woensdag 9 november 2022

EEN SPOOR VAN VERNIELINGEN.

 


In de zestiger jaren woon ik op Zuid (Rotterdam). Ik ga daar ook naar school.  Samen met een groep schoolvrienden zit ik regelmatig in de Kuip. Het voetbal is er top en de sfeer gemoedelijk.  We genieten van toppers als Coen Moulijn, Willem van Hanegem en de twee enige buitenlanders destijds: Ove Kindvall en Franz Hasil. Op zes mei 1970 wint Feyenoord in Milaan de Europa Cup 1; net zoiets als de Champions League nu. Met 2-1 wordt het Schotse Celtic verslagen. Groot feest in Milaan na afloop. Samen gaan Rotterdammers en Schotten daar uit hun bol. Ik weet het, ik feestte mee. Geweldige supporters die Schotten!

Halverwege de 70’er jaren verhuis ik naar Crooswijk (Rotterdam). Het rood-wit van Feyenoord raakt bij mij wat in de vergetelheid.  Ik ga naar die andere voetbalclub: Sparta, waarvan het  rood-wit in mijn bloed zit. Het vriendelijke, bescheiden Sparta: de landskampioen van 1959 (ik toen was toen negen).

Arno Slot is Feyenoordtrainer. Een goeie. Vorig jaar haalden ze met hem een Europese finale. Onlangs nog, wordt de ploeg van Slot in Napels finaal in de pan gehakt om uiteindelijk toch nog  Europees te overwinteren. Zonder Slot (een oud Sparta speler) was dat nooit gelukt. Maar àlle Jézus! Sommige van die Feyenoordsupporters zijn me toch zielige loosers! Ze laten in elke Europese stad, waar hun club speelt, een spoor van vernielingen achter. Er gaat geen wedstrijd voorbij  zonder vernietigen van kostbare kunstwerken …  zonder Feyenoord-hooligans in de bak … zonder politiemensen en supporters van de tegenstander in het ziekenhuis geslagen. Plaatsvervangende schaamte, elke keer weer.   Wat is dat toch met die gasten? Laat ze een voorbeeld nemen aan die Schotse positivo’s uit 1970 of dichter bij huis aan de Sparta supporter anno nu.

De aanvoerder van Feyenoord, meneer Kutsjoe, rolmodel, misdraagt zich. Meneer de moslim, weigert de regenboogband te dragen. Als hij die regenboogband zou dragen, steunt hij daarmee allen in het voetbal, die worstelen met hun identiteit ... homo, lesbienne, biseksueel of transgender (LHBT).  Maar daar voelt meneer niks voor. Mag ‘hand in hand’ dan wel  van z’n geloof?

Trainer Arno Slot had een ander aanvoerder moeten maken. Dat zou een mooi gebaar  zijn geweest naar de LHBT’ers in de Kuip en ook naar de leden van de Feyenoord LHBT-fanclub, de Roze Kameraden.

‘Uit meer dan duizend homofobe kelen’ klinkt in de Kuip regelmatig kwetsend: ‘homo, homo…’  Een aantal lafaards onder de Feyenoordaanhang kan het niet laten om het clubhuis van de Roze Kameraden onmiddellijk na de opening kort en klein te slaan en tegelijkertijd de daar aanwezigen te verbouwen.    

Ik ben geboren en getogen in Spangen (Rotterdam). Heb dan uitzicht op het Kasteel, het Sparta stadion.  Van mijn achtste tot mijn vijftiende  en na mij dertigste zie ik alle thuiswedstrijden van Sparta. Tot 2018 heb ik een seizoenskaart. Ik ben en zal altijd een Sparta Piet blijven.  Niet moeilijk want het is altijd gezellig op het Kasteel, zowel voor het thuis- als het uitpubliek. Beschaafd, geen trammelant, geen opstootjes, geen kwetsende spreekkoren. Fijn dat het ook zo kan. 

dinsdag 8 november 2022

HET BEEN.

Hè, daar ligt een been?! Een lang been. Van een volwassene. Moet wel een man zijn. Er steekt een herenschoen onderuit. Zeker maatje vijfenveertig. Om het been zit een spijkerbroekspijp. Van boven is de broek gerafeld en bloederig. Het is een luguber gezicht, zo van een afstandje, al die afgerukte aderen en pezen. Wat zal er gebeurd zijn? Een lichaamsdeel verlies je toch zomaar niet. Op de middenweg ligt het. Het is niet zo druk op de Meent, om half tien ’s avonds. De auto’s rijden er met een boogje omheen. Waarschijnlijk weet geen enkele automobilist waar hij precies voor uitwijkt. Als er even niks aankomt, kniel ik bij het been en stroop de broekspijp wat op. Het is het zwaar behaarde been van een zwarte man.

Een automobilist nadert, ongeduldig toeterend. Ik trek de broekspijp strak. Meer rafelig bovenbeen wordt zichtbaar.

Een automobilist draait zijn raampje open: ‘Jij weg daar!’

Ik loop rustig naar die automobilist: ’Daar ligt een been. Ik wilde er even goed naar kijken. Je kan doorrijden nou.’

