zondag 9 april 2023

EEN ROZE LEPELREK.

 Mijn naam is Pieter. Drieënzestig. Drie keer getrouwd. Drie keer gescheiden. Woon nu samen met mijn oudere zus,  Caroline. Ik heb drie kinderen (42, 41 en een nakomertje van alweer 22). Drie kleinkinderen. 

Pieter,  gaat de kleinkinderen van school halen. Een gezellige, beetje excentrieke man, die graag en veel met de moeders op het schoolplein praat. Met Pieter kan je lachen en hij kan overal over meepraten: lekkere receptjes, afgeprijsde groenten, hoe je de ramen weer spic en span krijgt en een hagelwitte was ’. Echt van die fijne damesonderwerpen. Heerlijk vindt hij dat. Glunderend staat hij dat soort gesprekken te voeren en niet zelden heeft hij zelf het hoogste woord. Er is wel eens gekscherend over hem gezegd: ‘Iedereen hier in de buurt weet dat Pieter homoseksueel  is, alleen weet hij zelf nog niet.’

Over andere echte vrouwendingen als ongesteldheid,  make-up, watergolfje, permanentje, de poes  of de bh, heeft hij niet zoveel te zeggen. Als dit soort onderwerpen en seks ook, ter sprake komt, klapt Pieter dicht en is hij snel vertrokken. Daar ligt voor hem duidelijk een grens. 

Een piep klein beetje zwangerschap, beleefde hij, zoals hij zelf zegt, toen hij met Lenie, zijn vrouw, zwangerschapsyoga deed.  Ademhalingsoefeningen, bewust in en uitademen en samen ’puffen’. Zwangerschapyoga, ja, daar praat hij dan wel weer graag over en hij ziet aan de dames om hem heen dat ze het kunnen waarderen dat hij dat samen met zijn vrouw heeft gedaan.

Ja, Pieter is populair bij de ‘moeders’ op het schoolplein. Hij heeft een leuke kop, glad geschoren, halflang blond haar, lieve ogen en kleedt zich leuk. Draagt wijde-pijpen-broeken en fleurige overhemden. Het is een leuke, slanke vent, die ook nog goed is met de kinderen ... let wel ... op de goeie manier goed dan … ja … ….dat wordt er dan tegenwoordig altijd gelijk achteraan gezegd.

Nu moeten  ze alleen nog op de rommelmarkt een roze lepelrek zien te scoren.. Ze wil alles in haar keuken roze hebben.   

‘Hé, Pieter, moet je eens kijken wat een gaaf roze lepelrek daar staat. Laat ik daar nou net naar op zoek zijn’’, zegt zijn zus.’. Hoeveel? Vijf euro? Kom nou, ben niet achterlijk … drie kan je krijgen … ach, vent, stik d’r in!’

‘Kom maar met dat rekje. Hier heb je drie.’ zegt Pieter tegen de verkoopster.

Hij geeft het rekje aan zijn zus, die al een stukje is doorgelopen.

‘Hómooo!!’ zegt Caroline pesterig tegen haar broer  … drie euro, dat is veel te veel geld voor zo'n rekje! Zo verpest je de markt, man … nou, In ieder geval bedankt, broertje.’

Ze kust hem op zijn wang, geeft hem een arm en zo ze lopen samen de markt af.

BALKONNETJE.

Mijn woning heeft een klein balkon. Hooguit vier  vierkante meter. ’s Zomers kunnen er niet meer dan twee tuinstoelen naast elkaar staan. Met de benen languit op die heerlijke stoelen zitten is dan helaas niet mogelijk. De rest van de ruimte op de balkonvloer bezet is door plantenbakken met kleurrijke veelal eenjarige planten. Op het aan de balkonreling bevestigde balkontafeltje, is ruimte vrij gehouden voor eten, drinken, rookwaar en leesvoer.

Het balkonnetje biedt uitzicht op het verrassend groene binnenterrein, dat omzoomd wordt door tuinen van de bewoners van benedenhuizen. Op het binnenterrein staan wat fraaie bomen, struikpartijen, banken voor moeders met jonge kinderen en enkele fraai uitgevoerde speelwerktuigen. Ook aankomende softdrugsgebruikertjes voelen zich op ons binnenterrein uitermate veilig en gaan regelmatig ongestoord hun gang onder het genot van opzwepende techno-beats.

De speelwerktuigen zouden volgens het buurtopbouwwerk, door de jeugd zelf zijn uitgekozen. Uit een boekje zijn door de opbouwwerker drie foto’s van speelobjecten geknipt waaruit de jeugd vervolgens een keuze mag maken. De keus valt op de levensgrote giraf van hout, die nu door de jeugd vaker wordt gemòld dan dat er op gespeeld wordt.

Maar niet alleen kinderen gedragen zich hier vreemd. Het binnenterrein is verboden voor honden. Logisch, want wie is er nou dol op hondenpoep? Eén bewoner doet ’s ochtends in alle vroegte haar tuinhekje open en laat oogluikend toe dat haar hond een kwartiertje zijn achterpootje strekt, een plasje doet en poept. Als ze daarop wordt aangesproken vraagt ze steevast met een quasi verontwaardigde blik: 'Is die dondersteen dan potverdorie alweer weggelopen?’

Een ander, een corpulente veertiger met een vlassig baardje en een paardenstaart tussen zijn schouderbladen,  is gewoon aso: hij laat zijn tekkel zonder blikken of blozen drie keer per dag op het binnenterrein uit. Buren, die er wat van zeggen lacht of scheldt hij uit.

’s Winters is het een heel ander balkon. De plantenbakken zijn dan leeggemaakt en in de kelder opgeslagen. Uit de bakken van de balkonreling zijn de verwelkte planten verwijderd en op de aarde die er nog inzit leg ik stukjes brood en zaadjes voor hongerige vogels. Vooral duiven en merels komen hierop af.  Vanaf november staat prominent op het balkon de al vijf jaar geleden afgedankte kunstkerstboom, nu volgehangen met vetballen en zakjes noten en zaden; koolmeesjes en roodborstjes wippen meestal rond het middaguur van tak naar tak in de kerstboom. Druk kwetterend, eten ze van de vetballen.

Spreeuwen komen in grote getale langs op de dag nadat ik zuurkool of boerenkool gegeten heb. In die maaltijden doe ik wat spekjes en  het uitgekookte vet  daarvan. Wat over is gaat het balkon op voor de spreeuwen. Wat zijn die spreeuwen trouwens etterbakken, zeg! Elkaar om de haverklap wegduwen, in de kop pikken en maar vals schreeuwen. Ze gunnen elkaar helemaal niks. Het lijken verdorie net mensen.

Kater Thijs ontwikkelt zich de laatste jaren ook als een groot vogelliefhebber. Zeer geconcentreerd volgt hij de duif, die over de balkonrand paradeert, spreeuwen die elkaar de tent uitvechten en het druk-druk-druk gedoe van de koolmeesjes. Ademloos luistert Thijs naar het kwetter-, koer-, en tsjilpconcert waaraan hij zelf soms ook een bijdrage levert met z’n krakerig gemekker. Met name  de duif bekoort hem zeer. Zichtbaar gedreven door lekkere trek springt Thijs richting duif.  Helaas onbreekt bij Thijs het besef van de aanwezigheid van een glazen deur tussen hem en zijn gevederde vriendin.  Duif is gevlogen; Thijs even out.  

Tsja, het is toch zó leuk dit balkonnetje met die duiven, koolmeesjes, roodborstjes en spreeuwen en ontluikende plantjes,  op deze zaterdag 8 april 2023. Volop leven achter glas.

Het is alleen jammer dat het kunstgrasperkje op het balkon: één grote  glibberige massa vogelstront is geworden.

vrijdag 7 april 2023

DIE IS GEK!

Tijdens een wandeling door de wijk repeteer ik de tekst voor de rol, die ik in een toneelstuk ga spelen. Het stuk heeft de vage titel: ‘Luchtwortels’ en het gaat over ‘vrijheid en meningsuiting’. Wij, de spelers, hebben het stuk zelf gemaakt uit improvisaties. In mei gaan we voor publiek spelen.

Het leren van de tekst doe ik in stilte, in mijn hoofd. Natuurlijk begin ik met lezen. Dan bij stukjes en beetjes (scènes) uit mijn hoofd leren. Dat doe ik ook terwijl ik in huis loop te ijsberen.

Tijdens wandelingen of fietstochten smeed ik die scènes tot een geheel. Het toneelstuk bestaat uit vijf scènes en na tien fiets- of wandeltochten ken ik de hele tekst wel uit mijn hoofd. Daarna is het dagelijks bijhouden tot en met de laatste dag van de voorstelling. 

De vraag die bij de lezer hier zal opkomen is: ‘Waarom schrijf je dit nu allemaal in dit blog, Jee? Heb je  misschien het idee dat er lezers zijn die dit echt interessant vinden?’

Echt super interessant is dit natuurlijk allemaal niet maar dat is ook een beetje wat er aan de hand is met dit soort stukjes. Nu eens is een stukje grappig, dan weer eens wat minder.  Bovendien: niemand is verplicht om een letter hiervan te lezen, toch?.

Wanneer ik tijdens een wandeling of fietstocht mijn tekst 'in mezelf' repeteer, komt het wel eens voor, dat er ineens een stuk tekst hardop mijn hoofd uit vliegt.

Eergisteren nog fietste ik langs de Rotte. Mooi gebied, groen, rustig. Rijd langs een bejaard stel dat lekker ontspannen langs het riviertje zit te picknicken. Paps schenkt uit de thermoskan een bakkie koffie in voor mams.

Uitgerekend op de plek waar die oudjes zitten, knal ik mijn tekst er uit: ‘Nee!!! Trut dat je er bent! Niet alléén Joden!’

Uit mijn linker ooghoek zie ik dan nog net de tuinstoel van paps omver kieperen. De thermoskan, die hij van schrik loslaat, verdwijnt met een fraaie boog in de Rotte.

Vanmorgen nog: schaterend van het lachen loop ik, met mijn handen diep in mijn zak, over de Noordsingel, langs een groep basisschoolleerlingen en luidkeels roep ik over straat:

‘Hahaha. Jajajaja. Fout. Hartstikke Fout. Hahaha!!’

De kinderen zien er de lol wel van in; ze stoten elkaar lachend aan, zo van: ‘Die is gek!’

‘Doorlopen, jongens,’  zegt de onderwijzer tegen ‘zijn’  kinderen, ‘en sta die meneer niet zo stom aan te gapen! Kom, doorlopen!’

Op sommige teksten zijn de reacties wat heftiger. Kan ik me ook goed voorstellen!

