De ekster wipt onder de hortensia’s vandaan het trottoir op. Ik ben op weg naar de pedicure om haar mijn schimmelnagel te laten zien. Dat kan die ekster natuurlijk niet weten. Dat interesseert hem helemaal niets. Hij weet onderhand dat hij niet bang hoeft te zijn voor zo’n groot mens als ik. Voor grote mensen überhaupt niet. Kinderen is een ander verhaal. Toch werpt de vogel een snelle blik op mij, voor hij weer wegwipt onder de hortensia’s.
Eksterjongen, die krijsen om een stukkie worm, hoor ik niet. Vader ekster zal zijn worm dan wel zelf verorberd hebben. Of hij heeft de worm gedeeld met zijn vrouwtje, als zij er nu is.
Ik zie iets akeligs langs de stoeprand. Daar ligt een ekster. Een mannetje? Een vrouwtje? Geen idee. Maar wèl dood! Zeker weten. De vogel is plat. Zo plat als een pannekoek. De platte dode ekster ligt op de plek waar gewoonlijk een autoband staat. Het arme beestje slaapt diep als de auto hem plat walst.
Was deze vogel, zaliger, bevriend met de wipekster van zoëven? Zijn worm is, nu zeker en vast, opgegeten. Voldaan wipt ekster nu op het lijkje af. Pikt hier en daar wat eten op voor straks.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten