maandag 16 mei 2022

GESCHEIDEN INZAMELEN

 

Milieubewust als ik ben, verzamel ik mijn afval gescheiden. Op het balkon staan een glasbak en een grote restafvalbak. In mijn keuken een papierbak en een compostbakje. De poes deponeert in haar eigen bak ook nog wel wat maar dat gaat gewoon bij het restafval.

Als kind van de vijftiger jaren groei ik op in het ‘alles in één vuilnisbak’ systeem. Het sorteren van het afval wordt gedaan door de vuilophaaldienst (ROTEB). Als ik 8 ben zegt mijn moeder, dat ik nu wel zo’n sterke vent ben, dat ik de vuilnisbak (nettogewicht alleen al 4 à 5 kilo) buiten kan zetten. Natuurlijk laat ik me niet kennen maar eigenlijk is het een beetje te zwaar voor me. Ik wil natuurlijk ’een grote jongen’ zijn … dus ik kan het. Drie trappen af met een tot de nok gevulde metalen vuilnisbak. Twee maal per week komt de vuilniswagen en elke keer is de vuilnisbak boordevol. De vuilniswagen brengt het afval naar de Rotterdamse vuilnisbelt, vlakbij de Gordelweg. Een enorme stank daar.  Er ligt van alles op. Bedrijfjes met een vergunning daarvoor,  mogen op die vuilnishoop nog zoeken naar eventuele handel. Boven de afvalberg klinkt onophoudelijk begerig en eisend gekrijs. Meeuwen! 

Tegenwoordig is vrijwel alles verpakt in karton, papier, aluminium- of plasticfolie, glas of  kunststof. In de vijftiger jaren wordt nog veel los verkocht of verpakt in kranten, papieren zakken of vellen papier. Wij nemen naar de melkboer, een melkkannetje of een melkkoker mee en een schaaltje voor de eieren. Bij de groenteboer worden de aardappelen in de meegebrachte tas gekieperd. Het grote verschil met vroeger is dat de groente-industrie al aan het snijden is geslagen. Zo kopen gehaaste tweeverdieners vaak en graag, gesneden andijvie, sla, en diverse koolsoorten. Ook gekookte groenten en peulvruchten worden aangeboden: bieten (krootjes) en (bruine) bonen, meestal verpakt in plastic, pot of blik.

Papier (zakken of vellen)  is het meest gebruikte verpakkingsmateriaal. Voor allerhande drank, van melk tot zwaar alcoholische dranken, is er de glazen fles. De glazen flessen worden hergebruikt; het statiegeld dat de consument voor de fles moet betalen is een garantie dat de fles terugkomt.

Blik verdwijnt in de vuilnisbak. Net als papier en ook kranten, die door gebruik vies zijn geworden.  Zo verpakt de visboer zijn handel en de arbeider zijn eten in oude kranten.

Recyclen van papier levert weer nieuw papier op. Oude kranten worden zo af en toe ook opgehaald voor goede doelen. Op mijn lagere school gebeurt dat voor hongerige mensen in Afrika. Charitatieve instellingen kunnen met de opbrengst van dat oud-papier hun doelen financieren. 

Twee handelaars in afval, die in de vijftiger jaren uit het straatbeeld verdwijnen, zijn de schillenboer en de lorrenboer. De schillenboer komt met zijn paard en wagen langs om het groente- fruit- en tuinafval op te halen. Later als de paarden niet meer zo in zwang zijn, komt de schillenboer langs met zijn zogenoemde ‘ijzeren hond’, een soort brommer met een laadbak.

De lorrenboer handelt in lompen en metalen. Hij weegt oude kleren, dekens en ander lappenspul, koopt het op en betaalt daarvoor een kiloprijs. Dat zelfde doet hij met metalen als lood, tin, nikkel en koper. De lorrenboer vervoert zijn handel óók in een ijzeren hond.

In plaats van die laatste twee ‘boeren’ staat tegenwoordig de groente-  fruit- en tuinafvalbak en de Leger des Heils-container in de buurt.. ‘Morgensterren’ tenslotte, ontfermen zich vooral over het voor hen nog waardevolle op straat rondslingerende metaal.

zondag 15 mei 2022

JUMPING JACK

 

Zaterdagavond ben ik in Schiedam. Ik heb daar tweeëneenhalf uur genoten van het optreden van ‘Flight to Rolling Stones’, een Rolling Stones cover band … voor alle duidelijkheid: een coverband is een band, die alleen maar nummers van een bepaalde groep op zijn repertoire heeft. In dit geval dus van de ‘Rolling Stones.’