Met een volle boodschappentas wandel ik van de super naar huis. Loop langs een auto met Pools kenteken. Twee Polen er in. De een zit op de bestuurdersplaats van de al wat oudere Mercedes: zijn maat zit op de achter bank. Allebei de portieren staan open. Ze zitten dwars op hun stoel. Benen bungelend buitenboord. Ze roken een tamelijk lange sigaret met filter.

Ik repeteer mijn tekst. Mij ontglipt dan: ‘Aussteigen schmutzige Schweinhunde! Und schnell, ja!!’

Ik heb het nog niet gezegd of het is me duidelijk: deze Polen verstaan Duits.  Woedend zijn ze,  boos en heel sterk.

‘Ja, sorry heren, zei ik het Duits, ‘maar ik oefen alleen maar mijn tekst voor een toneelstuk, weet u…’ Toen draaide de grootste van de twee Polen mijn arm nog net iets steviger om. Uiteindelijk wilden ze mijn verhaal godzijdank wel geloven … dat ze die tekst niet persoonlijk moesten opvatten.

Alles bij elkaar kostten die stomme Polen me wel mooi een half uur van mijn kostbare tijd  èn een volle boodschappentas.

PAS OVER DRIE WEKEN.

Het toekomstperspectief van Karin en Jef  is van de ene op de andere dag behoorlijk veranderd. Karin gaat met haar man Jef naar het ziekenhuis, eigenlijk gewoon voor een controlebezoekje maar omdat ze de laatste tijd wat last heeft van wat pijnlijke plekjes op haar linkerborst meldt ze het maar. De rechterborst is rond en gezond. De  arts voelt al meteen, dat de pijntjes waarmee Karin binnenkwam, geen kwaad kunnen.
Op foto’s van de linkerborst zijn echter andere  vlekjes te zien, die best wel eens kwaadaardig zouden kunnen. Ze neemt wat stukjes huid af voor de kweek. Over een paar dagen , na het weekend, mogen Karin en Jef terug komen voor de uitslag.

Het blijkt dat het voor Karin goed mis is: borstkanker op links met uitzaaiingen naar de lymfeklieren.  Dreun! Allerlei zaken passeren dan de revue. In eerste instantie termen van de arts: borstbesparende operatie, chemokuur, bestralen enz.  Karin  en Jef, moeten zich daar maar eens goed in verdiepen. Ze krijgen daartoe ook een pakketje folders mee. Kiezen voor een bepaalde behandeling kunnen ze nu nog niet want in het ziekenhuis weten ze ook nog niet precies wat het beste is  voor Karin.  

Jef heeft meteen al zo zijn bedenkingen:
‘Waarom moet dat godverdomme allemaal zo lang duren? Drie weken. Drie weken waarin het ‘kwaad’ zich onbelemmerd kan uitzaaien. Zou Maxima als ze hetzelfde had ook zo lang moeten wachten op de werkelijke behandeling? Karin, Jef maar ook de artsen hebben nog geen flauw idee van wat de beste aanpak is.  Jef kan nu wel roepen, dat ze gegarandeerd eerder aan de beurt zouden komen ‘als ze maar geld op tafel zouden leggen’  maar zo’n kreet kan hij absoluut niet hard maken.  

Wat Karin en Jef wel gelijk doen, is bij mensen langsgaan, die zoiets al eens hebben meegemaakt; kort of lang geleden. Elke situatie is natuurlijk weer anders maar het is goed om kennis te nemen van de ervaringen van hen die er goed uit zijn gekomen.
Karin heeft contact gezocht met een vriendin van haar koor. Kort geleden is zij voor hetzelfde behandeld en ze functioneert nu weer prima: ze zingt nu ook al weer uit volle borst mee! 
Een  inmiddels hoogbejaarde tante van Karin is ruim vijftien jaar geleden behandeld aan de borstkanker links met uitzaaiingen naar de lymfeklieren. Ruim vijftien jaar geleden! De dame is nu achtentachtig en nog bijzonder monter.   Doemscenario’s zijn dus niet bij voorbaat noodzakelijk!

Nogal wat zaken zullen anders dan anders gaan. Karin heeft een baan. Ze is nooit de kleinzerigste geweest; eerder gaat ze door haar grenzen heen, dan dat ze zich snel ziek meldt. Straks kàn ze niet anders dan zich ziek melden. Hoelang? Een, twee, drie maanden? Een half jaar? En…..hoe 
gaat ze terugkomen? Slechter dan nu ? Hoeft  natuurlijk niét persé…. 
Karin en Jef hebben eind vorig jaar al een  tien-daagse fietsvakantie in Frankrijk gepland: ’Fietsen langs de Loire’ voor straks, eind april. Moet die vakantie geannuleerd worden?
Jef heeft geen rijbewijs en Karin, zijn vaste chauffeur, is een flinke tijd uitgeschakeld.
Kunnen ze dan nog wel naar hun zomerhuisje in Chaam (NB) waar ze normaal gesproken van maart tot en met september overzomeren. Karin zal zeker voor controles en (na)behandelingen  regelmatig in het ziekenhuis moeten zijn. 
Hoe dat allemaal zal gaan???

Jef slaat zijn armen om Karin heen en zegt, met omfloerste ogen: ‘Het is vreselijk klote, Karin, het moet blijkbaar zo zijn maar mijn gevoel zegt me, dat wij hier samen stèrker uit gaan komen.’  

woensdag 5 april 2023

DE RATELENDE FIETSER

Vandaag  wordt het mooi weer; tamelijk windstil. Is er beter fietsweer? Ik besluit, na de weerman te hebben aangehoord, om mijn wielerklassieker Rotterdam – Hoek van Holland - Rotterdam  te gaan rijden. In mijn eentje, zoals gewoonlijk. Dat doe ik het liefst eigenlijk … geen  gezeik als ‘rij es beetje door ,hé!’ of ‘kan het niet wat rustiger?’ En dan belt zomaar ineens mijn ex-collega Petra. Ze vertelt enthousiast over haar ritje afgelopen zondag;  met de metro helemaal naar het Hoekse strand. Ik vertel haar wat ik vandaag van plan ben.

‘Oh, Jee, dan wil ik met je mee.

‘Nee, hè,’ denk ik. Dus ik zeg: ‘Ja, goed idee!

We zitten om precies tien over tien op de fiets. We fietsen over de Westzeedijk, via de Schiedamse wijk ‘de Gorzen’ naar Vlaardingen en  daar zo snel mogelijk naar het prachtige fietspad langs de Nieuwe Waterweg: één rechte weg naar Hoek van Holland.

Nog geen maand geleden gaf ik in het Rotterdamse deel van deze fietstocht de Argentijnse Juliëta, een kennis van het filmfestival, een lesje ‘Rotterdam voor beginners’. Nú mag ik Petra, die nog maar kort in Rotterdam woont, het een en ander vertellen over onze mooie stad. Bij Juliëta was de grote handicap, dat ik het in Engels moest doen. Haar moedertaal, Spaans, spreek ik niet. Dáár heb ik bij Petra dus geen last van. Een geslaagd  Rotterdams woordgrapje gaat over ons (oude) belastingkantoor, dat gevestigd is in de Puntegaalstraat. Juliëtta zou er niets van begrijpen als ik zou vertellen dat de Rotterdammers zeggen dat het belastingkantoor in de ‘Pluk-je-kaal-straat’ staat. Petra schiet in de lach. De poging zoiets te vertalen in het Engels, ontaardt zonder twijfel in een slap cabaretnummer.

Petra wordt, net als Juliëta destijds, helemaal lyrisch als ze, en dan nog wel van een flinke afstand, Rotterdams toeristische attractie nummer, één Delfshaven ziet liggen. Het haventje, met oude schepen, de kades met oude, keurig gerestaureerde gevels.

‘Ja, zegt Petra, ‘ik heb gehoord dat er zo veel leuke winkeltjes zijn in Delfshaven.’

Ik zeg haar dat er nauwelijks leuke winkeltjes zijn: wel leuke vreettentjes, de historische Pilgrimfatherskerk met het fraai klinkende carillon, het museumpje genaamd ‘Dubbelde Palmboom en niet te vergeten de 18e eeuwse, gerestaureerde molen ‘de Klapwiek.’ 

Bij die molen heb ik zelf nog enige tijd als vrijwilliger gewerkt. Erg leuk. Ik haal er nog steeds het kilootje volkorenmeel voor het zuurdesembrood dat ik wekelijks bak.

‘Waarom werk je er dan niet meer?’ vraagt Petra.

‘De molenaar halveert plotsklaps, zonder dat hij het er ooit met me over heeft gehad,  de vrijwilligersvergoeding. Die was altijd een kilo meel per week. Hij zegt dat hij mensen zat kan krijgen voor dat werk. Voor een pond, een half pond of nòg minder meel. Zelfs zijn er, die geld mee willen nemen om hier vrijwilliger te mogen zijn. En eigenlijk alleen maar omdat die zo mooi is! Tsja……..'Die mooie molen. Dat is toch ook een liedje ….?'

Ach ja, als de zaken er zo voor staan, dan stop ik er maar mee. Gaat hij toch lekker met die lui in zee die het voor niks willen doen. Voor mij hoeft het niet meer. Het meel is daar echter van puike kwaliteit en niet zo duur; dus kom ik  nog altijd in die molen voor mijn broodjes.

Met dit weer is fietsen volop genieten. Over vrijwel alle leuke plaatsen waar we langs fietsen in het Rotterdamse weet ik Petra wel wat te vertellen.

‘Want o,o,o,o,o wat weet ik toch vreselijk veel!?’ Over  de moeilijke wijk Schiemond (drugs, wapenhandel), waar ik bijna tien jaar naast woonde. Over de prachtige monumenten Diepenveen (1929) en het HAKA-gebouw (1914),  Petra lijkt het allemaal schitterend te vinden om te horen. Over de wijk Spangen. Het prachtige wooncomplex Justus van Effen. Mijn ouwe lagere school: de Sint Nicolaasschool. Over mijn favoriete voetbalclub Sparta  en  Schiedam, de stad waar ik geboren ben,  de Schiedamse scheepswerf Gusto en de fraaie Liduinakerk daar, genoemd naar Liduina die haar heup…’

‘Sorry hoor Jee,’ onderbreekt Petra mijn verhaal abrupt, ’ja, eh, sorry dat ik je onderbreek, Jee, ik word nu toch wel een beetje moe van je onophoudelijke geratel.  Ik wil graag veel zien van en horen over Rotterdam en omstreken maar niet alles tegelijk in één uur. Begrijp je wat ik bedoel?'

‘Ja, Petra, dat begrijp ik wel hoor,’ zeg ik enigszins beteuterd.  Vanaf Vlaardingen hebben we een stilte-fietstocht.  Over het mooie fietspad langs de Nieuwe Waterweg richting Hoek van Holland.  Na aankomst in Hoek van Holland luisteren we nog even naar het ruisen van de Noordzee, het krijsen van de meeuwen en een laag overvliegende traumaheli, die hier nu zo te zien helemaal niks te zoeken heeft.  

Deze eerste echte lentedag kan, nu, om half twee in de middag, niet meer stuk. Het wordt zelfs nog leuker voor mij als Petra zegt dat ze met de fiets in de metro terug gaat. Joepie! Dan kan ik lekker in mijn eigen tempo, met een lekker windje mee, terug naar huis racen.

Petra belt me om kwart voor vier dat ze al thuis is. Ik ben heerlijk aan het fietsen, in m’n uppie. Ik moet nu nog wel een uur!

dinsdag 4 april 2023

SONJA'S WANDELCLUB EN DE ERVAREN WANDELAAR ROB

Een stel sportieve zeventigers, tien dames en twee heren, staan, bij lekker weer, elke maandagmiddag rond een uur of een in het Huis van de Wijk Lage Land te trappelen om er dik drie uur op uit te gaan. Het is onze wandelclub. De ene week wandelen we dicht bij huis. In het Kralingse Bos. De andere week lopen we in een andere buurt van Rotterdam zoals Kralingen, het Noorden of Spangen. Ook wagen we ons nog wel eens wat verder van huis. Dan genieten we, al wandelend,  van stadjes in de buurt van Rotterdam; zoals Gouda, Vlaardingen, Dordrecht of Delft.  We lòpen natuurlijk nìèt helemaal naar die plaatsen buiten het Kralingse Bos. Daar gaan we dan naar toe met de trein of metro.

Met een gerust hart kunnen we dat doen omdat ‘Sonja’s wandelclub’ met wandelaar Rob een genie in huis heeft, die, zonder dollen, ontzettend veel kennis in huis heeft over reizen met de trein. Maar nog veel meer dan van reizen met de trein, weet hij  van het reizen met de metro. Daar hoef je hem helemaal niets over wijs te maken. Eigenlijk mag je wel zeggen, en dat zegt hij zelf gewoonweg ook: ‘Van reizen met de metro weet ik àlles. Al tientallen jaren lang reis ik dagelijks met de metro. Ik ben er echt kind aan huis.’

Wij hebben het eigenlijk nooit hardop gezegd maar het is wèl zo: ere wie ere toekomt: zonder Rob kunnen we niet. We zouden in de verkeerde metrostations en op de foute perrons terechtkomen en in de verkeerde metro’s stappen. ‘Sònja !!’ hoor je Rob dan in het metrostation zeggen, met de klemtoon op Son, ’je moet  niet naar links maar naar rechts, want als we dààrheen gaan, dan gaan we weer terug naar huis.’

Gelukkig  is hij er altijd bij. Door een kleine ongesteldheid laat hij zich niet kisten. Elke maandag om kwart voor een staat hij al vrolijk te trappelen in het Huis van de Wijk Lage Land. Hij zal glimmen van trots als hij dit leest. Het is ook beslist niet overdreven ... bovendien: het is niet alleen fijn om hem er bij te hebben op het gebied van ‘de weg weten.’  Rob is in de groep een ware sfeermaker, een gezellige prater. Hij babbelt vrolijk met iedereen.  Van vele … neen: van álle markten is hij thuis: politiek, godsdienst, muziek. Helemaal leeft hij op als hij kan praten over zijn vakanties. Hij is in zijn leven al in ontiegelijk  veel buitenlanden geweest. Daar wisselt hij graag ervaringen over uit met de mede-wandelaars, die toevallig ook in het zelfde gebied geweest zijn.

Halverwege de wandeling wordt er altijd een halfuurtje gepauzeerd. We drinken thee, cappuccino, Spa rood en een enkeling heeft alcohol nodig. Rob trakteert zich de laatste weken op een  warme chocolademelk met slagroom.

Tsja, Rob is ook een grapjas. Als hij bijvoorbeeld vindt dat Sonja de pauze wat te lang laat uitlopen gaat hij naar haar toe en zegt: ’Sònja (weer met die klemtoon op Son) het speelkwartier is al voorbij hoor!’ Ook een bekende dijenkletser van Rob is: Hé, Sonja, gisteren was er een bekende van jou op tv.’ ‘O ja, wie dan?’ vraagt Sonja nieuwsgierig. ‘Sinterklaas’ zegt Rob, gierend van de pret.  Ook dolt hij Sonja nog al eens met haar lieve hondje: ‘Jahaaa Sonja je hondje luistert altijd heel braaf naar jou, hè maar echte mannen  doen dat niet hoor!  

Wandelen is Rob’s z’n lust en zijn leven. Het komt regelmatig voor dat hij drie keer per week met een andere groep op pad is. Hij organiseert die wandelingen ook meestal zelf. Die ervaring heeft hij, dat merk je duidelijk.

Tijdens ònze wandelingen ‘jeuken zijn vingers’, dat kan hij niet verhullen. Hij realiseert zich altijd bijtijds, dat dit niet ‘Rob’s wandelclub’ is. Keurig netjes houdt hij zich dan in en laat hij Sonja van ‘Sonja’s wandelclub’ haar eigen plan uitvoeren.

maandag 3 april 2023

UITGEDROOGD.

Extra lang verhaal.

 Uitgedroogd.

Co, een neef van me uit Zwammerdam,  ligt met een zware longontsteking in het ziekenhuis. Op een zonnige zaterdagmiddag in mei ga ik bij hem op bezoek, samen met mijn driejarige zoon Theun. Het ziekenhuis is in Alphen aan de Rijn. Ik ga met de auto. Het is een half uurtje rijden van Rotterdam.  Bij aankomst in Alphen is Theun, in diepe slaap. Pech voor hem … hij zal toch echt die auto uit moeten.  Bijna vergeet ik de rode dirkvanderbroektas met het kado voor Co.

Eenmaal in het ziekenhuis wordt mij gelijk duidelijk gemaakt dat Theun niet mee mag naar Co. Het besmettingsgevaar is te groot. Ik zet Theun in de speelhoek van de wachtruimte. Vraag de receptioniste een oogje in het zeil te houden. Theun kijkt toevallig even van zijn kleurwerkje op als ik de lift in stap naar de achtste. Ik zwaai naar hem. Hij zwaait terug. 

Mijn oudste broer JoHans, de vader van Co en mijn zus Teha zitten zorgelijk kijkend aan weerskanten van de patiënt. Co ligt helemaal van pampus aan het infuus.  Totaal uitgedroogd.

‘In zijn geval  is er eigenlijk niks beters dan zo’n infuus, Jeetje,’ zegt mijn broer. 

Uit de rode dirkvanderbroektas pak ik de tros bananen die ik voor Co heb meegenomen. Ik leg het fruit aan zijn voeteneind. Of hij er blij mee is kan ik niet goed aan hem zien. Voor iemand die zoveel vocht heeft verloren zijn die bananen op zich prima!

Het uitzicht vanuit de kamer op de negende, ja, ik dacht eigenlijk dat hij op de achtste lag maar goed, het uitzicht hier, vanaf de negende is echt gran-di-oos. Dit ziekenhuis ligt op een unieke plek, waar de Rijn een bocht noordwaarts maakt. Tussen dit gebouw en de Rijn ligt een fraai langgerekt park met fiets- en wandelpaden en volop recreatiemogelijkheden. Aan de overkant van de rivier: uitgestrekte landerijen en de grote verkeersweg. Rechts het Alphense industrieterrein. Links de futuristische  Alphense brug een ontwerp van Rem Haaskool (1965-1998) van het fameuze Architectenbureau OPA.  Ook de grillige Rotterdamse Zwanenhal (1995) is een ontwerp van OPA.

Hé, begint mijn maag opeens te rommelen! Honger dus … op de automatische piloot, knak ik een banaan van de zojuist door mij aan Co gegeven  tros. Hij stelt het kado toch mèèr op prijs dan ik dacht. Zijn ogen spuwen nu vuur. Ik laat mij het banaantje er niet minder om smaken.

Hèt familienieuwtje van deze middag komt van mijn zus Teha (40): ‘Ik krijgt er weer een kleintje bij, Jee. Tsja, ’t is wel een ongelukkie, hoor,  maar dat was die eerste ook, en daar is toch helemaal niks mis mee?’ Wat ze gelijk heeft. Haar oudste was ongewenst èn is uitgegroeid tot een fijne knul. 14 jaar is hij nu. Voor die jongen is het leuk dat hij er een broer of zus bij krijgt.

'Weet je wie de vader is Teha?' vraag ik.

'Helemaal zeker ben ik er niet van, Jee maar ik dacht dat het de keeper van Alphense Boys was. Het was ook zó alle-jezus druk op dat kampioensfeest, hahaha.'

Mijn zus krijgt er straks een bij dus maar ik ben er nu een kwijt.

Theun zit in ieder geval niet dààr, waar ik hem met zijn kleurboek heb achter gelaten.

De receptioniste, die een oogje in het zeil zou houden, zit er trouwens ook niet meer.

Het zweet breekt me gelijk aan alle kanten uit.

‘Nee meneer, die mevrouw werkt hier maar tot drie uur. Ze is een kwartiertje geleden naar huis gegaan. Tegen mij heeft ze  helemaal niks gezegd over een jongetje.’

‘Nee, ook niet dat een vader aan haar gevraagd had, om even zijn kind in de gaten te houden.'

‘Ja, ze is helemaal alleen weggegaan.’

‘Nee, er liep geen driejarig jongetje aan haar hand mee naar buiten, meneer, nee.’

‘Wat zegt u nu Zou ze op hem letten? Ja, maar meneer … we zijn hier geen  oppascentrale. Dat had ze u nooit mogen toezeggen.’

Gek word ik van deze reacties.

Bonzend hoofd. Knalrood ook, voel ik.

‘Zal ik hem even voor u omroepen met de intercom hier?’

‘Als u dat doen wilt héél graag.’

‘Attentie!

Dit is een oproep aan alle aanwezigen in het Alphenland Hospitaal.

U wordt vriendelijk verzocht uit te kijken naar een kleuter van bijna drie jaar met halflang blond haar. Hij is gekleed in een blauw t-shirt, zwart voetbalbroekje, bruine sandaaltjes en gele sokken. Hij luistert naar de naam Theun. Theun loopt zonder begeleiding door het ziekenhuis. Waarschijnlijk is hij op zoek naar zijn vader. U wordt vriendelijk verzocht om, wanneer u een los lopende kleuter ziet, die voldoet aan het gegeven signalement, hem snel naar de receptie te brengen of met de receptie contact op te nemen (telefoon 555).

