donderdag 6 maart 2025

GESPETTER.

Een wandeling van mijn huis naar de Kop van Zuid duurt bijna twee uur.  Het is heerlijk weer. Aanvankelijk een beetje fris, met een strak blauwe lucht. Ik loop met Bea, een buurvrouw, van huis uit eerst richting Rotterdams groene trots: het Kralingse Bos. Gelijk al zien we op zo’n karakteristieke hoge nestpaal (paalnest?)  moeder ooievaar bezig haar ei uit te broeden. Vader ooievaar staat tussen een tros bedaarde reetjes rustig wat voedsel uit de grond te pikken.

Wij lopen over het fietspad, dat op dit tijdstip nog nauwelijks wordt gebruikt. Het is woensdag rond het middaguur.  We komen langs de speeltuin waar nog geen kind te zien is. De doelgroep van de speeltuin heeft vanmiddag, woensdagmiddag,  immers pas vrij van school. Met dit weer sterft het hier altijd van de jonge kinderen met hun ouders. Bijna allemaal yuppen, die je herkent de vele e-bakfietsen, die daar dan op het grasveld geparkeerd staan. Dat zal vanmiddag niet anders zijn.

Honden lopen er ook zat. Ze doen ons denken aan de honden die we zelf vele jaren terug hadden. Die van haar was groot en vrat ook vreselijk veel, het voedsel (kalkoenfilet en brood) was niet aan te dragen. Die van mij was een tamelijk kleine jachthond, die zichzelf uitliet in het dit bos. Voor zijn eten verslond hij grove stukken runderhart: in één hap, hup, rechtstreeks zijn maag in.

Toen Bea een openbaar toilet zag moest ze gelijk plassen. Ben toen ook maar even gegaan. Mooie schone toiletten tegenwoordig. In mijn jeugd was de Kralingse Plas zèlf het openbaar toilet. Er werd bij mooi weer door velen naar hartenlust in ‘gespetterd’.

We lopen het bos uit in de richting van de a-sociale wonigbouw van Nieuw-Crooswijk. Op het terrein van de voormalige hoveniersschool zijn woningen gebouw voor mensen die 1.200 euro huur per maand kunnen betalen. Dure e-bikes, e-bakfietsen en alleen maar elektrische auto’s daar in de buurt. Ze hadden dit wijkje beter Nieuw Kralingen of Nieuw Hillegersberg kunnen noemen.  Want Crooswijk associeer ik met een heel andere populatie.

Wij wandelen nu in Crooswijk. Langs de begraafplaats, de katholieke. Mijn ouders en mijn een jaar jongere broer liggen daar begraven. Ik groet ze astraal: ‘Dag pa, dag ma, dag Tinus’. Van de andere kant blijft het vanzelf doodstil.

In de Pannenkoekstraat kopen we in de Engelse speciaalzaak wat lekkere dingen. Bea koopt typisch Engelse broodjes. Ik koop doodgewone Hollandse digestieve kaakjes  met een extra bitter chocoladelaagje, dat wel. Mmmm.

De hele wandeling past helaas niet in dit stukje. Met hele grote stappen komen we bij ons eindpunt: bioscoop LantarenVenster. We gaan daar naar de de film: Maria Callas. 

Daarna hebben we een Social Deal bij Ketelbinkie. Lekker eten!  

Tenslotte gaan met de metro weer naar ons bejaardentehuis waar iedereen al in diepe rust lijkt te zijn.  

    

woensdag 5 maart 2025

HET FENOMEEN VAN RAYNAUD.

 Het Fenomeen van Raynauld.

Naar het ziekenhuis. Een klein stukje op de fiets. Vijf minuten hooguit. Daar wordt mijn zielige’ rechterhand onderzocht.