Vorige week donderdag, eigenlijk op het allerlaatste nippertje,  hoor ik van kennissen dat de ‘Flight’ zaterdag  optreedt. Zij hebbende  band al eens gezien; ze zijn er enthousiast over.  We gaan en spreken af  om kwart voor acht voor de zaal.

Het is zaterdag lekker weer dus ik besluit om naar Schiedam te gaan fietsen. In een uurtje ben ik er. Om kwart voor acht sta ik voor de zaal. Mijn kennissen zijn er dan nog niet. Pas om negen uur komen ze eindelijk aanzakken.

‘Ik heb je vanaf kwart voor acht gebeld om je te zeggen dat de ‘Flight’ pas om tien uur begint …  maar … ik hoor alleen maar je voicemail,’ zegt Greta.

‘Klopt, ik laat m’n smartphone altijd thuis als ik uit ga.’

Greta, Otto, Hans en ik gaan de zaal in. Het is niet zo  druk als ik verwacht had; zo’n  honderd mensen. Nog drie kwartier. ’t Is hier nauwelijks mogelijk je verstaanbaar te maken. Het geluid staat loeihard. Ik ben dat niet meer zo gewend.  

Dan is het moment daar. De Flight gaat overrompelend van start met ‘White horses’, ‘Brown sugar’ en ’Jumping Jack Flash’. Ik kan er niet rustig bij blijven zitten. Ga met een pilsje in mijn hand, een beetje staan te swingen aan de rand van de dansvloer. Goeie band. Die zanger heeft net zo’n stem als Mick Jagger. De eerste sessie duurt een uur. Dan een half uur pauze

De tweede sessie besluiten we ‘uit ons dak’ te gaan. De band begint met ‘The Last Time’, een beetje sloom nummer, helaas. Dan spelen ze Caroll en It’s all right now’ … en nog een stel van die stevige rocknummers, echt bedoeld om je uit je dak te laten gaan. Ik heb in jaren niet meer zo wild ‘gedanst’, we zwepen elkaar lekker op.  Af en toe voel ik een pijnscheutje in mijn rechterknie. Maar dat mag geen naam hebben. Ik swing en spring vrolijk door. Het laatste nummer dat ze spelen is Ruby Tuesday. De hele zaal schreeuwzingt het refrein mee. Geweldig!

Het is inmiddels half een. Ik zeg de Leidenaren gedag. Tijd om te gaan.  Loop naar mijn fiets. Mijn knie voelt niet best. De pijn wordt gelukkig minder naarmate ik dichter bij huis kom te fietsen. Maar als ik bij huis van mijn fietsje stap is de pijn in alle hevigheid terug. Ik kan niet eens meer de trap op lopen. Bij elke stap sterf ik van de pijn aan mijnrechterknie. Ik hoef godzijdank niet meer te lopen. Gauw gaan liggen. Morgen zal het wel beter gaan.

Maar morgen gaat het helemaal niet beter. Het is zelfs nog heftiger geworden. Normaal doe ik ‘s zondags het huishouden. Deze zondag zit ik voornamelijk op de bank en alleen voor het hoognodige sta ik op.

Ik had het kunnen weten: voor wild swingen en springen ben ik  te oud geworden. Dat moet ik voortaan maar overlaten aan jonge  Jumping Jacks.

zaterdag 14 mei 2022

GESNEDEN EN VERPAKT

 Ik ga eerst naar de papierbak en dan naar Albert Heijn. Het waait flink. Onderweg naar de papierbak scheuren de hengsels af van een van de tassen met papier. Godzijdank blijft al het papier in de tas zitten.

In het kwartier, dat ik er over doe om bij de papierbak te komen, is het veel meer gaan waaien. Ik denk wel twee keer zo hard. Allerlei kleine papiertjes (kassabonnen, verpakkingen van theezakjes en verscheurde briefjes) worden op het moment dat ik ze in de papierbak wil stoppen, door de harde wind over de papierbak heen de straat in geblazen. Zo hard is de wind, dat het geen enkele zin heeft om achter die papiertjes aan te gaan. Dat is echt onbegonnen werk. Het ene papiertje waait hard naar links, het andere hard naar rechts. Sommige snippers worden zelfs razendsnel hoog de lucht in geblazen. Hoewel ik er weinig aan kan doen voel ik me hier toch wel schuldig over. Want ik ben helemaal niet zo iemand, die zo maar van alles achter zijn kont neer gooit en laat slingeren. Er zijn hier nu wat mensen in de buurt, die dat zien gebeuren. Onder andere een afkeurend naar mij kijkend mannetje in een scootmobiel. Zijn hondje laat hij doodleuk midden op de stoep zijn behoefte doen! Laat die man nou eerst maar eens even naar zichzelf en zijn hondje  kijken.