Dank u.’

Ik heb die oproep natuurlijk niet afgewacht en loop nu 'als een gek' met grote passen en ongecontroleerd om me heen kijkend, in de nabije omgeving van het ziekenhuis. Ik zie van alles en iedereen maar geen Theun. Rechts van mij mijn angstbeeld: een gillende en spartelende Theun, in die woeste krachtige Rijn.

Weer terug in het ziekenhuis, bij de receptie: geen enkele reactie op de intercom-oproep. Wel zie ik twee, mij totaal onbekende ventjes, hysterisch om hun moeder staan brullen.

‘Belt u de politie alsjeblieft even,’ vraag ik de receptioniste

‘Kunt u denk ik beter zelf even doen, meneer.’

‘Natuurlijk kan ik dat beter zelf doen, dat weet ik ook wel, alleen nú even niet. Nú moet ik eerst andere mogelijkheden uitsluiten!’

‘Alstublieft, mevrouw...’

Met nauwelijks verholen tegenzin draait ze het alarmnummer. Als ik hoor dat ze contact heeft ga ik weer buiten zoeken.

Knal bijna uit elkaar van de spanning.

Ik ren de dijk op langs de Rijn.  Wanhopig word ik van de aanblik van die snelstromende waterpartij … als Theun daarin terechtkomen is ….

Van gericht zoeken is geen sprake meer.

Vanaf de dijk met mijn rug naar de rivier, zie ik links een woonwijkje. Eengezinswoningen.

Ik krijg een ingeving … misschien is Theun wel terug naar de auto gelopen. Dat deed Sita, onze hond ook altijd als ik hem tijdens een strandwandeling kwijt was geraakt. Ik trof Sita dan vaak als een dood vogeltje naast de auto aan. Stom eigenlijk,  dat ik niet eerder aan die mogelijkheid heb gedacht … geeft me wel wat ontspanning … het is maar voor even, want Theun is níét bij de auto.

Tergende koppijn, zeiknat van het zweet en dan brandt die zon verdomme ook nog eens op mijn kop.

Ik ren nu naar het woonwijkje, dat ik net zag. Straatje in, straatje uit, niks, nog een straatje in straatje uit, weer niks. Nog een straatje verder … hé , daar aan het eind van die straat loopt iemand, een mevrouw … een mevrouw,  helemaal in het wit … ze loopt de straat uit richting ziekenhuis … met een kind aan  haar hand …. een kind met een blauw truitje en halflang blond haar … ik  zet het op een rennen. ‘Mevrouw! … Theun! … Mevrouw!…Theun! … Dag mevrouw .. dat is mijn zoontje … Theun…’ 

Ik ben helemaal gesloopt.

‘Oh, heet jij Theun, mannetje?’

‘Ja, Theun, met een ‘h’ ‘, antwoord ik.

Goh, wat een leuke naam.’

Ik neem Theun op mijn arm. Hij legt zijn hoofd tegen mijn schouder. Ik streel hem over zijn rug. Wat ben ik blij!!!!!!

‘Ja, meneer, Theun staat zomaar ineens bij mij in de keuken … met grote ogen kijkt hij me aan … ’drinken’ zegt hij … droge lipjes heeft hij … achter mekaar drinkt hij twee bekertjes water … hij is zowat uitgedroogd.’

‘Jaha, wat had jij een dorst, hè?! zegt de vrouw lachend tegen Theun, terwijl ze hem lief  over zijn bol aait.

‘Ik had dat ventje hier nog niet eerder gezien. Ik dacht, die is hier vast ergens op bezoek.  Dus ik vraag aan hem:  ‘waar is je pappa … je mama?’ … en toen wees hij in de richting van het ziekenhuis …’ nou, dan breng ik je daar toch naar toe.'

'Ach, het is toch zo’n lief ventje!’ Ze geeft Theun een paar zachte lieve tikkies op zijn kontje.

Ik vertel haar hoe dit naar mijn idee zo heeft kunnen gebeuren. Hij is waarschijnlijk weggelopen uit het ziekenhuis toen hij dorst kreeg. Ben zo blij dat ik Theun weer in mijn armen heb. Bedank de mevrouw uitbundig.

Vòòr het ziekenhuis staat een politieauto. Met Theun op m’n arm loop ik daar naar toe en meld de agente in de auto, dat ik m’n zoon gevonden heb. Ze is blij voor mij, feliciteert me en ze zegt dat ze het zal doorgeven aan de receptioniste van het ziekenhuis.

Ik zet Theun in de auto en stap zelf in. De deur van de auto is nog maar net dicht of ik barst uit in een onbedaarlijke huilbui.

zaterdag 1 april 2023

OP DE KAAP.

Mijn vriend, René en ik zijn zeventien jaar en hebben een leuk vakantiebaantje in de kantine bij de Volksbond. Vuile borden en kopjes ophalen, afwassen en afdrogen.  Afwasmachines waren er nog niet halverwege de zestiger jaren (vorige eeuw dus). Die kantine was ‘op de Kaap’, de Rotterdamse hoerenbuurt. Na een dag hard werken kunnen René en ik flink geil worden van die wijven. Sommigen staan op hun stoepje voor de deur (ook tegen mij en René zeggen ze ‘ga je mee, schat’), anderen zitten binnen en tikken op hun raam om onze aandacht te trekken.

We spreken af om een keer naar de hoeren te gaan. Als we voldoende verdiend hebben. Tot die tijd gaan we rustig kijken met wie we het gaan doen. René weet het nu al. Hij neemt die donkere, Spaanse met lang, stijl zwart haar. Vlak naast sigarenmagazijn ’t Hart’ staat ze meestal. Ze is niet meer zo jong, veertig denken we maar haar grote borsten maken voor René veel goed. Hij hoopt dat ze niet zo duur is omdat al aardig op leeftijd is.

Ik heb mijn keuze vandaag pas gemaakt, de dag, dat we ook echt gaan! Ik val op blonde, niet zo grote, slanke vrouwen met stevige billen en benen. Haar tietjes hoeven voor mij niet zo super groot te wezen. En … ziedaar: aan de overkant  naast dat Chinees restaurant staat ze. Helemaal mijn type. 

René is al met zijn Spaanse schone naar binnen.

Ik loop naar de overkant.

Best eng om naar die vrouw toe te gaan en haar te vragen:

‘Hoeveel, mevrouw?’

Ja, ik vraag het gewoon netjes. Waarom ook niet?

‘Fünfundzwanzig,’ zegt ze.

‘Das ist nicht so teuer,’ denk ik en dan ‘oh, ze is een Duitse ….’

‘Gut,’ zeg ik in mijn beste Duits.

De sappige Duitse vrouw pakt een grote bos sleutels uit haar vest, opent de voordeur en loopt voor me uit een trap op. Ik kan me haast niet beheersen. 

Een smal eenpersoonsbed in een piepkleine kamer. Zouden we het echt hierop moeten doen?

‘Setz dich nur, Jung  und Hose aus bitte.’

‘Komm mal hier,’ beveelt ze. Ze staat bij een fonteintje en gaat mijn piemel staan wassen met een ingezeept koud washandje. Gelukkig droogt ze hem ook nog even af.

‘Setz dich mal wieder aufs Bett, Jung, ich komm sofort.’

Lekker voel ik me niet echt, op dat kraakbed,  in mijn t-shirt, spijkerjasje met daaronderuit  mijn blote kont en blote benen. Zelden was mijn piemel zieliger dan ‘jetzt’. Zij komt naast me zitten, doet zwaar zuchtend haar truitje uit en wipt verveeld haar borsten uit haar beha. Ze wenkt me: ik mag met haar borsten spelen. Het effect op mijn piemel is vooralsnog nihil. Ook haar plichtmatige massage heeft geen enkel effect. Ik vraag haar of ze zich alsjeblieft (bitte) helemáál wil uitkleden.

‘Dat zal me gewiss wóhl aufregen,’ zeg ik tegen haar.

‘Gut, … aber das kostet wohl etwas,’ zegt ze …’wie veel habst du sie eigentlich bei dir, Jung?

‘Wie meinen Sie dass …. Sie sagte doch fünfundzwanzig?’

‘Um an zu fangen, ja … aber ganz nackt … : gib mir noch mal fünfundzwanzig, Jung.’

‘Tering wijf,’ dacht ik, ‘dan ben ik godverdomme bijna blut en misschien wil ze dan nòg wel meer van me aftroggelen.

Haar geheel blote lijf kan me gelukkig wel wat opwinden. In ieder geval heb ik nu (al zeg ik het zelf)een joekel van een erectie. Het probleem dat zich nu voordoet is dat haar poes, door de aard van haar werk, drie keer zo wijd is als mijn piemel dik. Dus ìn haar klaarkomen gaat van geen kanten lukken.

Als zij dat ook beseft gooit ze me van zich af. Gaat  naast me op bed zetten en trekt me dan nog even vlug-vlug af voor die vijf tientjes. Hooguit tien minuten ben ik binnen geweest.

René baalt helemaal als een stekker. Die is ook zijn vijftig piek kwijt en niet eens klaargekomen. Die Spaanse hoer heeft hem flink belazerd. De vrouw blijkt een stuk ouder dan veertig. Ze weigert haar beha uit te doen en bovendien: dat mooie zwarte haar is een pruik, die van haar hoofd kukelt als ze op d’r bed neerploft. Ook René stond binnen tien minuten weer op straat. 

 

vrijdag 31 maart 2023

DE KORTROKS (SLOT) KIK IS EEN WOESTE.

Dan is er ook nog broer Kik. Kik is een jaar ouder dan ik. Deze jongen is totalemento ditorbiato dell completemento falicantissimo victoria in excelsis pro deo … geestelijk gestoord dus …  eten, drinken gaan bij hem meer dan goed en tevens in razend hoog tempo. Zijn motoriek is matig te noemen. Horen doet hij goed. Zien heel slecht. Zwijgen kan hij helemaal niet. Kik functioneert tot zijn dood op het niveau van een peuter van anderhalf jaar. Vrolijk, onbekommerd en onbeheerst gaat hij door het leven.

Kik is een woeste. Mam vertelt me dat hij het presteerde, om mij, ik was drie,(nota bene één jaar ouder dan Kik, een zwieper te geven tegen onze kokendhete  potkachel aan.  Nog altijd is op mijn scheenbeen het litteken van de derdegraads brandwond te zien; een souvenir uit een periode waarvan ik me god-zij-dank he-le-maal niets meer kan herinneren.

