat huisjesmelkers en aandeelhouders geen belasting hoeven te betalen over hun verdiensten en dat de Shell miljarden winst in de knip houdt. Winst die gemaakt wordt in een tijd dat autorijders zich blauw betalen aan de peut. Zo kan ik nog wel even doorgaan. De kloof tussen arm en rijk wordt alsmaar groter maar dat is natuurlijk geen nieuws.’

We zijn nog maar amper bij Maassluis. Het gaat steeds meer betrekken. Het wordt ook steeds benauwder. Ik zeg:  ‘Cor, let op mijn woorden, het zou mij niet verbazen, als het zo dadelijk gaat regenen. Zullen we hier op de trein springen, terug naar Rotterdam?

‘Hier? Voor de trein springen, Jee? Nee toch?’ lacht Cor.

 

   

zaterdag 30 juli 2022

ONDER DE DOUCHE

 Aarzelend schuifelt Hanny de badkamer in. Carlos staat te neuriën onder de douche. 'Zou  hij wel willen, dat ik er bij kom staan?'

‘Best leuk als ze er ook onder komt,’ denkt hij.

‘Maakt niet uit. Of hij het nou wel of niet leuk vindt, ik doe het gewoon!’ Ze is nog aangekleed. Alleen het geluid van water is te horen. Ik zeep haar  groene craquelé bloes in.

‘Kleed je je niet uit, lieverd?’  Zwijgend knoopt ze haar bloes los. Doet ze haar spijkerbroek uit. Het zwempak zit wat strak om haar lijf. Overtollige kilootjes van na de zwangerschap.

Ze is anders als voorheen … niet meer ‘de oude Hanny’. Vrolijk, levendig, gezellig was ze altijd. Stilletjes is ze nu. Elders met haar gedachten. Sombere gevoelens. Heel begrijpelijk. Het kindje, dat ze negen maanden bij zich droeg, een jongetje,  is bij zijn geboorte overleden. Gewurgd door zijn eigen navelstreng. Komt de verloskundige drie minuten eerder dan is er niks aan de hand. Maar wat heb je er aan  om iemand de schuld in de schoenen te schuiven. Het kleine mannetje is dood. Vreselijk. Maar niks meer aan te doen.

Hanny knijpt  aanstaande vader Ludo, bont en blauw tijdens de bevalling. Hier en daar zelfs tot bloedens toe. Samen puffen ze er flink op los … en eindelijk … daar is hij dan, de baby. Eerder dan Hanny ziet hij: deze baby is zwart. Ludo en Hanny zijn allebei spierwit. In één seconde verdampt Ludo ‘s compassie met Hanny en haar baby .. haar baby …  niet de zijne.

’Carlos!’ schreeuwt hij uit. Hij rukt zijn arm los uit haar omklemming … ’dat jong is niet van mij. Hij is van Carlos, godverdomme, de klootzak. Ik maak hem af!’

Voor Ludo is het over en sluiten. Alles wat hem hier bond is in een klap verdwenen. Hij stapt naar buiten. Klapt de deur achter zich dicht. Laat Hanny in wanhoop achter.

Haar trouwe Ludo zal ze nooit meer zien. Tijdens de zwangerschap is Ludo een voorbeeldige aanstaande vader. Niets is hem te veel. Hij doet de laatste twee, drie maanden, het hele huishouden, naast zijn drukke fulltime baan.

‘Lieve schat,‘ zegt hij, ’je doet gewoon alleen wat je aan kunt en de rest  laat je voor mij liggen. Vind ik helemaal niet erg.' Ludo doet wat hij belooft! Ze doen zwangerschapsyoga: 'samen leren puffen'. Normaal gesproken heeft hij een pesthekel aan dat zweverige yogagedoe. Nu doet hij het graag voor haar.  

Sedert de bevalling  nu bijna een maand geleden heeft Carlos haar niet meer zien lachen. Hanny is nog steeds depressief.  Logisch. Ze laat zich graag door me wassen, dat ontspant haar wat, merk ik. Ik bevrijd haar eerst uit haar knellende badpak. Zeep haar lijf in. Ik verbaas me nog steeds over haar kleine borstjes.  Mijn morbide geest maakt borsten blijkbaar groter dan ze in werkelijkheid zijn. Ik spoel de zeepresten nog even  van haar af, voordat ik uit de douche stap. Hanny blijft nog heel even staan poedelen en komt er dan onder vandaan.  Ze vindt het fijn als ik haar afdroog.