Gelukkig is er niemand die me er direct op aanspreekt. Ja, ik doe zoiets ook niet expres.

 

In de hal van de Albert Heijn-super staat, zoals gewoonlijk, de laatste weken, de straatkrantverkoopster. Ze staat vanmiddag met haar krantjes in het uiterste hoekje rechtsachter, uit de wind, die alsmaar aantrekt. Windkracht negen inmiddels? Het zou me helemaal niks verbazen.

Heel klein en afstandelijk groeten we elkaar altijd. De straatkrantverkoopster en ik. Ik met de gedachte: ‘ik vind je een leuke vrouw maar denk alsjeblieft niet, dat ik wat met je wil’ en zij zal ongetwijfeld denken: (in het Spaans dan:) ‘ik zal maar een beetje vriendelijk naar je lachen, met je ouwe, kale kop. Misschien dat je dan ooit nog eens een keer een krantje van me koopt, krent.’ Dat laatste woord (krent)  kent ze vast nog niet. Daarvoor is ze te kort in Nederland. Ze is een vluchteling uit een Zuidamerikaans land, Chili denk ik.

 

Op de groenten- en fruitafdeling zie ik Spaanse aardbeien; die koop ik voor het toetje, hoewel ik weet dat Spaanse aardbeien nu nog waterig, smakeloos, hard en allesbehalve zoet zijn. Maar misschien is het nu eens anders dan andere jaren. Je weet nooit. Ik hoop het.

Vandaag eten we andijvie, met het rundvlees, dat ik eerder deze week al braadde. Ergerlijk vind ik het, dat bij Albert Heijn geen krop andijvie te koop is. Uitsluitend gesneden en verpakt in plastic .. tsja, hoe zou ik overigens die gesneden andijvie ànders mee moeten nemen … los in de boodschappentas gooien soms? Noodgedwongen koop ik maar zo’n zak van 4 ons. Meer dan genoeg voor mij alleen. Dat wel.

Ik heb de wind mee. Geen zware tassen meer te sjouwen. Ben zo thuis. Ruim op tijd om het eten klaar te maken.

vrijdag 13 mei 2022

OP DIE FIETS!

Wie heeft er nu nog een (betaalbare) fietsenmaker in de buurt? Er zijn er steeds minder en wat hij wil of kan doen wordt ook steeds minder  en … duurder. Hij is al gestopt met banden plakken. Dat kost te veel tijd. Het enige dat hij nog aan een lekke band wil doen is hem vervangen door een nieuwe band. Spatborden vervangen is tegenwoordig ook nauwelijks meer te doen omdat elke fiets zijn eigen type spatbord heeft. Vroeger hadden alle fietsen hetzelfde spatbord.

Met lekke banden komen de klanten dus al zo langzamerhand niet meer bij de fietsenmaker. Hij krijgt wel steeds meer  vragen over e-bikes , bijvoorbeeld omdat de elektromotor hapert boven de 45 km per uur. Of daar misschien wat aan gedaan kan worden. Veel fietsenmakers schrikken daarvan.

Fietsenmaker: een prima beroep voor iemand met 12 ambachten en 13 ongelukken.  Lekker overzichtelijk. Zo werd er vroeger tegen aan gekeken. Weten hoe een terugtraprem werkt.  Dat is eigenlijk alles.

Als de eerste e-bikes ter reparatie bij de fietsenmaker gebracht worden moet hij die e-bike aansluiten op een computersysteem om te zien wat de problemen zijn. Dat is nog eens wat anders dan zo op het oog inschatten wat er gedaan moet worden.

Scholen leiden tegenwoordig ook geen fietsenmakers meer op maar ‘tweewielertechnici’. Logisch wel, want waarschijnlijk zal over drie jaar 40% van de gefietste kilometers elektrisch zijn. Dat is moeilijk uit te leggen aan ‘de fietsenmaker in zijn morsige, blauwe overall met smeer op zijn handen’. Nu moeten die op hun oude dag nog een bijscholingscursus gaan volgen.