Al snel wordt duidelijk dat Kik een gevaar is voor zichzelf en zijn omgeving. Als hij twee is wordt hij opgenomen in een tehuis voor geestelijk gehandicapten bij de Witte Nonnetjes ver weg in Zuid-Limburg. Eens in de paar jaar bezoeken mam en pap hem. Hij vervreemdt van zijn broer en zussen.

Het is nù zó gelopen dat Kik Kik is en ik Onno ben … maar … even zo goed had het zo kunnen zijn dat ik Kik was en Kik Onno. Dan was me wel een heleboel ellende bespaard gebleven. Werkelijk, dat realiseer ik me nu pas, want voor Kik is het immers elke dag lekker makkelijk.

‘Hallo Kik, lekker geslapen Kik?’

‘Ontbijtje Kik? Wat wil je op je boterhammetje?’

‘Zullen we even samen aankleden Kik? Want we gaan dadelijk naar de dierentuin, zwembad, wandelen in het park, kijken naar een voetbalwedstrijd of paardrijden enz.  enz. ….Kiks leven is keuzenloos genieten

Zijn eten wordt dag in dag uit, gekozen, klaargemaakt en voor zijn neus gezet. Hup, lekker eten Kik. Gaat hij ergens heen dan wordt hij door een busje voor zijn huisdeur opgehaald en afgezet voor de deur waar hij moet wezen. Lezen of schrijven kan hij niet dus dat wordt voor hem gedaan. Af en toe een beetje wandelen en  in ’t rond kijken ... en ga zo maar door … een luizenleventje.

Met zijn verjaardag krijgt hij bezoek en zijn standaard verjaardagskado’s zijn grote kralen om kettingen mee te rijgen, daar krijgt hij, ook na tientallen jaren rijgen, nog geen genoeg van. Hij probeert op zo’n verjaardag ook altijd de tas van een van de gasten af te pikken … tsja, als Kik dat soort dingen gaat doen wordt hij door de begeleiding naar zijn kamer gebracht.

Op haar sterfbed vraagt mam mij of ik Kik zo nu en dan wil bezoeken. Dat heb ik gedaan. Het eerste wat ik deed was hem van Zuid-Limburg naar Rotterdam verhuizen. Dan kon ik hem makkelijker bezoeken en kreeg ik toch nog een beetje een band met hem. Hij leefde nog zes jaar hier in de buurt. Op 65 jarige leeftijd stierf Kik.

donderdag 30 maart 2023

DE KORTROKS 5. HIJ HEEFT HET ZWAAR GEHAD.

 Niet zonder een flinke dosis gêne, erken ik, dat ik me nauwelijks bemoeit heb met mijn broertje Tet, ons mongooltje.  Mam, mijn zussen, broers en ook pap zijn veel meer bij Tet betrokken geweest, dan ik.  Twintig jaar ben ik, als hij geboren word. Tet en Ik hebben in feite nooit als broers onder één dak gewoond.

Vlak voor Tet ter wereld komt leer ik haar kennen. Tijdenlang kan ik aan niemand anders denken dan aan Carola, mijn grote liefde … alles draait dan alleen nog maar om haar.

Drie weken na Tets geboorte ga ik ‘op kamers wonen’. Van het knetterdrukke Kortrok-huis, naar de  beklemmende, eenzaamheid van de kleine, veel te dure zolderkamer in Utrecht.  Voor journalist ga ik daar leren.

Nieuw in huize Kortrok is de aanwezigheid van pap. Pap vaart niet meer! Hij doet nog precies hetzelfde werk (afwassen)  maar zijn werkplek is nu geen stralend, decadent cruiseschip meer op de oceanen maar de gaarkeuken van een de adem benemend-christelijk bejaardentehuis in Barendrecht.

Het is natuurlijk niet voor niks, dat die man ruim twintig jaar op zee gezeten heeft. Hij is liever weg of onderweg, dan thuis bij vrouw en kinders. Ook als hij vrij dichtbij huis werkt, is hij niet veel thuis. Òf hij werkt over, òf hij klaverjast, biljart of bingoot met de ouwetjes in zijn ouden-van-dagen-huis. Met de jongelui thuis weet hij niet zo veel raad. Thuis is hij de boebaas, op zijn werk de toffe peer.

Pap heeft er zelf nooit zo veel over verteld, maar hij moet het zwaar hebben gehad in zijn jeugd. Hij woont in Nederlands-Indië als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Op negenjarige leeftijd wordt hij gevangen gezet in een concentratiekamp, een Jappenkamp. In het plaatsje Tjimahi zit hij met zijn moeder en twee oudere  zussen en nog een stel Duitse vrouwen in een voormalige kazerne van de KNIL (het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger). Twee oudere broers en paps vader verdwijnen dan in zijn beleving, van de ene op de andere dag. Ze zijn zomaar ineens van de aardbodem verdwenen. Zijn vader en broers moeten aan die beruchte Birma-spoorlijn werken. De spoorlijn, die zo bekend wordt door de gruwelijke verhalen van de cabaretier Wim Kan. Eten en drinken krijgen de Hollandse gevangenen niet. In de tropische hitte moeten ze heel, heel hard werken aan die spoorlijn, werken en hun eigen reserves opgebruiken … tot ze er uitgemergeld, dood bij neervallen. Het is een hel  en het kost vele levens … maar niet die van mijn opa en de broers van pap … ook de cabaretier Wim Kan,  brengt het er levend van af.  Gelukkig maar, want hoe waren we anders die schokkende verhalen te weten gekomen?!

Als pap in het Jappenkamp vastgezet wordt, is hij negen jaar en zit hij in de derde klas van de lagere school. Pap zal nooit meer in welk schoolklasje, waar  dan ook zitten.

Soekarno, de president van Indonesië, schopt rond 1949 alle Hollanders zo’n beetje zijn land uit. In 1949 komt pap met het passagiersschip de Willem Ruys aan in Nederland. Om precies te zijn in Rotterdam, dat vier jaar na de Duitse bezetting, nog opgescheept zit met de puinhopen van de nazi terreur.

Pap laat zich daar niet door van zijn stuk brengen. Hij ontmoet mam, ze worden verliefd. Spoedig maken zij hun eerste kind en gaan dan trouwen (in die volgorde). Het gezin Kortrok is gesticht.

woensdag 29 maart 2023

DE KORTROKS 4. EEN MONGOOLTJE.

 Bijna zou ik mijn eigen diepe ellende, als kind, in de tweede helft van de vorige eeuw, hierdoor vergeten … een van mijn geliefde jankonderwerpen: het grote gezin. Ja, je spoort in feite toch niet als ouderpaar als je dertien kinderen neemt wanneer je er hooguit één misschien twee kan onderhouden. Nu heb ik nog niet eens verteld, dat van die dertien kinderen er twee geestelijk gestoord zijn. De een nog erger dan de ander.

De jongste is een mongooltje. (Aan het Syndroom van Down doe ik niet). Nota bene geboren in een periode dat alle bladen, van de Margriet tot de Donald Duck met schreeuwende koppen publiceerden: vrouwen opgelet!  Als je boven de 38 jaar zwanger wordt,  is de kans wel héééééééeéél erg groot, dat je een mongooltje baart!!!! Maar mam leest dat niet of ze wil het gewoon niet weten of het kan haar geen ene moer schelen. Mam maakt het inderdaad helemaal niks uit: ze is 43, houdt van zwanger zijn en van alle mogelijke kleine baby’tjes. Terwijl ik net in het tijdschrift ‘Ouders van Nu’ een ongeloofwaardig  artikel lees over pril ouder geluk in combinatie met een meervoudig gehandicapte kind, baart mam, haar dertiende en laatste kind. Mijn jongste broer: Tet (met een t). Op kraamvisite zegt iedereen: ‘wat een leuk ventje’ … ja, ja, zeg dat wel....maar ik zie het gelijk al. Tet, dat leuke ventje, is dus een mongooltje. Dat zie ik zo. Mij hoeven ze niks wijs te maken. Ik ben niet gek. Een mongooltje uit het boekje: oogplooitjes; breed neusje, huidplooitje op de handpalm en ga zo maar door. Ik heb het net allemaal zitten lezen in Ouders van Nu.

‘Dat heb je d'r nou van, mam' zeg ik, 'daar zit je tot je dood aan vast.' Als een soort troost vertel ik haar, dat mongooltjes nooit zo erg oud worden vijftig hooguit zestig jaar. Mam reageert nauwelijks verheugd. Ze lijkt wel geïrriteerd door wat ik zeg … ’zo lang ik kan, zorg ik voor Tet,’ zegt ze berustend, ‘al word ik  honderd … wie dan leeft, wie dan zorgt’.

In 1970 zijn er nog geen testen die kunnen aantonen dat er een mongooltje groeit in de buik van de zwangere vrouw. Als die er wel waren geweest had ie tenminste al in een vroeg stadium geaborteerd kunnen worden. Dan hadden we geen Tet gehad.

Ik vraag me af of mam dan besloten zou hebben om Tet te laten afdrijven … nee, ik vraag het me niet af ook … ik weet heel erg zeker dat ze dat  nóóóít, nooit van haar leven gedaan zou hebben. En … eerlijk is eerlijk:  Tet is een lieverd, een heel kwetsbare lieverd. Hij is gevoelig, lief, vriendelijk en grappig. Kortom: Tet is een schat, fijn dat hij er is.

dinsdag 28 maart 2023

DE KORTROKS 3. MOEDERS WIL IS WET.

 Wij zijn het gezin Kortrok. In 1957 bestaat die uit mam, pap, twee jongens (Onno en Bob) en drie meisjes (Anna, Ada en Beb). In 1970 is de familie bijna uitgegroeid tot  een klein kindertehuis. Dan bestaan wij  uit pap,  mam, vijf meisjes en acht jongens.

Het bijzondere van dit grote gezin is dat er nauwelijks centjes worden ingebracht door pap, de kostwinner … niet omdat pap dat niet wil … of omdat pap het geld verbrast maar … omdat pap domweg te weinig kennis, te weinig diploma’s en te weinig flair in huis heeft om een goed betaalde baan te krijgen.  Desondanks is hij, op zijn zachtst gezegd, zo onnadenkend om mijn moeder onophoudelijk ‘vol met jong te stoppen’. Als verzachtende omstandigheid geldt voor hem, dat mam in dergelijke zaken wel heel erg dominant is … als mam ‘n kind wil dan komt dat er gewoon … pap kan dan op zijn kop gaan staan … maar dan gaat het gezegde op: ’moeders wil is wet’ … mam heeft me wel eens verklapt, dat ze ontzettend blij is met haar zwangerschap, als excuus om pap negen maanden bij haar uit de buurt te houden … (nou ja, zoiets zeg je toch niet tegen je zoon,  een jongen van dertien, nota bene?!). Mam is overigens altijd best positief. Ze ziet er niet tegenop een mondje meer te moeten voeden:  ‘komt tijd, komt raad’,  zegt ze altijd … raad die overigens verdomd weinig buikjes voedt.