‘Dàt been is?’

‘Je bent toch niet doof, gast? Wat zeg  ik nou net tegen je?’

‘Jij 112 bellen!’

‘Rijd nou maar door, want er staan inmiddels wel tien auto’s achter je. Die willen door.’

Ik speel maar even voor verkeersagent. Ik leid het verkeer langs het been. Ik fluit hard op mijn vingers en geef het stopteken. Na een paar hectische minuten is het rustig. Hét moment om het been van de rijweg af te slepen. Pittige klus. Vast een grote breedgeschouderde jongen. Nou, nee, breedgeschouderd. Kan ik nu nog niks over zeggen. Wel groot en zwaar. Hij is niet de jongste.  Zijn spijkerbroek is van de vorige eeuw.

Ik mag de mobiel van een passant gebruiken.

‘U heeft politie nodig?’

‘Ja, ik ben in het centrum. Heb hier een been. Heeft u  een melding van iemand met zonder been? ’

‘Zeg meneer, u moet deze alarmlijn niet misbruiken voor flauwe grappen, we hebben …..’

‘O, nee, nee, mevrouw, dat doe ik echt niet. Ik heb namelijk het been gevonden van die man. Ik zit er nu naast. Op de Meent, voor de poffertjeskraam. Stuur een wagen.’

‘Goed. Hoe is uw naam?’

‘Van der Steen’

‘Blijf bij het been, meneer van der Steen? Ik stuur een wagen, meteen.’

Ik sta àchter de poffertjeskraam. Wil geen betrokkenheid. Geen lastige vragen van de politie. Moeilijke toestanden. Kost me zeeën van tijd. Daar zit ik niet op te wachten.

Daar is de politie. Ze hebben het been gezien. Kijken nog wat verdwaasd rond. Ze missen mij en wie weet de man, met dat àndere been in zijn graf?

 

 

maandag 7 november 2022

MISKOPEN.

 

De auto.

Miskopen, ze benauwen me.  Vijftienhonderd gulden, een rib uit mijn lijf,  betaal ik voor de witte Simca 1000. Mijn eerste auto! Met mijn neef Paul, dè automonteur van de familie, ga ik naar een garage.  Paul kent daar iemand, die hij blind vertrouwt.  Voor de vorm gaat hij nog even onder die kar liggen en zegt: ‘een kópie’.

Over de witte motorkap schilder ik een kleurrijk boeket  bloemen. Wáár ik ook rijd ik heb altijd veel bekijks. Echter: binnen het half jaar: lekke remleidingen, kapotte v-snaar, versleten remnaaf, verrotte koppelingsplaten. Dat kópie blijkt een miskoop te zijn. Binnen nog geen jaar en nog eens vijftienhonderd gulden aan reparatiekosten verder, verkoop ik die auto. Ik krijg er niet meer dan 100 gulden voor. Zeker nog vijf jaar zie het ik die opvallende Simca in Rotterdam rondrijden. Eerst met een blonde dame achter het stuur. Op het laatst rijdt er een of andere buitenlander in rond. Elke keer dat ik die kar zie rijden krijg ik de neiging om mijn neef Paul iets aan te doen.

De zonnebank.

In mijn slaapkamer staat mijn zonnebank. Aanschafprijs 1.199 euro. Het zweet breekt me uit. Wat zonde van het geld. Ik heb hem nu 10 jaar. De eerste twee jaar gebruik ik hem intensief. Dat wel. Misschien wel een beetje tè intensief. Ik zie er dan wel goed uit. Lekker bruin. Zelfs mijn normaal zo witte, harige benen worden mooi bruin … ja, harig blijven ze wel. Ik ben hier en daar wel iets te veel verbrand.  Mijn billen zijn te hard gegaan. Ik heb er even geen erg in dat mijn billen nooit zo veel zon hebben gehad. Ik moet dus op de blaren zitten.

Mijn kale hoofd heb ik te lang aan de zon en de zonnebank blootgesteld. De dermatoloog raadt me sterk aan om voortaan iets op mijn hoofd te zetten. Ze heeft huidkanker geconstateerd … ‘’t is bij u niet zo erg, hoor, zegt ze’.  

Mijn zonnebank is ook te gebruiken als infraroodhemel. Om lekker te relaxen. Dat heb ik alles bij elkaar misschien tien keer gedaan in tien jaar. Dus ik kan wel zeggen dat het ding zeven jaar lang werkeloos in mijn slaapkamer heeft gestaan. Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan als de buurman de zonnebank mijn huis uit sjouwt. Hij wil hem wel meenemen; om niet.

Het lievelingsjasje.

Van mijn lievelingsjasje word ik lyrisch: ‘Jij bent echt mijn leukste korte jasje ooit. Zwart leer. Ik zie er met jou zo ‘vet gaaf’ uit.  Als mijn vriendin met jou loopt te paraderen ben ik apetrots. Je voelt aan als de huid van een jong, energiek dier.

Maar het jonge, energieke leer  blijkt  een inferieure kunststof te zijn. Na drie maanden komen rafeltjes en scheurtjes. Binnen twee weken ben je ondragelijk. Met pijn in mijn hart laat ik je zachtjes zakken in het donker van de container.

zondag 6 november 2022

Etalagebenen.

 Al meer dan een jaar heb ik er over lopen piekeren. Zal ik het wel of zal ik het niet doen? Het hoort eigenlijk helemaal niet bij me. Zeker niet bij iemand van mijn leeftijd. Maar het bleef maar aan me knagen. Die nieuwsgierigheid naar hoe het voelt. Want de permanente aanwezigheid  zal wel wennen zijn. Zal het ook echt gaan lukken, die gewenning? De beslissing om er aan te beginnen is makkelijk genomen maar kom er maar weer eens vanaf. Dat valt om den donder niet mee.

 Gedurende het jaar dat ik erover heb lopen piekeren, heb ik me  regelmatig de vraag gesteld: ‘Wat is het ergste dat er zou kunnen gebeuren?’ Het allerergste dat me kan overkomen is dat ik er aan dood ga maar dat is wel heel zwaar overdreven. Wat ik me ook serieus heb afgevraagd is hoe het mijn spijsvertering zal beïnvloeden. Positief of negatief? Houd ik überhaupt nog wel trek in eten. Heb ik nog wel zin in lekkere dingen. Durf ik mijn mond nog wel open te trekken als ik het ergens niet mee eens ben … zal er ooit nog eens iets op het puntje van mijn tong liggen, als ik ergens niet direct op kan komen … dat zou ik toch niet willen missen.

Voor heel wat shops in Rotterdam, en er zijn er nogal wat, heb ik staan kijken met al dit soort gedachten in mijn achterhoofd. Een kennis van me, Bertus,  ziet me eens voor zo’n shop staan en vraagt me wat ik daar te zoeken heb.  Dan maak ik me er vanaf door hem te zeggen dat ik al een tijdje last van etalagebenen heb. Tsja, ik bijt liever op mijn tong, dan dat ik hem alles aan zijn neus ga hangen.

Minder erg maar vervelend zal het zijn als ik de hoon van mijn omgeving  over me afroep.  Ze zullen verbaasd zijn. Er zullen er zijn, die denken dat ik ‘van Lotje getikt ben’ … sommigen zullen zeggen: ‘hij liever dan ik’ … en er zullen er zijn die last krijgen van plaatsvervangende schaamte. De reactie van het meerendeel zal zijn: ’Als hij dat nou leuk vindt, moet hij dat zelf weten, mijn zegen heeft hij.’

Na lang wikken en wegen heb ik besloten het te doen. Weliswaar met knikkende knieën maar toch. Er zitten nogal wat haken en ogen aan. Daarom wordt geadviseerd om gedurende de eerste twee weken niet te roken, dat doe ik toch al niet èn geen alcohol te drinken. Gedurende drie weken moet ik ook afzien van orale seks, dat vind ik erg jammer en is bijna een reden voor mij om er vanaf te zien … bijna.

Als kleuter help ik mijn moeder met ramen zemen. Ik sta op een stoel. Plotseling  duwt mijn kleine broertje mij van die stoel af. Bij de val bijt ik een stukje van mijn tong los. Al achtenzestig jaar zit dat los. In dat stukje tong laat ik morgen een piercing zetten.

zaterdag 5 november 2022

WEGGEEFGELD.

Voor mij had het niet gehoeven, die energiecompensatie. Ik heb het niet nodig. Ik heb in 2019 een puik contract afgesloten met Eneco. In oktober krijg ik maar liefst vierhonderdvijftig euro terug; mijn nieuwe maandtermijn is vastgesteld op dertig. Om mij heen huilverhalen over gemiddeld vierhonderdvijftig bijbetalen en de nieuwe maandelijkse termijn van honderdvijftig euro. Armoe troef. Mijn contract loopt tot en met oktober 2023, dus ik zit voorlopig zit goed.

‘Geef toch weg dat geld, man,’ klinkt een stemmetje in mijn hoofd.

Ik heb een zus die eigenlijk op de voedselbank zou moeten liggen maar het verdomd om er naar toe te gaan. Op zich zou ik haar die poen wel willen schenken. Ik vind alleen, dat ze zelf eerst eens wat meer moeite moet doen om uit de shit te komen. Laat haar allereerst eens gebruik gaan maken van de voorzieningen waar ze sowieso recht op heeft als alleenstaande moeder. Mijn oudste broer komt vaak bij haar. Hij stopt haar regelmatig wat toe. Zó knoopt ze de eindjes met moeite aan elkaar.

Ook mijn buurvrouw  zou dat geld goed kunnen gebruiken. Zij moet rondkomen van vijftig euro per week. Drie volwassen kinderen heeft ze. Die rijden stuk voor stuk in peperdure SUV’s.  Zij zullen als het er op aan komt ongetwijfeld hun oude moeder uit de nood helpen. Daar hoef ik me niet druk over te maken.

Ik kan wat overmaken naar een goed doel. Keus genoeg. Wat me echter tegenstaat aan die charitatieve instellingen? Hun directeuren graaien handenvol geld uit de opbrengsten van inzamelingsacties. Die goede doelen, puur, gun ik van harte mijn driehonderdtachtig euro. Die graaiers niet.

Ja! Ik geef het gewoon aan mijn zonen. Ik heb er twee. Ieder honderdnegentig euro. Voelt in eerste instantie prima maar ik denk, dat ze niet willen, dat ik dat geld weggeef. ‘Ga er zelf eens iets leuks mee doen’, hoor ik ze al zeggen. Dus dat valt ook af

Mijn lucratieve energiecontract loopt dus in oktober 2023 af. Wie weet hoe hoog die inflatie nog oploopt. Misschien wel tè hoog. Daarom houd ik die eerste honderdnegentig euro voor mezelf, als  appeltje voor de dorst.

Dan heb ik er nog altijd honderdnegentig  over om weg te geven .. of neen, béter: samen met wat spaarcentjes , koop ik nieuwe laptop. Kan ik mijn columns voortaan fijn op tikken.

Uiteindelijk heeft de energiecompensatie  zo nog een mooie bestemming gekregen. Hoewel ik er net zo lief iemand blij mee had gemaakt, hoor.

         

vrijdag 4 november 2022

HAP, SLIK, WEG.

Mijn broer Simon, is eenenzestig en functioneert op het niveau van een peuter van anderhalf. Hij woont in Strijen, althans daar staat zijn bed, in een Instelling voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapten. Ik ga een paar uurtjes bij hem op bezoek.

Qua conditie is hij nog een van ‘de besten’ daar. Hij is voornamelijk verstandelijk gehandicapt. Heeft dan wel suikerziekte en is half blind, een rolstoel heeft hij niet nodig en met zijn begeleiders kan hij redelijk communiceren. Zijn vijf medebewoners zijn dubbel gehandicapt: er valt geen woord met ze te wisselen en ze hebben allen een rolstoel of een ander hulpmiddel nodig om zich voort te bewegen.

Als ik die zondagmiddag bij Simon op bezoek ga, zit hij met vijf andere bewoners plus de begeleidsters Toosje en Edith, aan de patat-mèt. De borden zijn net vol geschept. Ik mag ook aanschuiven maar sla de uitnodiging af. Ik heb net een groot bord muesli naar binnen gewerkt. Patat wordt blijkbaar ook hier als een lekkernij  beschouwd, gezien de grote, hongerige ogen van de meeste bewoners.

Mijn broer lust alles. Hij is een (broodmagere) veelvraat en een razendsnelle eter. Als hij de kans krijgt tenminste. Want de leiding hier, wil hem eetmanieren bijbrengen. Zijn hele leven lang heeft hij zijn eten zonder te kauwen naar binnen kunnen proppen en net nu de tandarts zijn laatste paar tanden en kiezen heeft getrokken, roept de leiding in koor: ‘Simon, kauwen!!’ Het valt om de donder niet mee voor hem, om te kauwen met dat sompende tandvlees. Ze zullen het wel goed bedoelen. Een begeleidster heeft de patatjes voor Simon in kleine partjes gesneden , hij prikt ze één voor één aan zijn vork en … hap, slik, weg.

‘Nee, Simon, even wachten. Simon!! Eerst je mond leeg eten,’ zegt begeleidster Toosje, ‘én kauwen!’. Zij kijkt hem streng doch liefdevol aan en houdt nu onverbiddelijk zijn hand met vork vast tot ie zijn mond leeg heeft. Zolang zijn hand vastgehouden wordt zit Simon onrustig te bouncen in de richting van zijn bord en weer terug. Zodra Toosje zijn hand loslaat pakt hij zijn flitsende eettempo weer moeiteloos op.

Helemaal weggedrukt op de zitting van haar rolstoel, zit vijftig plusser Karin, een piepklein, gremlin-achtig wezentje, moeilijk te doen. Bij elk patatje dat haar aangeboden wordt draait  ze demonstratief haar hoofd om, slaakt een kreet die door merg en been gaat, steekt haar tong uit en wanneer het patatje uit haar zicht is verdwenen, likt ze met haar buitensporig grote tong aan haar rechter bovenarm, van onder naar boven. Dan weigert ze nòg eens een patatje … weer die kreet en weer likt ze aan haar bovenarm … een ritueel dat zich nog enkele malen zal herhalen.

Ik schrik me te pletter, als epilepticus Tom, die, uit voorzorg, met een soort wielrennershelm aan tafel zit, van zijn stoel dondert en beangstigend gaat liggen stuiptrekken en schuimbekken. Van schrik heb ik een deel van mijn inmiddels lauw geworden  koffie over mijn witte overhemd gegooid ….. de anderen hier zijn dat blijkbaar van Tom gewend. Hoe dan ook: ze laten zich de patatjes er niet minder om smaken. Geduldig wordt Tom weer door beide begeleidsters in de eethouding gehesen; nog even het schuim van zijn mond en klaar is hij weer.

 

Harold is een langzame eter, hij is de incontinente senior van de groep (tegen de zeventig schat ik hem). Hij zit de godganse dag met een halve theedoek in zijn mond te soppen … ook onder het eten gaat hij daar het liefst mee door. Hij heeft er bolle wangen van gekregen. Hem die theedoek ontfutselen  is schier onmogelijk. Na elk patatje gaat die doek weer naar binnen.