De ouderwetse  fietsenmaker kan momenteel ook moeilijk aan personeel komen. Door de krapte op de arbeidsmarkt stijgen de lonen en de fietsenmaker kan die niet betalen. Op dat lage fietsenmaker-uurloon komt geen personeel af. De fietsenmaker,  die desondanks bereid is zijn personeel goed te betalen, is dan weer te duur voor zijn klanten. Daar komt nog bij dat veel werk van de klassieke fietsenmaker niks oplevert: het is vaak garantiewerk of het zijn kleine klusjes waar ze geen geld voor durven vragen, omdat klanten  vinden dat dat bij de service hoort.

De gewone fiets wordt steeds meer beschouwd  als wegwerpproduct. De eigenaren van die, zeg maar, stadsfietsen danken liever hun kapotte fiets af dan dat ze  hem laten repareren.

De oude fietsenmaker  verkoopt legio merken; de ‘tweewieler technicus’ houdt het op een of twee merken, waarvan hij alle ins en outs kent.  Eigenlijk net zoals een autodealer het doet.  Het gevolg daarvan is dat zijn klanten niet meer uit de buurt komen maar uit de regio …  soms ook wel uit het land.

De moderne fietsenmaker  werkt  op afspraak en dan repareert hij alleen nog maar fietsen, die bij hem gekocht zijn. En, net als een autodealer, zegt hij tegen zijn klanten dat ze jaarlijks moeten langskomen voor een grote beurt .Fietsen gaan steeds meer op auto’s lijken; logisch dat fietsenmakers zich als autogarages gaan gedragen.

Daar zullen we aan moeten wennen. Dat is de toekomst.

De fietsenmaker bij mij in de buurt is peperduur.  ’t Is helaas de enige in de wijde omgeving.  Mijn fietsje doet het al jaren prima. Ik hoop die fietsenmaker voorlopig niet nodig te hebben maar als … dan is het toch wel fijn dat ie er is.  

 

donderdag 12 mei 2022

BANANENPRAKKER

Hé ma, dat is toch die bananenprakker?’

‘Sssssst, niet zo hard jongen, dat vindt die man vast niet leuk als je het zó hard roept, dat iedereen het kan horen.’‘Maar dat is toch helemaal niet erg, geprakte banaan is juist erg lekker, mmmm.’‘Het ís ook lekker jongen, mama vindt het ook lekker en een heleboel andere mensen ook, dat weet ik wel zeker. Maar wat ik òòk zeker weet is dat die man zich er een beetje voor schaamt dat ie bananen moet prakken om zijn centjes te verdienen. Ook al zal hij er best aardig wat mee verdienen. Diep in zijn hart zou hij, denk ik, liever, vorkheftruckchauffeur, boekhouder of schoenmaker zijn geweest. Gewoon, een normaal beroep dus … en dan had jij gerust kunnen roepen: ‘kijk eens, mam, daar gaat die boekhouder of die schoenmaker. Dan kijkt hij waarschijnlijk trots om. Hij lacht naar je en geniet van de blikken van de mensen om hem heen. Ik zie hem ineenkrimpen, als je roept: ‘Hé ma, dat is toch de bananenprakker?’

Hij zit altijd naast C&A in het centrum, met twee of drie van die grote langwerpige bananendozen …honderd bananen misschien wel. Schuin achter hem staat een grote rode Dirck-tas met wegwerpbordjes, lepels vorken en servetten. Hij begint  niet eerder met het pellen van de banaan, dan wanneer iemand wat bestelt. Dat is wel zo hygiënisch.

Gezeten op zijn klapstoeltje doet hij zijn werk, aan het praktafeltje. Daarop liggen enkele ongepelde bananen, wat wegwerkbestek, een teiltje met een afwassopje en een theedoek, die, dat moet gezegd worden,  niet meer 100% spic en span is. Naast de tafel staat een fraaie bananenschil-gele afvalbak. Het geld van de verkopen stopt hij in de zak van zijn jas, die over het klapstoeltje hangt.

In het begin, als de handel nog niet zo lekker loopt, krijgt hij het idee, dat hij misschien meer verkoopt als hij zich als banaan vermomt. Maar dat bleek qua omzet uiteindelijk geen enkel effect te sorteren. Daar is hij snel mee gestopt. Hij is er erg blij om, want binnen drie weken is al duidelijk dat zijn rug behoorlijk te lijden heeft onder het gekromde keurslijf van het bananenpak.