Ik heb last van dooie vingers, dooie tenen en een rooie neus. In wachtkamer 2 is het doodstil. Tien mensen zitten daar. Zo ver mogelijk uit elkaar. Er is wel plaats voor twintig. Drie oudere echtparen, twee moeders met elk een kind en drie mannen-alleen, waaronder ik. Een van de mannen ziet een van de kinderen drinken kijkt het meisje aan en vraagt vriendelijk of de chocomel lekker is. ’Het is geen chocomel, het is cola,’ zegt het meisje koel. De man houdt verder zijn mond.  

Ik heb zelf geen zin in contact met de anderen in wachtkamer 2. De anderen ook niet met mij.  ‘Meneer Mastwijk’ wordt er geroepen. De assistente registreert met high-tech –apparatuur  alle bewegingen in mijn hand en vingers (ook links). De assistente is gekleed in een wit verpleegstersuniform. Ze werkt heel zorgvuldig en herhaaldelijk vraagt ze of ik pijn heb.  Ze zegt steeds precies (bijna tot vervelens toe) wat ze allemaal gaat doen. Die assistente is een stevige Russische of Oekraïnsche vrouw. Het type robuuste Hollandse boerin.

Ik moet weer terug naar wachtkamer 2. Er zitten weer allemaal andere mensen. Dat maakt me echt niks uit. Er is nu alleen geen meisje dat cola drinkt. De man die daar iets over zei, is er nu ook niet meer. Het kan heel goed zijn dat hij binnen zit bij een dokter. Jammer dat ik niks te lezen bij me heb. Vlak voordat ik wegging van huis dacht ik nog: ik neem de krant mee van vandaag. Toch nog vergeten te doen. Maar àls ik die krant had meegenomen, had ik hem nog niet kunnen lezen, omdat ik geen leesbril bij me had. En zonder leesbril kan ik die kleine lettertjes niet lezen in de krant.

Als de man van de chocomel uit de behandelkamer komt, wordt ‘Meneer Mastwijk’ geroepen. De arts zag niks bijzonders aan al die registraties van mijn rechterhand. Aan de hand van mijn klachten: dooie vingers, dooie tenen en een rooie neus,  dacht de arts aan ‘het Fenomeen van Raynaud’. Vitamine D slikken (max 100 ug) zou, volgens Google,  symptomen van het Fenomeen kunnen reduceren. Ik zou al heel blij zijn als alleen maar die rooie neus van mij met vitamine D zou veranderen in een bleker neusje.

dinsdag 4 maart 2025

VINGEREN.

Morgen moet ik naar het ziekenhuis. Een vaatchirurg  gaat onderzoeken wat er met mijn rechterhand aan de hand is. Die hand is constant wat kouder, houdt wat te veel vocht vast en de vingers daar zijn stijver dan aan die andere hand.

Een hand ... vijf vingers. Alle vijf anders. We noemen ze ook anders.  Vier vingers hebben elk drie kootjes. Alleen de duim heeft er twee. Bij jonge kinderen verdwijnt die duim vaak in de mond. Op latere leeftijd geef je met een duim iemand een pluim of je houdt met de duim iemand eronder

De vinger naast de duim is de wijsvinger. Daar wijs je iemand mee aan, die ‘het gedaan heeft’ of ‘hem is’. Een kind steekt op school zijn vinger op als hij iets wil vragen aan de meester of juf. Hij heet nu wel ‘de wijsvinger’ maar het is ook de ‘likvinger’. De vinger waarmee je al het lekkers uit een pot kan likken. ’Likkepot’ heet de vinger in een heel oud en bekend versje (lees maar verderop). Tussen wijs- en ringvinger is de middelvinger, de grootste vinger en misschien wel de meest gebruikte tegenwoordig. Met het tonen van de middelvinger aan een ander, verfoei  je hem of haar.

Ook wordt de middelvinger samen met de wijsvinger, voor zover ik weet, aangewend voor seksueel genot, vingeren genaamd. Door wijsvinger en middelvinger tezamen op te steken op school vraagt een kind aan de juf of het naar de wc mag.