Ik vind het belachelijk, hoor. Met zo'n hongerloontje als dat van pap moet je niet meer dan twee kinderen nemen. Zelfs dan zal het nog niet meevallen om rond te komen. Jaar in jaar uit liggen we aan de geeuwhonger maar eerlijk is eerlijk: dood gaan we er ook weer niet van. Dat dan ook weer niet.

Jezus Christus nog an toe!  Wat is dìt nu weer?! Zit ik net een beetje lekker te schrijven … Gaat die klote buurman Kok, van hier beneden op een radiator staan te beuken, terwijl ik hier rustig (maar toch diep) in mijn geheugen zit te graven over mijn in en in zielige leven in de vorige eeuw. Die tering-alcoholist. Tachtig keer is hij al opgenomen in de Hannah-kliniek, de plaatselijke  afkickkliniek voor verslavingszorg. Meneer loopt daar doodleuk weg en is vervolgens zijn buren wekenlang tot hemeltergende overlast. Reken er maar niet op dat die lamzakken van de Hannah hem weer als de donder komen oppakken. Het lijkt haast wel of ze daar blij zijn dat ie is opgerot. Zondagochtend om half elf staat Kok, weer eens  volkomen lam, met zijn gore onderbroek op zijn knieën, voor mijn deur.

’Ik heb toch een dorst, Onno’, (dat ben ik) ‘heb je misschien wat voor me liggen?’ De klootzak. Hij bedoelt natuurlijk te zeggen dat ie smacht naar een neut. Wat hij van mij kan krijgen en dat moet hij nu toch onder hand wel weten,  is een emmer koud water in zijn smoel en als hij met dit soort ‘grappen’ bij me blijft aan komen, dan krijgt hij een emmer kokend heet water over zijn kop. Die lul! Dan kan hij op het brandwondencentrum een paar weken afkicken. Weglopen is dan onmogelijk zolang de brandblaren voor zijn ogen zitten. Zo!!

maandag 27 maart 2023

DE KORTROKS 2. OP DE POF.

 Eén hele auto staat te glimmen in onze straat. Voor de deur van de winkel.  Daar staat de witte Peugeot (net een racecar) van de krenterige kristelijke kruimelkrimineel, tevens kruidenier  Henk de Porte. Potlood achter zijn oor; vetknobbel op zijn kin, vlakbij zijn oor. De vrouw van onze kruidenier is een wandelende vetknobbel, net als haar dochter Tanja.    Geen wonder, want moeder en Tanja stoppen met veel te grote regelmaat, etenswaren uit hun eigen winkel in het gapende gat onder hun neus. ’Mááááááá, mag ik wat pakken?’ zingt Tanja. Bij  menig klant van de Porte staat die vraag in het geheugen gegrift, met name de lijzige, lamlendige en tegelijk dwingende wijze waarop Tanja de vraag stelt.

Wij (Kortrok) moeten poffen bij de Porte. Poffen? Ja, poffen! Nú kopen en (veel) later betalen. Ik sta in die winkel. De Porte tilt zijn hoofd met een kort knikje iets omhoog … kijkt me vuil aan … zegt niets … wat hij, zonder woorden vraagt  is:

‘Wat mot je, jong, je zal wel weer geen geld bij je hebben? ’

‘Mijn moeder vraagt of u mij een kilo suiker en een pak koffie wilt meegeven … en … eh … wilt u het in het boekje opschrijven? 't Is voor Kortrok, meneer.’

'Kortrok’. De  Porte draait zich om. Zegt verder niks. Weegt de suiker af en pakt de koffie. ‘Zeg maar tegen je moeder, dat ik deze zaterdag een betaling van haar verwacht.’

Ik krimp ineen en zeg: ‘Ja, meneer, ik zal het tegen me moeder zeggen’.

Bij het afrekenen, drie maanden later overigens pas, blijkt de kilo suiker in het boekje van meneer de Porte anderhalve kilo te zijn geworden. Dat ene, destijds meegenomen pak koffie zijn er zomaar ineens  twee geworden. De fijn-katholieke meneer de Porte, lid van het kerkbestuur, heeft in de kerk blijkbaar ook een beetje leren toveren … tsja … ga drie maanden nadien nog maar eens twisten over een beetje suiker en wat koffie … bovendien kunnen we verder poffen bij hem dan wel schudden.  Zo  is die de Porte dan ook wel weer.

Tanja, is de vriendin van mijn  magere sprietzus Anna. Mam wil niet hebben dat ik Anna ‘magere spriet’ noem. Ze wil ook niet dat ik Anna ‘pissebed’ noem, hoewel ze toch wel mooi elke nacht haar bed nat zeikt.  Maar  het is niet alleen mijn magere spriet-pissebedzus Anna; ook mijn stoere zussie Ada … zo  ... die kan me ook flink in d'r nest zeiken, hoor,  on-ge-lo-fe-lijk. Als ze daarmee wat had kunnen winnen, was ze nou mooi binnen geweest.  En … gotte gotte God, wat stinkt het bij ons in huis. Met dank aan de zeikende zusters Kortrok, die zich overigens, geloof het of niet, hebben ontwikkeld tot de mooiste meiden van de straat! Tsja … het kan raar lopen. 

O ja, ik moet eigenlijk nog even uitleggen wie wij (de Kortroks) zijn; dat doe ik volgende keer dan wel.

Wordt vervolgd.

zondag 26 maart 2023

DE KORTROKS (1) EEN FOTO UIT 1958.

 Ik kijk naar een foto uit 1958. Het is Hemelvaartsdag. Dubbel feest vandaag bij de Kortrokjes:  Jezus is opgestegen ten hemel en mijn lieve, oudste zusje Anna, doet haar eerste heilige Communie. 

Ze heeft net  een knikker gepiekt in de richting van de pot. Het weer is zacht, hoogstwaarschijnlijk warm. Ik sta in mijn korte broek en wit overhemmetje gebogen over de pot om te zien of de knikker er echt in zit.  En inderdaad: hij is. Zij wint het potje. Ik speel even buiten met Anna.  Ik ben acht, zij is zes.

Het is dus feest vandaag. Anna is gekleed in het wit … een soort witte fee … een wit engeltje. Zij heeft vandaag haar eerste communie gedaan. De eerste communie, een belangrijk moment voor een katholiek meisje. De pastoor legt een hostie, een stukje slap brood, op de tong van het communicantje. Het stukje brood is door toverspreuken van de pastoor veranderd in een stukje lichaam van Christus. Het is op zes- a zevenjarige leeftijd, dat katholiek gedoopte kinderen voor het eerst in hun leven zo’n stukje lichaam van Christus mogen ontvangen. Een chique moment en daar horen chique kleren bij. Dresscode voor jongens: donker kostuum (korte broek mag); wit overhemd, vlinderstrik of stropdas. Dresscode meisjes: geheel in het wit.

Jongens hebben zonder uitzondering een stemmig (blauw/grijs) kostuumpje aan (met een korte broek; het is immers lente); verder een wit overhemd en een flikkerstrikje.

De jurkjes mogen kort of lang; als ze maar wit zijn. Anna ziet er prachtig uit! Ze draagt een schitterend wit jurkje, tot op de knie. Een petticoat eronder, waardoor de jurk een beetje wijduit staat. Grappig. Bijzonder zijn de grote witte tule strik in haar haar en de handschoentjes die tot haar ellebogen reiken.

Tegen de pui staan de fietsen, van onze visite. De voordeur staat open. De visite hoeft dan niet aan de bel te trekken en kan zo doorlopen naar boven. Veel visite op een dag als deze. Bijna alle katholieke familieleden  komen feliciteren, gebak eten, zuipen. Alle zussen en zwagers van ma en hun kinderen. Ma heeft ook wel een broer, Guus, maar die had zich al van kant gemaakt voor ik geboren werd.  Niet echt een Guus Geluk. Ik geloof dat het er mee te maken had dat hij homo was en zijn vader (mijn opa dus) had een stronthekel aan homo’s dus treiterde hij Guus  daar altijd mee.  Vreselijk … als het allemaal waar is … het fijne weet ik er ook niet van.  Opa en oma van mamma komen niet. Nooit! Oma kan haast niet lopen met in haar benen die grote wonden (grote gaten, noemt ma ze altijd). Opa komt niet, want  die vindt dat mijn vader een grote klootzak is, onder andere omdat hij zijn lagere school niet wil afmaken. Dus die màg van mijn moeder niet eens komen, want ze houdt niet van ruzie. Vandaag had opa trouwens best kunnen komen want pa is er toch niet, die zit nu voor zijn werk in Marseille; hij werkt op een cruiseboot.

De ooms en tantes en opa en oma van mijn vaders kant (de Kortrok-kant) zijn niet gelovig; ze snappen niet wat er zo feestelijk is aan het communiefeest. Dus blijven ze weg. Dat spaart weer drank en gebak. 

Wordt vervolgd

 

zaterdag 25 maart 2023

MAKKELIJK ETEN.

 Vandaag doe ik eens makkelijk: gebruik alleen maar ingrediënten, die al in huis zijn. In de groentebak liggen drie stronken witlof, die bijna verpieteren maar nog wel goed zijn. De witlof ruikt neutraal; zo hoort het ook. Wordt de witlof ruikbaar, dan is het de hoogste tijd om de stronk in de compostbak te gooien. 

Vorige week donderdag kocht ik zes slavinken; een aanbieding (1,99 euro) bijDirck (en dus niet bij DE Dirck).  Awel, ik had er vorige week maar twee nodig. Ik had er natuurlijk  vier, vijf  of misschien ook wel zes kunnen bakken maar dat deed ik dus niet. Het is niet eens in me opgekomen. Trouwens als ik wèl al die slavinken had opgegeten, dan had ik het voordeel van de gunstige aanbieding van Dirck gelijk weer teniet gedaan. Ik was misschien wel misselijk geworden van zes slavinken ... nou ja ... Neen, ik gebruikte er twee en stopte er vier in de vriezer. Voor een volgende keer dus. Wie wat bewaart heeft wat.