Een enkele keer neemt hij wel eens grote pot hagelslag mee naar zijn werk. Sommige kinderen, vooral de iets grotere, hebben toch iets liever een héle banaan, dan een geprakte. De banaan pelt hij zelf. Dan mogen de kinderen naar keuze, het bovenste òf het onderste deel van de banaan, in een bak water dopen. Vervolgens kan dan met het natte deel van de banaan, in de pot hagelslag geroerd worden. Het effect zal duidelijk zijn: het bovenste (of onderste) gedeelte van de banaan is helemaal beplakt met hagelslagkorrels. Verder heeft hij voor de aardigheid nog wat doosjes rozijntjes ingekocht. De creatieve kinderen kunnen dan met die rozijntjes nog  ’oogje, mondje, neusje,’ op de banaan maken. Maar eigenlijk is dat maar een gedoe; vaak breekt de banaan dan. Met huilende kinderen en teleurgestelde ouders tot gevolg. Zeker, als het duidelijk wordt, dat voor een tweede banaan toch ook weer de volle mep betaald zal moeten worden.

Neen, hij houdt het toch het liefst bij het prakken van de banaan. Per verkochte banaan maakt hij een winstje van een halve euro. Bij goed weer houdt hij zo’n 100 euro per dag over bij slecht weer 30 tot 50 euro. Met een gemiddelde netto-opbrengst van 2000 euro per maand kan hij goed rond komen.

Geprakte banaan: een gat in de markt.

woensdag 11 mei 2022

VRIJWILLIGERSWERK

 

Een mooie meid. Rond. Een beetje dik wel. Vrolijk hoofd. Grote vriendelijke groene ogen. Brede mond; vrijwel altijd lachend. Kort, donkerblond haar. Veel rood in haar kleding. Sjaaltjes in vele kleuren. Zij zit net als ik in een kaartjescontroleploeg van het filmfestival. Vrijwilligerswerk. We werken een week lang samen. Ze woont in Schiedam. In de Gorzen. Toevallig naast Suela, een oud-collega van me.

Samen fietsen we naar Schiedam. Zij heeft zo’n opoefiets. Vrouwen ogen daarop altijd net iets groter dan ze in werkelijkheid zijn. 

Het jaar daarop is ze er ook weer. Ze deelt in bioscoop Cinerama scoringskaartjes uit voor de publieksprijs. Hier draait ‘Shit’, een Koreaanse tekenfilm, waarin wezens leven van zelf geproduceerde poep. Ik zit al in de zaal en zie een vrouw geheel in het grijs met een frivool rood sjaaltje. Ze vraagt het publiek in te schikken, omdat de voorstelling uitverkocht is. Dat lijkt Vera wel. Kan niet, denk ik. Deze vrouw is te  slank. Haar profiel maakt me duidelijk dat ze het toch is. We hebben elkaar blijkbaar gemist bij het inlopen van de zaal. 

‘Jammer, dat we elkaar hebben misgelopen,’ mail ik Vera, ‘volgend jaar beter.’

‘Nee,’ mailt ze tot mijn verbazing. Ze wil snel bijpraten. Nodigt me bij haar thuis uit. Suela, mijn oud-collega, nodigt ze ook uit.

‘Ze is een bijtertje,’ denk ik. ‘Leuk wel.’

 Maar hoezo? Wat wil ze van me? Wat wil ze met me?

 Zou ze misschien Suela aan mij willen koppelen? Dat wil ik niet!

‘Laat Suela er alsjeblieft buiten, Vera. Laten we samen eens gaan wandelen en een kopje thee drinken.’

Daar heeft ze nog niet op gereageerd. Ben benieuwd.

Ze wil niet wandelen. We gaan volgende week vrijdagmiddag om 2 uur bij café Boudewijn op de Binnenweg wat drinken en daarna misschien naar de bios.

‘Tot snel,’ mailt ze nog. 

Ik  heb mijn verbazing over deze vreemde short-story, onder het avondeten met Carola gedeeld. Ze hoort het ogenschijnlijk rustig en lichtelijk geamuseerd aan. Doch dat is een foute inschatting van mij. Na het eten helpt ze niet bij het afruimen van de tafel. Bij het afdrogen doet ze de keukenkastdeurtjes wat harder dicht dan gewoonlijk en zet ze de afgedroogde kopjes met meer kracht in het keukenkastje terug dan nodig. Toen dacht ik: hier is iets niet in orde:

‘Ik geloof dat ik dat verhaal over Vera beter voor me had kunnen houden, hè?’.