Met  het obscene gebaar: duim tussen wijsvinger en middelvinger maken sommige 'heren' hun bedoelingen met vrouwen duidelijk.

De kleinste vinger: de pink. Niet zo’n superactief vingertje. Wat onduidelijke taken. De pink wordt nogal eens gebruikt als peutervinger: in neusgaten, oren, tussen tanden en kiezen. Op ringvinger, tussen de pink en middelvinger wordt doorgaans een ring, trouw- of vriendschapsring geschoven.

Zal de vaatchirurg het traditionele vingerversje ook kennen? Ik vraag het hem morgen.

 

Naar bed, naar bed, zei Duimelot.

Eerst nog wat eten, zei Likkepot.

Waar kan ik dat vinden? zei Lange Jan.

In grootmoeders kastje, zei Ringeling.

Dat zal ik verklappen, zei 't Kleine Ding.

maandag 3 maart 2025

MUSEUMNACHT.

Van 1 op 2 maart was de museumnacht in Rotterdam. Van 10 uur ’s avonds tot half een ‘s nachts heb ik rondgelopen in het Rotterdamse Museumpark. Ik ga kijken bij het Nieuwe Instituut en  de Kunsthal ... Ik was niet de enige die ‘nacht’. Enkele duizenden. Heel wat Rotterdamse artistiekelingen, yuppen maar ook veel  import, jonge studentikoze import. Modieus gekleed. Beslist niet de grote groep Rotterdammers die zich tot extreem-rechts aangetrokken voelt.

Mensen zoals ik, in de zestiger jaren van huis gegaan, noem ik ze maar, waren er niet zo veel. Ik was ook een van de weinigen, die alléén dit nachtelijke avontuur was aangegaan. Ik heb op mijn route hooguit tien alleen gaande soortgenoten gesignaleerd. Geen enkele alleen gaande vrouw. In de Kunsthal, waar de weergaloze expositie ‘Diva’ voor de laatste dag te zien was,  werd ik op mijn rug getikt door Kim, een oude vlam van mijn zoon. Ze was met haar huidige vriend aan het swingen bij de(oorverdovende) hiphop. Ze vond het duidelijk leuk mij hier te zien. Vloog me om de hals. Had me hier niet verwacht. Nou ja, in de korte tijd dat ze me mee heeft gemaakt, had ze toch kunnen weten dat ik een beetje apart was. Zij was al bij het natuurhistorisch museum geweest. Dat móést ik  gaan zien. Prachtige foto’s en video’s van dieren het industriële havengebied. Helaas … geen tijd voor.

Op naar het Nieuwe Instituut. Een museum voor architectuur, design en digitale cultuur. Stampvol daar. Ook de toiletten, overal trouwens. allemaal transgender. Prima wel. Op weg naar de expositie ‘Tuinen van de toekomst’ staat Elza een foto te bekijken van mensen die tuinieren tussen de puinhopen van gesloopte gebouwen. Dat kan dus in de USA:  gebouwen wel slopen maar de puin niet opruimen. Dan maar tuinieren hebben de omwonenden op die foto  klaarblijkelijk gedacht. Ze zag er leuk uit. Elza geeft schrijfcursussen. Ik heb er ook een bij haar gedaan: ‘Schrijven voor nieuwsgierigen.’ Doet ze leuk. Leuke meid ook. Mijn columns vond ze nogal wisselvallig. Klopt. Ik moet op mijn oude dag nog veel leren. Zij gaat een column schrijven over deze nacht. Ik niet. Ze stelt me nog voor aan haar vriendin Annemarie, die een half uur bezig is geweest om even te plassen.

Ik moest ook. Ben onderweg maar even gegaan. Tegen een boompje. ‘t Was een mooie museumnacht. Kwart over één was ik thuis.    

zondag 2 maart 2025

DROMEN.