De tijd breekt aan voor het altijd feestelijke toetje: Simon volgt vanaf de eettafel met een begerige blik, alle bewegingen van Edith en Toosje in de keuken. Zij maken voor ieder een beker yoghurt met sinaasappelsiroop en zij lossen daarin de noodzakelijke medicijnen op. Een klusje dat alle aandacht opeist van de dames.

Simons toetje staat nog maar goed en wel voor zijn neus of hij grijpt het met twee handen vast, flapt zijn buiten proportionele  tong uit zijn mond, klapt die tegen de beker en gooit de hele inhoud in  no-time achter in zijn keel. Zijn van gulzigheid nog waterige ogen schieten zowat uit zijn kassen als hij de hardste boer van de dag laat. De koffie heb ik godzijdank inmiddels al op.

Met een natte washand poetsen Toosje en Edith nog even de gezichten schoon en niet eerder dan na het gristelijke danken, mag iedereen van tafel.

Ik wandel met Simon nog een uurtje in het fraaie park vlakbij de instelling. Zingen doen we dan ook. Hij kent nog aardig wat liedjes. Simon brult alléén de laatste paar woorden van elke liedregel mee:

-          ‘ … slaapt gij nog …’

-          ‘… witte stippen …’

-          ‘ … toemba, toemba … ’

-          ‘ … zo zwart als roet … ‘  (dat mag dan nog).

‘Hoe zorgeloos kan het leven toch wezen?’ Met  dank aan Toosje en Edith!

donderdag 3 november 2022

TOEDELEDOKIE.

Ik heb duidelijk de hongerwinter niet meegemaakt. Normaal gesproken vind ik het lekker eten: aardappelen, bietjes en een bal gehakt, in een beetje vette jus. Meestal eet ik er dan nog zo’n grote, dikke zure bom bij. Maar de maaltijd van vandaag is helaas niet te vreten. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen, dat zowel de aardappelen als de bal gehakt, afzonderlijk goed eetbaar zijn. Alleen die bieten, hè, nee, dat is he-le-maal niks! En een maaltijd is eigenlijk pas lekker als àlle bestanddelen een ruime voldoende scoren. Want alléén aardappelen eten, die gedoopt zijn in vette jus, dat is nou niet bepaald een delicatesse. Puur alleen dat balletje eten, ja, dat lukt wel. Die bal is goed binnen te houden. De ballen van vandaag zijn gemaakt van rundergehakt, met zout, peper en paprika; wat paneermeel, een eitje en twee teentjes knoflook; gebraden  in verhitte boter met daarin een uitje gefruit en tot slot nog twee scheutjes  ketjap manis erover. Prima gelukte ballen. Na de aardappelen heb ik ze lekker opgepeuzeld. Die klote-bieten verzieken eigenlijk mijn hele eten. Ze zien er al sowieso niet úít. Om te beginnen zijn ze al nauwelijks rood te noemen, die bieten … eerder donkerbruin. Doorgaans koop ik hele, gekookte bieten, waar ik de steel en de wortel vanaf snijd en die ik dan schil. Vervolgens schaaf ik (met de kaasschaaf) de meestal prachtige rode bieten in plakken. De bietjes van déze avond zijn niet gekocht als hele, min of meer ronde  bieten maar als in kleine vierkante stukjes gesneden biet. Op de verpakking wordt geadviseerd deze vierkantjes tien minuten te koken alvorens ze te op te dienen.

Ik schep mijn bordje vol en proef de aardappel (met jus), lekker. De bal, heerlijk. De zure bom, prima! Dan de bietjes: ze zijn zo hard  als rauwe snijbonen. Na één hap is het voor mij duidelijk: ik laat het bij die andere beter te pruimen bestanddelen van deze maaltijd en schuif de berg ‘bietjes’ de toiletpot in ….‘toedeledokie’ noem ik dat.

Gelukkig is het toetje lekker. Het kan altijd gebeuren dat een maaltijd niet te pruimen is: dan zorg ik altijd voor een lekker toetje. Deze keer is dat een precies goeie doyenné du comice, de heerlijkste peer van de wereld.

Het komt echt maar zelden voor dat ik een maaltijd of een deel van een maaltijd laat staan. Ik kan me twee eerdere situaties herinneren, waarin ik maaltijden wegkieper. Sambal – boontjes heb ik gemaakt. Ik doe daar veel te veel sambal in. Nog geprobeerd om het te eten met een schijf komkommer bij elke hap … helpt niet .... met een slokjes water een hap sambal boontjes wegspoelen …. geen kans …  na drie of vier happen stop ik er maar mee … toedeledokie

Het tweede mislukte gerecht, dat ik me herinner, is de ‘goed gevulde preisoep’. Die soep moet gebonden worden. Met dessertrijst en geraspte aardappel. Ik doe er daar wat te veel van in, zodat er niet meer geroerd kan worden:  de pollepel blijft rechtop in de pan soep staan als in een bak cement. Ook deze soep dus weer ….. toedeledokie.

 

  

woensdag 2 november 2022

KWETSEN

 Annie zegt dat ze een avondje is wezen stappen. Arie, haar man heeft dan toevallig net avonddienst.

’Wezen stappen? Met wie?’

‘Wat ‘met wie’?

‘Gewoon, met wie ben je wezen stappen?.

‘Dat ga ik jou niet vertellen. Nee, ik vind het onnodig kwetsend zowel voor hem als voor jou. Ik denk dat het voor jou niet echt oké zou zijn, als ik je over al mijn kleine verliefdheden zou gaan vertellen.’

‘Àl je kleine verliefdheden? Zijn het er dan zo veel dan?’ vraagt Arie.

‘Ik weet niet precies hoeveel, hoor, maar het gaat altijd wel weer snel over.  En het gebeurt alleen maar in mij hoofd, hè. Die ander heeft er geen idee van. Ze zijn meestal van op mijn werk. Soms heb ik wel eens twee verschillende op één dag. Het gebeurt óók dat ik er in een hele maand maar één. Heb jij dan nooit zoiets?’ vraagt Annie.

‘Ehhh, om je de waarheid te zeggen …. Ja … ik heb nu bijvoorbeeld zo’n affairetje  met …’

‘STOP! Dat wil ik niet horen. Wat jij met een ander hebt, wil hebben of denkt te hebben, dat hoef ik he-le-maal niet te weten. Van mijn dingetjes zal jij weinig last hebben, schatje, nee,  want ik doe er meestal toch niks mee,’ zegt Annie.

‘Mééstal doe je niks met zo’n verliefdheid?’ …. ’meestal…’

‘Nou ja ik bedoel niet helemaal niks, natuurlijk: ik haal wel eens een kopje koffie voor hem of geef hem een speculaasje, als hij trek heeft; ik lach vriendelijk naar hem als ik hem in de metro tegenkom. Met sommigen doe ik inderdaad helemaal niks: dan kijk ik stuurs voor me uit, als hij naast me zit. Wat ik wil zeggen is:  jij hoeft heus niet bang  te wezen dat je iets te kort komt, hoor. Want het is allemaal even vluchtig even luchtig; het is meestal zo weer voorbij. Een heel enkele keer wordt het wel eens wat heftiger …’ zegt Annie.

‘Ja, zo had ik laatst een tamelijk heftig en vluchtig contactje met Loreena,’

‘Hè ,dat had je nou niet moeten zeggen, wat zei  je nou? …… Loreena ……. wat? …, toch niet die stagiaire bij jou op je werk?  Heb jij daar wat mee gehad? Die is toch veel te jong voor jou!

‘We zijn na het werk wat gaan drinken in die Irish pub tegenover ons werk. Aan de bar gezeten, gedronken, gepraat,  gelachen, gestreeld. Ik breng Loreena even naar huis, achter op de fiets. We hebben gezoend. And that’s it!’

‘Zo dus jullie hebben gezoend? Getongd  soms? Nee, dat zal wel niet, hè?’ ‘Nee, Loreena en ik hebben afscheid genomen met een zoen op de mond. Met gesloten mond. En maak je er nou alsjeblieft niet onnodig druk om, want dit stelt gewoon allemaal niks voor. Loreena heeft een heel leuk vriendje en ik heb een leuk vrouwtje en dat willen we allebei zo houden, toch?’

‘Oh, als bij mij zo iets eens wat heftiger uitpakt, dan kan het wel eens gebeuren,’ zegt Annie, ’dat mijn fantasie op hol slaat … dan haal ik me allerlei spannende dingen in mijn hoofd … maar dat is op zich heel onschuldig.’

‘Okee, en met wie heb je nu dan dat heftige kleine verliefdheidje? … o nee, dat ga je niet zeggen, hè? …..  dat zou me toch alleen maar onnodig kwetsen.

dinsdag 1 november 2022

GRUWELIJK.

Gruwelijk. Zo kan je het gedrag wel noemen, hoe sommige mensen met dieren omgaan. Ik zal er maar eerlijk voor uit komen: ik ben niet zo’n grote dierenvriend.  Vroeger, thuis, in het gezin waar ik opgroei, heb ik nooit geleerd met beesten om te gaan. Ik ben er altijd wat ongemakkelijk, onhandig mee. Ik hoefde ook nooit zo nodig een dier te hebben . Ben vaak een beetje bangig, zowel voor katten als honden, ook voor vogels en vissen. Tsja ...

Met vrienden ga ik wel eens vissen. Eerst met een schepnetje, later met een hengel. Beide methoden zijn niet echt diervriendelijk. Met mijn schepnetje vang ik bijvoorbeeld stekelbaarsjes en kikkervisjes. Die stop ik in een met leidingwater gevulde (schoongemaakte) pindakaaspot. De visjes gaan binnen een dag dood, ondanks dat ik nog wat stukjes brood in het potje gekruimeld heb. Gruwelijk Als ik met mijn hengeltje vis, gebruik ik als aas maden of wormen. Die prik ik aan een haakje. Voor boerenlullen (echt, die vissoort bestaat) of voorntjes is dat smakelijk eten, want ik heb er heel wat mee gevangen. Eerlijkheidshalve moet ik zeggen: die vissen heb ik vaak per ongeluk mishandeld, want als ik zo’n vis vang, komt mijn haakje in het gehemelte van die voorn … en ik ben zo’n boerenlul, dat ik dat haakje niet netjes uit die vis z’n bekje kan halen. Dat is me nooit gelukt … ik heb als klein jochie veel  vissen gevangen, die door mijn geklungel helaas sterven. Eveneens gruwelijk. Mijn hengel en mijn schepnet heb ik na mijn tiende weggedaan.