Dat blijkt inderdaad zo. Ze zegt dat ik het beste maar meteen kan ophoepelen als ik het wil aanleggen met een jonge blom  … ze huilt, loopt naar de slaapkamer en knalt de deur achter zich dicht.

’Stel je nou eens voor dat ik zoiets aan jou zou vertellen, hoe zou jij dan reageren?, vroeg ze net..

‘Geen idee!’

‘Volkomen ondenkbaar is zoiets natuurlijk.’ zei ze nog.  

Daar heeft ze wel gelijk in, want ze is dezer dagen niet bepaald op haar mooist.

Ik heb haar nog gezegd, dat ze er niks achter moet zoeken. Ik wil helemaal niks met Vera.

Anders zou ik haar dit hele verhaal toch nooit verteld hebben..

 

 

dinsdag 10 mei 2022

EEN ZEER KORTE VAKANTIE

 

Het theaterfestival in Avignon (Frankrijk) is deze vakantie mijn bestemming. Ik stel me er veel van voor maar ben na twee dagen al weer thuis.

Met mijn Mazda 363, die wel 160 kan, durf ik niet harder dan 80 à 90 km per uur over de Franse snelweg te rijden. Andere  auto’s razen me voorbij. Sommige zien me laat, soms bijna te laat. Zeker als ik rond de 80 rijd. Op de valreep kunnen ze dan nog uitwijken. Ik val zelfs terug tot 70 km per uur. Er wordt volop getoeterd, soms met gierende banden geremd …  woedende dikke vingers ... Ik hoop maar niet dat er een in volle vaart tegen me aan knalt. 

Het is half zeven in de ochtend . Zeker 500 meter achter me nadert een busje, een soort Ford Transit, dat gaat hard,  het komt snel naderbij. Dat kan nooit goed gaan. Remmen kàn ik nu natuurlijk niet. Zal ik naar de vluchtstrook gaan? Dat helpt ook niet meer. Ik bereid me al voor op een vreselijke knal ….hoor de auto remmen. De Ford schiet me voorbij op twee wielen; en slaat enkele malen over de kop. Ik blokkeer volledig. Zet mijn Mazda op de vluchtstrook. Het busje ligt daar op zijn zijkant tegen de vangrail. Ik ben lamgeslagen. De motor van de Ford rookt..  Ik kan mijn ogen niet afhouden van het busje. Er gebeurt niks. Ik zie geen enkele beweging in, op of naast het busje … een paar minuten … helemaal niks.

Dit is mijn schuld. Misschien zijn er mensen dood of zwaar gewond.

Er razen geen auto’s meer langs.

Politie is er snel bij.

Nog steeds geen enkele beweging. Nu … ja, een deur gaat open naar boven. Een jonge blonde vrouw met bebloed hoofd worstelt zich uit de auto. Nòg drie jonge mannen in spijkerbroek, t-shirt, zijn nu uit de auto; lopen wat moeilijk; geen bloed. Vliegensvlug wordt water over de rokende motor gegooid.

Ik tril, ben in shock.

Een politieman maant me door te rijden. Ik doe het niet. Ik durf niet. De politie regelt een takelwagen voor me. Ik word, zittend in de Mazda weggesleept. Bij de eerste hulppost in een dorpje langs de route national word ik met mijn auto gedropt. Ik moet het vanaf hier maar zelf  uitzoeken.

Ik hoor nooit meer wat over het busje en de inzittenden.

De Mazda heeft geen schade. Ik ook niet. Uiterlijk althans.

Hoe kom ik nou terug  in Rotterdam? Ik zit er 1000 km vanaf. Rijden gaat echt niet meer.

Bel mijn verzekeringsmaatschappij. Om een chauffeur. Ik moet later terugbellen.

Bij de hulppost raak in gesprek met een viertal Amsterdammers met autopech. Ze zijn op terugreis. Hun auto is te zwak voor 4 personen. Drie is te doen. De vierde vindt het geen probleem om mij en de Mazda naar Rotterdam-Delfshaven te rijden.

 Sindsdien rijd ik met mijn auto uitsluitend nog in de stad. 50 km per uur is hard genoeg.