Om nu te voorkomen dat de vier slavinken aan elkaar vast zouden vriezen, besloot ik om twee plastic boterhamzakjes te pakken en in elk zakje twee slavinken te doen. Twee aan twee mogen ze van mij aan elkaar vriezen ... maar wel in twee aparte zakjes. Wel jammer van de verspilling van die twee boterhamzakjes. Ja, daar zit toch wel wat in, letterlijk en figuurlijk. Sinds ik niet meer dagelijks met een lunchpakket naar mijn werk ga, liggen die zakjes ook maar een beetje te verpieteren. Goed, dan  gebruik ik ze af en toe als diepvrieszakje ... nou ja, gewoon? ... het klinkt misschien raar maar het lijkt alsof de boterhamzakjes dat niet accepteren; alsof ze niet gebruikt willen worden als diepvrieszakjes.

Hoe kom ik daar eigenlijk bij?

Vijf van zeven zakjes gaan kapot als ik ze van de rol afscheur voor die vier slavinken; het lijkt potdorie wel of ze dat niet binnen willen hebben.

Maar goed, om een kort verhaal lang te maken: vandaag eet ik slavink nummer drie en vier. Wanneer de slavinken vijf en zes aan de beurt zijn om verorberd te worden, kan ik  nu nog niet zeggen.

Witlof, slavinkjes en aarzel, aarzel,aarzel ... ik wil het vandaag zo makkelijk mogelijk doen dus  ... ja, ik weet het al! Er staat nog een doos met zilveren zakjes Knorr aardappelpuree in de voorraadkast. Beetje jus erbij is wel nodig anders wordt het wat te droog.

‘Ho, ho, maak je het jezelf dan niet een beetje moeilijk?’

‘Dat neem ik op de koop toe; dan moet het gemak maar onder het lekkere lijden!’

Er is een toetje. En wat voor een. Een fruittoetje. Een heerlijk fruittoetje. Gemakkelijk! Want: gisteren gemaakt ... stoofpeertjes, mede door de veenbessen prachtig rood van kleur, heerlijk zoet met een vleugje kaneel. Straks koel geserveerd ... ik zit nú al te watertanden.

Jus: verhit boter, doe er een gesnipperd uitje en een teentje knoflook bij; dan een scheutje bier, gevolgd door een hels gespetter; scheutje Japanse soja (zoute), wat water ... en zet tenslotte het kookplaatje op de laagste stand. Oogt, ruikt en smaakt lekker die jus! 

Aardappelpuree is in drie minuten klaar.’ Tweehonderdvijftig milliliter water koken’, zo luidt het advies van Knorr; ‘de pureepoeder erbij, flink roeren en klaar is de puree’….maar er deugt niks van Knorr's advies. Wat aardappelpuree had moeten zijn, ziet er uit als  waterige blanke vla; puree, die je kan gorgelen dus. Misschien wel makkelijk maar niet de bedoeling. Ik verhit de puree in de hoop dat er nog wat verdampt voor ik aan tafel ga. 

Met slavinkjes 3 en 4  gaat het naar wens, ze zijn ontdooid, en liggen, gebruind, na een korte periode van grote hitte, nu op een lage temperatuur, wat te  sudderen in de koekenpan. 

‘De jus kan zal ook wel lekker smaken over de ‘vinkjes’,’ denk ik hardop.

Van sufgekookte witlof houd ik niet.  Ik eet witlof, hetzij rauw, hetzij knapperig. Met rauwe witlof hoef je natuurlijk helemaal niks te doen na het snijden. Knapperige witlof moet ongeveer acht minuten in de stoomkoker.

Ondanks wat tegenslag heb ik het in een half uurtje voor elkaar. Makkelijk dus en wat veel belangrijker is: het is lekker. Ik geef mezelf een dikke acht.

Lekker:

1.         slavinken drie en vier; niet te hard/niet te zacht gebakken; net goed

2.         witlof drie stronken; heerlijk knapperige groente

3.         jus; creatieve combinatie

4.         stoofpeertjes

5.         stoofpeertjes sap

 

Niet lekker: 

1.         Aardappelpuree  (gorgelbaar).

 

De einduitslag van deze maaltijd is 5 – 1.

vrijdag 24 maart 2023

KLEINE MANNEN (2).

Zijdelings heeft Professor Wubbels, na intercollegiaal overleg met zijn Hongaarse confrère , Treeg Sredliw, professor in de thermofysische geografie, vastgesteld dat hij, in tegenstelling tot één van de conclusies in een Russisch onderzoek, geen verband heeft kunnen leggen tussen ‘het steeds hinderlijker wordende gedrag' van kleine volwassen mannen en de opwarming van de aarde. Waarvan acte. Dáárachter kan de kleine man zich nu niet meer verschuilen.

Ik krijg, vooral uit de hoek van de kleine volwassen mannen, nogal eens het verwijt naar mijn hoofd geslingerd, dat ik gemakkelijk praten heb met mijn 1.98m en dat die lange mannen  óók niet allemaal de makkelijksten zijn. Een ongeluk zit natuurlijk niet altijd en niet alleen in het kleine mannenhoekje.

Inderdaad, dat klopt, doch getalsmatig is de overlast van de langere man te verwaarlozen. Het bezig zijn met dit vraagstuk wordt voor mij persoonlijk een klein drama. Ik heb namelijk twee kleine inmiddels volwassen kleinkinderen, een tweeling van  1.67m. Kleinzerig ben ik allerminst maar toch doet het me pijn. Ik ben dan wel bijna twee meter lang: maar ik heb maar een klein hartje. Ook mijn kleinkinderen zullen straks onder het nieuwe keiharde kleine mannen-regiem vallen ... en tsja ... ook hier geldt:  de goeden moeten onder de kwaden lijden.

Het probleem is acuut en moet met spoed worden aangepakt. De wil is aanwezig. De regering, de Tweede Kamer en ook het Openbaar Ministerie lijken bereid rücksichtslos op te treden met betrekking tot dit vraagstuk. Tot in de kleine uurtjes wordt overlegd over een actiepakket  ‘te nemen maatregelen’.

Het motto van de actie is: 'We krijgen ze wel klein.'

Her en der zijn al wat actiepunten genoemd.

-     meldplicht voor alle volwassen mannen onder de 1.68m. Alle media berichten hierover.

-     vorderen van een kleine honderd sporthallen, verspreid over het hele land en alle grotere voetbalstadions in Nederland. Hier wordt deze mannen tijdelijk geïnterneerd, geregistreerd, geïnventariseerd en wellicht ook nog gevaporiseerd (niet alle stadions zijn op dit laatste ingericht).

-     onder streng toezicht huisvesten in semipermanente woningen van jonge gezonde kleine volwassen  mannen; deze mannen worden ingezet voor het project: ‘Moderne Slavernij’. Het gaat hier voornamelijk om kleinschalige projecten, ten eerste het faciliteren van het GD-projekt' (zie later), ten tweede van de 'Zorg' en ten derde van het 'Milieu'. Na een korte scholing moeten die sterkere  mannen daar kunnen worden ingezet.

-    Voorbereiden en implementeren van het project 'Gedwongen Doneren'.

De minder gezonde kleine man valt, indien bruikbaar, onder het project: ‘Gedwongen Doneren’ (GD-project). Onze ziekenhuizen, nooit voor een kleintje vervaard,   staan voor een gigantische klus. Niet alleen het uitnemen van de organen van de kleine man maar ook het plaatsen daarvan bij patiënten voor wie ze zomaar van levensbelang kunnen zijn.

Toch staan veel langere patiënten sceptisch tegenover de ontvangst van 'zo'n orgaan'. In de brochure 'klein maar fijn' probeert het ziekenhuis de twijfels die er zijn weg te nemen.

-     Zorgdragen voor een zinvolle bestemming van de  zwaar verminkte of overleden kleine man. De verwachting is immers, dat na de gedwongen donatiefase, het restlichaam van het mannetje niet levensvatbaar meer zal zijn.

Een zinvol einde van de kleine man.

Het project 'zinvol einde,’ levert voorstellen voor het zo effectief mogelijk benutten van de lichamelijke overschotjes. (hierna volgen enkele mogelijkheden.) 

-     Aanbieden van rest-lichaampjes aan stammen menseneters in Afrika en Nieuw-Guinea. Ook in Klein-Azië wordt nog naar een zinvolle bestemming gezocht.(Voor koeling wordt zorggedragen.)

-     Aanschrijven van dierentuinen en safariparken. Deze instellingen kunnen nog in min of meer goede conditie verkerende mannetjes inzetten als ‘op te jagen wild'. In goede conditie verkerende krokodillen, leeuwen, tijgers en wie weet nog andere roofdieren, misschien ook wel roofvogels, zullen deze kleine dwingelandjes met liefde opjagen en verorberen.

-    Ze voeren aan aaseters, waaronder hyena's en gieren. Mochten onverhoopt deze aaseters ontevreden zijn over het gebodene dan kan ze voorgehouden worden:  'wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.'

 -   LevenIoze mannetjes in zee dumpen boven haairijke gebieden.

 -   Ze cremeren als een ander zinvol einde niet meer haalbaar is.

Nog wat aanbevelingen:

-     Voor het werkelijk welslagen van deze operatie is het noodzakelijk dat hier de grenzen gesloten worden voor de allochtone volwassen kleine man en zijn zonen. Het hoeft allemaal niet halsoverkop; het kan ook in kleine stapjes.

-     Alle kleine vrouwen en hun dochters zullen gesteriliseerd moeten worden.

Naar schatting zal Nederland, in een kleine vier jaar, 'kleine mannen vrij' zijn. Het wordt hier dan ongetwijfeld een stuk prettiger toeven. Het klinkt misschien allemaal wat hardvochtig, gewelddadig, wreed en dat is ook goed! Deze zaak is absoluut geen klein bier! 

donderdag 23 maart 2023

KLEINE MANNEN (1).

Om nu te zeggen dat het in Nederland slecht toeven is: ‘Nee, dàt beslist niet!’ Over het algemeen gezegd, hebben we het hier wel goed. Minder bedeelden uit andere landen komen niet voor niets zo graag deze kant op. Dat zouden ze beslist niet doen als het hier armoe troef zou zijn. Kortom: er komen talloze instromers, die een graantje van onze welvaart meepikken. Onder die vele instromers van diverse pluimage zit, volgens professor Okkie Wubbels, etno-geograaf aan de Universiteit van Groningen ook een groep kleine volwassen mannen (mannen onder de 1.68 m.) niet zijnde chondroblasten (dwergen, lilliputters).

De laatst jaren worden, met name uit de grote steden, geluiden opgevangen van bewoners over kleine ergernissen, die steeds vaker uitgroeien tot gevoelens van boosheid over misdragingen van deze kleine volwassen man, ongeacht of deze nu autochtoon of allochtoon is.