Toen ik een jaar of twintig was leerde ik mijn vriendin kennen.  Ze heeft een kat, een hond en  drie dwergschildpadjes. Door haar ben ik veel van mijn koudwatervrees  voor dieren kwijtgeraakt. Beesten aanraken, durf ik nooit. Mijn vriendin voelt, weet, ziet, dat het oké is om een paard, een koe, een lama, een zebra of wat voor dier dan ook te aaien. Bijna altijd vindt zo’n beest dat prima, dat zie je direct: het blijft staan en gaat met z’n staart wapperen. Soms pak ik al mijn moed bij elkaar en aai een pony; negen van de tien keer loopt het beest ongeïnteresseerd weg, met de staart tussen zijn benen.

‘Dieren voelen gewoon, dat je bang bent,’ zegt mijn vriendin en ze heeft gelijk. Op den duur gaat het tussen mij en de huisdieren wat beter. 

Ik geef ze zo af en toe eten. De dwergschildpadden zijn aan uitdroging gestorven. Door een van de poezen zijn uit hun mini-aquariumpje gepetst.  Dus dat scheelt weer. Maar met het voederen van de katten en de hond heb ik nog wat moeite. De katten zijn zo vreselijk ongeduldig. Ze hebben ieder hun eigen bakje maar zodra het eerste schepje eten in één van de bakjes ligt, springen ze allebei op het aanrecht, en eten ze samen dat ene bakje leeg … Ik treed ook niet streng genoeg op tegen die katten …. Ik zou ze van het aanrecht af moeten meppen.

Het probleem met onze hond Brutus is dat hij zijn kracht niet kent. Het is een bouvier, een reu. Als hij  uit dol-enthousiasme tegen mij opspringt, pleur ik zowat om ... en hij ìs me toch enthousiast als hij zijn eten krijgt. Een enkele keer verlies ik mijn evenwicht en lig ik naast zijn brokken runderhart op de keukenvloer. Geen probleem voor Brutus. Instictief weet hij dat hij hier van de grond kan eten.

maandag 31 oktober 2022

UIT DE KAST.

Ik loop, met mijn vriend Henk,  naar het Metrostation Prinsenlaan.  We gaan naar de bios. De film, El Houb, van een Rotterdamse regisseur over een Marokkaanse homo, die wel uit de kast wil maar daar niet uit màg komen van zijn omgeving. Dat is wat we er van weten uit de beknopte recensie op de filmladder.

Voor het zebrapad  bij  Metrostation Prinsenlaan zijn wel acht duurzame huurscooters achtergelaten … neer gekwakt kan je het beter noemen. Henk en ik kunnen er al nauwelijks omheen of voorbij, laat  staan mensen met een handicap, kinderwagen, rollator of scootmobile. Het wordt steeds gekker met die scooters. Hier in de buurt zitten veel scholen en voor de oudere scholieren is dit duidelijk hèt favoriete vervoermiddel. Het lijkt wel alsof de voornamelijk jeugdige gebruikers van die scooters zelf het belang niet zien van het netjes parkeren van dat ding.  Ze parkeren de scooters alsof ze een leeg blikje bier in een afvalbak gooien. Zo pleuren ze die dingen kris kras overal in de stad neer en lopen er van weg alsof het ze verder geen moer  meer interesseert of die scooter in de weg staat of niet. Er zit blijkbaar ook geen boete op van het verhuurbedrijf, wanneer door slordigheid, die scooters beschadigd raken. Door heel Rotterdam worden die dingen achteloos achtergelaten. Ruim een half jaartje geleden las ik er iets over in de krant. De scooterverhuurbedrijven en de gemeente waren  in overleg om aan die overlast een einde te maken.  Overdekte en  duidelijk gemarkeerde plaatsen hadden ze het toen over. Sedertdien is er mediastilte over deze zaak. Het verhaal zal wel zijn dat toen opeens de Oekraïense oorlog en de energiecrisis veel aandacht nodig hadden. Hoe dan ook, nu loopt het gillend uit de hand. De oplossing  zal waarschijnlijk heel  erg moeilijk zijn. Misschien helpt het als we de Rotterdamse vlag omdraaien en enkele boeren per ongeluk met hun trekkers over al die eenzame scootertjes  laten rijden. Handhaven heeft onze nationale politie nog nooit gedaan noch tegen de scootersloddervossen noch tegen de boeren dus waarom zouden ze dat nu wel doen? Het kapitaal van de scooterverhuurders wordt zo wel vernietigd. Misschien dat ze er dan wel toe overgaan stringentere voorwaarden te stellen aan die scooterhuurder. 