Hoera! Ik heb mijn slaappillen niet meer nodig! Na 25 jaar Lorezapam slaap ik weer zonder. Er gebeurt in mijn hoofd wel iets nieuws. Wat ik nog nooit in mijn leven bewust gedaan heb: ik droom. De dromen van de afgelopen nachten kan ik me nog goed herinneren. Ik heb ze namelijk gelijk toen ik wakker werd (ook een keer midden in de nacht) opgeschreven.

In de eerste droom, loopt een vrouw, in een vuurrode badjas.  Ze draagt een plastic zak vol bevroren bakjes en pakjes met bonen, gehakt en een kliekje boerenkool. Ik kijk zo door het zakje heen. Ze gaat in de richting van mijn kelderbox. Ze opent de deur en stuit op een vogelkooi even groot als de kelderdeur. De vogels schrikken. Er zijn precies  vierentwintig vogels, even veel als er kooien zijn. Er zitten meeuwen, duiven, eksters, kraaien, roeken, aalscholvers, Vlaamse gaaien. Door de consternatie springen de kooien open. Als één grote vogel vallen ze haar aan. Tevergeefs probeert ze de vogels af te weren met haar bevroren spullen. Maar ze valt om en de vogels  pikken haar tot bloedens toe in haar vlees. Hier stopt de droom helaas abrupt.

In een andere droom, minder leuk, raak ik mijn sleutelbos kwijt. Ik had die bos zo maar ergens in een slot gestopt en hem daar laten zitten. Waar weet ik niet. Ik ga zoeken in de winkelstraat. Elk slot bekijk ik. Ik ga naar de tweede handswinkel, waar mijn vader werkt. Hij is al jaren dood. Sleutels? Geen idee! Bij het politiebureau halen ze hun schouders op. De agent doet er wat lacherig over. Straks moet ik de nacht nog op straat doorbrengen. Ik ga langs bij de vriendin van mijn zus en  bij mijn kinderen. Zij kunnen me niet helpen. Dan ontwaak ik plotsklaps. De sleutelbos ligt op het slaapkamerkastje naast de schemerlamp.

De eerste droom is eenvoudig te verklaren. Ik heb een afkeer van zo’n soort mens. Haar kilte. In de tweede droom sluit ik mezelf buiten. De toegangsdeur  tot een leuker leven blijft dicht.

Met een leven zonder slaappillen maar met dromen kan ik wel weer even vooruit.

zaterdag 1 maart 2025

LACHEN.

Het is nu de derde keer dat ik erover begin. Mijn tranen (tot twee keer toe) onder de film ‘A complete unknown’ over Bob Dylan. Wat beroerde me? Opborrelende emoties in de jaren 60 over: vrienden maken en verliezen, een ingrijpende verhuizing, de beklemming van het arbeiderskind op de kakkersschool, de verliefdheden, de tiener die graag als Dylan wilde zijn, hem wilde begrijpen.

En dan kom ik niet ineens meer bij van het lachen.

Een negentigjarige man, ergens in België, heeft twee mede bewoners van zijn bejaardenhuis doodgestoken en er één levensgevaarlijk verwond. Alle drie de betrokkenen zijn in de 90.

De dader is een bekende van de politie. Vier jaar geleden sloeg hij zijn ex-vrouw, met wie hij 66 jaar getrouwd was, dood met een hamer. Hij leed toen al aan een vorm van dementie.

Ik schaam mij diep. Nadat ik dat bericht hoorde, moest ik heel hard lachen. Ik zag de wrevel van die man hoe langer het huwelijk duurde toenemen. Uiteindelijk leidde dat tot de fatale hamerslagen op het hoofd van zijn ex. Ik moest daarom zó lachen. Waarom? Het is toch iets vreselijk gewelddadigs. Tsja, ik zag die hele scene, die eindigt met die die ‘hamer-moord’ heel hilarisch uitgevoerd worden als deel van een satirisch tv-programma.