Om misverstanden te voorkomen wil professor Wubbels hier nog uitdrukkelijk vermeld hebben, dat de groep kleine vrouwen (onder de 1,68m)nog nooit voor enige overlast heeft gezorgd. 

Waarom is tegen deze groep kleine mannen tot op heden nog zo niks ondernomen?

De minister van Binnenlandse Zaken, die tegenwoordig net als iedereen op de kleintjes moet letten,  heeft Professor O. Wubbels de opdracht verstrekt eerst eens een low budget onderzoek te doen naar de aard van deze overlast, alvorens tot maatregelen over te gaan. Het resultaat is schokkend te noemen: de kleine man (KM) wordt door deelnemers aan het onderzoek genoemd als: 

Streber, valsspeler, druktemaker, vechtersbaas, oproerkraaier, machtswellusteling, dwingeland, bluffer, elleboogwerker, haantje de voorste,  gewelddadig.

Van de ‘onderzoeksgroep’ blijkt 80% autochtoon en 20% allochtoon te zijn, wat overeenkomt met de hier te lande normale verdeling autochtoon - allochtoon. Geen sprake is er derhalve van een allochtonenprobleem. Heel opvallend is een van de uitkomsten van dit onderzoek, dat deze kleinen vrijwel altijd alleen opereren. De overlast die ze veroorzaken is omgekeerd evenredig met hun lengte.  Vele kleinen maken één grote geldt ook binnen dit vraagstuk.

De bezettingsgraad van onze ziekenhuizen in de onderzochte gebieden lag vijf jaar geleden, voordat het KM-vraagstuk zich aandiende, 13% lager.  In psychiatrische verpleeghuizen is de uitkomst veel schrikbarender: daar was de bezettingsgraad 20% lager! Ook het ziekteverzuim in de bedrijven is ten gevolge hiervan gestegen. Het ziekteverzuim was 5,4% nu, vijf jaar later 9,1%. In alle voornoemde gevallen is er een duidelijk verband geconstateerd met de toename van het aantal KM’ers in woonbuurten en bedrijven.

Het is, zo mag uit het onderzoek van professor O. Wubbels wel worden geconcludeerd: het is niet zomaar een kleine groep in onze samenleving. We hebben het hier over ruim één miljoen volwassen mannen, kleiner dan 1.68 m. , die voor geen kleintje vervaard zijn en waar onderhand ruim 90%  van de Nederlandse bevolking al eens meer of minder last mee heeft gehad. Zowel geestelijk als lichamelijk.

 

(wordt vervolgd) 

woensdag 22 maart 2023

KLEURRIJK (2).

Ik kan het niet nalaten om nog even een kijkje te nemen bij het stadhuis.

Niet iedereen is meegegaan naar de trouwzaal. Als ik  me goed herinner kunnen er ook niet zo veel mensen in die zaal. De eerste bruiloftgangers komen trouwens  al weer naar buiten. Dat is niet eens zo raar want we zijn inmiddels een half uurtje verder.

Naast de ingang van stadhuis zie ik die zonderlinge man van zoëven de trap oplopen … zijn lange regenjas heeft hij niet meer aan … het regent ook niet meer. 

Blanke man, grijze baard: opvallend hier tussen de overwegend donkere mensen hier. Ook qua kleding is hij duidelijk een dissonant. De kleding van deze man is in vele opzichten paradoxaal te noemen. Van boven: wit overhemd, stropdas, colbert en een hoofddoekje. Van onderen: rode Nikes, geitenwollen sokken en een opvallend kleurrijke slobberbroek, iets te kort voor een lange, iets te lang voor een korte broek.  Onder het hoofddoekje pluizen warrig  grijze haren. Met zijn baard zou hij model kunnen staan voor Kapitein Iglo.

Het zojuist getrouwde paar treedt breed lachend kinderen tegemoet, die op het bordes  rijstkorrels en confetti op het stel laten neerdalen. De musici spelen ’Daar komt de bruid’ en hun kennissen ‘tatatatatataën’ dit lied uit volle borst mee.

De baardman bukt zich over zijn tas en rommelt er wat ik. Met in zijn hand een donker voorwerp,  staat hij in twee grote stappen, voor het kersverse echtpaar. Van dichtbij nu vuurt de baardman grote rode verfklodders af op het geshockeerde stelletje. Verfklodders  uit een paintballwapen! Vervolgens besmeurt hij zichzelf met het laatste beetje rode verf.  Surveillerende politieagenten en door het bruidspaar ingehuurde veiligheidsfunctionarissen, arresteren hem en voeren hem af naar het nabijgelegen politiebureau.

Op de pc van de baardman valt weinig te ontdekken. Veel onnozele schrijfsels en veel paintball - exercities. Allemaal op zijn zolder. Video-opnamen vertonen hem druk in de weer met  ‘paintballen’. Onder het slaken van oerwoudkreten beschiet hij posters van sterren, doorgaans zwarte sterren, als Opprah Winfrey, Aretha Franklin, Eddy Murphy en Denzel Washington. De enige uitzondering daarop is de witte Vader Abraham, die hij de laatste drie weken regelmatig onder ‘onder vuur’ heeft genomen op zijn zolder.

Mensen schrik aanjagen is  duidelijk een obsessie van de baardman.

Tegen de man en vrouw, die vandaag trouwden, verklaart de baardman geen enkele rancune te koesteren. Het stel is  gewoon op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats. In de Antilliaanse gemeenschap, heerst, geheel begrijpelijk, grote verontwaardiging over deze actie; de gemeenschap ziet in deze actie:

‘het zoveelste bewijs van de verregaande minachting jegens een voormalige groep landgenoten, die  tot op de dag van vandaag in onbeveiligde toestand heen en weer geslingerd blijft worden tussen hoop en vrees; onophoudelijk en onacceptabel!’ Aldus citaat uit het dagblad ‘De Hollandse Antilliaan’.

Door die krant te lezen weet ik nu ook waarom  er zoveel bekijks was bij die huwelijksvoltrekking in het Rotterdamse Stadhuis?

Het zijn twee grote Antilliaanse tv-persoonlijkheden die vandaag trouwen. Sidney Salditch en Amanda Virtensin.  In Nederland  zijn ze nauwelijks bekend. In de Antillen vormen ze het  razend-populaire  presentatie-duo van de Antilliaanse variant van ‘Opsporing Verzocht’. Vandaar ook dat ze zo vaak in Nederland te vinden zijn.

Hoe vergaat het de baardman? De man heeft er flink voor moeten boeten. Hij staat na de schadeloosstelling van 25.000 euro voor dat bruidspaar flink in het rood.  Naast het levenslange paintball-verbod, kreeg hij nog een werkstraf opgelegd: twee weken graffiti verwijderen bij Pro Rail. Daarna krijgt hij meteen ‘levenslang’ sociaal asiel in een Benedictijnenklooster  in Rochefort du Gard in Zuid-Frankrijk. 

dinsdag 21 maart 2023

KLEURRIJK (1).


Op en rondom de trap van de entree van het  Rotterdamse stadhuis krioelt het van de feestelijk geklede mensen. Als ik me niet vergis zijn het Antilianen.  Een drietal witte musici staat te spelen op het bordes van het stadhuis: trompet, saxofoon en trombone. De muzikanten zijn allen gekleed in grijze kostuums. Hun colbertjes glinsteren in de zon. Alle drie hebben ze een gedistingeerd sikje.

Van de aanwezigen loopt de helft met een fototoestel. Klaar om plaatjes te schieten. De gebeurtenis waarvoor iedereen hier is, moet wel met rasse schreden naderen. Op het fietspad staat een aantal Oldtimers (Fords en Spykers). Ik zíé die drukte wel, wanneer ik er langsloop maar vind het niet de moeite waard om er bij stil te blijven staan.

Ik moet geld hebben. Dus loop ik linea recta naar het Stadhuisplein. Daar is een muur met wat geldautomaten. Ik moet de fietsenmaker betalen. Geen idee wat ik hem schuldig ben maar ik neem voor de zekerheid zeventig euro op.

Dan hoor ik opeens opgewonden geluiden opstijgen aan de overkant, ter hoogte van het stadhuis. Een gigantische witte Mercedes, die zeker plaats biedt aan twaalf personen, rijdt het trottoir op voor het stadhuis. Er wordt door de omstanders enthousiast gejuicht en geapplaudisseerd. De musici blazen, zo lijkt het, met iets meer elan op hun instrumenten.

Een corpulente zwarte man van rond de vijftig  stapt uit dat voormalige witte pooiervoertuig. Wederom klinkt een klaterend applaus en  vrolijke muziek. Meneer kijkt rond, steekt zijn armen in de lucht en zwaait naar de aanwezigen. Alsof hij een soort kampioen is in het een of ander, die door een uitzinnige menigte toegejuicht wordt. Dan komt de caramelkleurige bruid uit die aso-benzine-slurper. De vrouw is zeker twee koppen groter dan de bruidegom, uitermate volumineus en dat beslist niet alleen omdat ze hoogzwanger is. Haar lange, mouwloze, kaki kleurige bruidsjurk is in de auto hoog opgekropen.  Het eerste wat haar te doen staat, na dat ze is uitgestapt is de jurk wat naar beneden sjorren. Ondertussen lijken de omstanders zo mogelijk nòg opgewondener voor háár dan voor hèm. Ook de musici doen er nog een schepje bovenop. ‘Oh when the saints, go marching in,’  blazen ze vrolijk maar toch professioneel.

Als een zangeres na een succesvol optreden buigt de bruid naar de omstanders. Ze zwaait met haar armen in de lucht. De slappe vleespartijen  aan de bovenarmen doen zonder tegen te sputteren mee. De belangstellenden verdringen elkaar voor een goed plaatsje om het allermooiste plaatje te kunnen schieten van dit blijkbaar zo populaire koppel, het stralende middelpunt van de drukte hier op het bordes van het stadhuis.

Terwijl  de drukte zich langzaam verplaatst naar de trouwzaal in het stadhuis,  ga ik  mijn gerepareerde fietsje ophalen.  Vóór de fietsenwinkel, maakt een man, grijze baard, rode schoenen,  zwarte muts en een lange donkerblauwe regenjas, zijn fiets vast aan een parkeerbeugel. Als ik langs hem loop, knikt hij beleefd in mijn richting en zegt: ‘Goedemiddag dames,’…….

’Huh?’ is het enige dat ik kan uitbrengen.

De schade bij de fietsenmaker valt mee. Twintig euro voor een nieuwe binnenband, drie nieuwe spaken en wat kloddertjes kettingvet. 

(Morgen Kleurrijk (2)