Ik ben zelf tientallen jaren getrouwd geweest. Dat huwelijk liep dus uiteindelijk spaak. Ik moet er niet aan denken dat ik zo vernietigend wil uithalen naar mijn ex als die Belgische meneer deed met zijn ex. Vooralsnog heb ik geen diagnose ‘dementie’. Desalniettemin besef ik terdege, dat ik dàn onverhoopt in een geestestoestand kan raken waarin ik een gevaar kan zijn voor mezelf en voor anderen. 

Er is natuurlijk niks lolligs aan die moordpartij in België. ’t Is waanzinnig  bizar en diep, diep tragisch dat ik er zo om moest lachen. 

Die 90 jarige man mocht van Justitie nooit meer terug naar zijn oude woonsituatie. Helaas: er was nergens anders plek. Hij moest terug naar de plek des onheils. Ze moesten daar wel een oogje in het zeil houden. Dat is dus niet helemaal gelukt. 

vrijdag 28 februari 2025

ANDERS.

Het was al weer een paar weken geleden dat we elkaar gezien hadden, mijn zoon Ralf  en ik. Daarom appte ik hem: ‘Wanneer gaan we weer eens een pizzaatje eten?’

‘Volgende week woensdag of donderdag,’ antwoordde hij gretig. Woensdag schikte mij. We spraken om zes uur af bij mij thuis. Bij pizzeria Belle Sorelle, om de hoek bij mij, zouden we die pizza gaan eten. 

Toen wist ik nog niet, dat ik, vòòr de afspraak met Ralf, A complete unknown’, de meest recente Dylanfilm, zou gaan zien. Ik vond de film weergaloos. Met name de ontmoetingen en de duetten van Bob met Joan Baez raakten me.  Al tijdens film voelde ik dat ik deze film nog eens wilde zien maar dan met Ralf. Ralf is zelf een enthousiaste muzikant, gitarist, singer songwriter. Onze eerder gemaakte afspraak moest dus anders.

Ik vroeg hem of hij eerder kon komen om eerst die Dylan-film te gaan zien en daarna te gaan eten. Geheel tegen zijn gewoonte antwoordde hij, binnen de minuut, dat hij dat een uitstekend idee vond. Oké, om kwart over drie spraken we af bij Cinerama. Half vier begint de film.

Gekleed in het zwart komt Ralf aangelopen vanaf Station Blaak. Het is dertien over drie. Ik loop vanaf de bios in zijn richting. We zwaaien naar elkaar.  Zijn zwaaien is vrolijk. Eind vorig jaar is Ralf gescheiden. Daar was hij kapot van. Vrolijk zwaaien zegt nog niet zó veel, maar toch wel iets. We botsen bijna tegen elkaar op, omhelzen elkaar. Het gaat met ons allebei goed.

Dat zweetbandje op mijn hoofd bevalt hem allerminst.

Ik koop twee kaartjes voor de film. Één op mijn Cinevillepas en één op mijn Rotterdampas. Dat scheelt hem toch weer mooi dertien euro. Ralf waardeerde deze kleine oplichterij wel van zijn normaal zo brave vadertje.

De vorige keer dat ik de film zag zaten er circa 20 mensen in de zaal. Nu, met ons er bij 6. Veel te weinig voor zo’n juweeltje. Ik vertelde Ralf dat ik de film zondag al gezien had en dat ik mijn tranen soms niet kon bedwingen. Ralf reageerde nogal verbaasd dat de film zoveel emotie bij me opriep. Ik vond het  leuk dat hij het toch ook niet droog hield, zowel tijdens de schepping van ‘Blowin’ in the wind’ als bij het gekrakeel rond ‘Like a rolling stone’, de eerste rock-and-roll song van Dylan.

We hebben allebei genoten. Na de film hebben we samen een lekker pizzaatje genuttigd.