 Als Henk en ik dan eindelijk die scooterzooi omzeild hebben en het stoplicht staat op groen dan kunnen we eindelijk oversteken. Maar dan worden we bijna, op hoge snelheid, van de sokken gereden door een vrouw op een bakfiets … roekeloos rijdt ze: met veel te hoge snelheid en nog telefonerend ook. Ik zou haar haast een ongeluk toewensen.

We moeten er bij Beurs uit om over te stappen op de metro naar de Wilhelminakade. De film is in Lantaren Venster. De film El Houb is heel beklemmend. Voor Nederlandse homo’s is het al moeilijk uit de kast te komen. Laat staan voor Marokkaanse. Homoseksualiteit wordt binnen Marokkaanse gemeenschap verafschuwd, totaal niet geaccepteerd door het ouderlijk gezin, de familie (ook die in Marokko), de straat, het geloof, de moskee. De film maakt het niet mooier dan het is … die is mooi van lelijkheid. 

 

zondag 30 oktober 2022

SUFGELULD

Op de markt zie ik in de verte mijn oud-collega Ruud lopen. Hij is lang. Ik denk zo’n 1.87 m. Hij steekt met kop en schouders boven de winkelende menigte uit.  Zelf ben ik trouwens ook geen kleintje: 1.85. Dus ook ik steek er een beetje boven uit. Ruud móét mij gezien hebben,  al hoop ik van niet. Er zijn van die dagen, dat ik gewoon niemand hoef te ontmoeten. Dat  ik het liefst helemaal bij mezelf kan blijven. Ik draai me om en loop terug. Af en toe kijk ik om. Ik zie Ruud niet meer. Zou hij dan van de markt af gegaan zijn? O, neen, daar is ie al weer. Hij  stapt net onder een kraampje vandaan, zal daar wel wat gekocht hebben. Ik loop stug door. Terug naar waar ik mijn fiets aan een lantaarnpaal vat heb gezet.

Ruud is met een oudere dame en een meisje van een jaar of zestien. Nu herinner ik het me weer: iemand vertelt me dat Ruud getrouwd is met een vrouw, die zestien jaar ouder is dan hij. Ze móéten trouwen. Dat meisje dat bij hen loopt is natuurlijk hun kind. Ruud moet nu onderhand veertig zijn. Zo, dan is zijn vrouw dus zesenvijftig.  Op een afstandje is het nauwelijks te zien dat zij zoveel ouder is. Ze lopen nu in de richting van de oversteekplaats op de Meent. Alle drie dragen ze een kleurloos plastic zakje met wat marktspul. Ruud en zijn dochter eten een banaan. Ruud móét me straks herkennen. Hij loopt vlak langs me heen. Bij mijn fiets, aan die lantaarnpaal. Maar nee, hij loopt gewoon door. Hij gooit nota bene vlak bij mijn voeten zijn bananenschil in een rioolput  en loopt rustig verder.

Nu hij zo dichtbij is, wil ik hem toch even spreken.

‘Hé Ruud, Ruud, ken je me niet meer?’

‘Neen, geen flauw idee,’ zegt hij ‘maar verras me eens, wie ben je dan wel?

‘Ik ben Ad, Ad van Spangen.’

‘Sorry, man maar ik ken geen Ad van Spangen.’

‘Nee, Ruud, ik heet ook geen Ad van Spangen, ik heet Ad, en mijn achternaam is Wander maar we hebben drie jaar lang met elkaar gewerkt in de wijk Spangen, weet je nog?’ zeg ik.

‘O ja, nou weet ik het weer! Jij bent Ad, die kale ouwe lul, die suf gelulde. Als ik daar aan de slag ga, zit je maar een beetje naar de toetsen van je typemachine te staren. Maar dat is gauw afgelopen, weet je nog?. Binnen twee weken heb ik je aan het werk gezet: het eerste wat we gaan doen is samen onze werkruimte een opknapbeurt geven. Was een uitstekend begin. Okee Ad, hoe is ’t met jou,  jongen?’

Ik weet  dat Ruud niet zo lang in Spangen gewerkt heeft. Hooguit drie jaar. Hij is dan met vrouw en dochter verhuisd naar Enschedé.

Het is nu, van zo dichtbij, wel heel goed te zien dat Ruud zijn vrouw niet meer de jongste is. Ze heeft al behoorlijk wat rimpeltjes in haar gezicht. Maar …  eerlijk is eerlijk: hun dochter is een schoonheid. Moeder en dochter lopen alvast zachtjes verder.

‘Met mij gaat het goed, hoor,’ zeg ik ,’ en jij? … lekker dagje uit in Rotterdam met je schoonmoedertje en je dochter?’

 ‘Ja, ik ben wel lekker een dagje uit in Rotterdam … maar néén Ad, dat is niet mijn schoonmoedertje maar ……. ‘

‘Ja, dat weet ik toch wel, … geintje. Kan je toch wel tegen, hé Ruud?’

 

 

zaterdag 29 oktober 2022

ONDER DE DOUCHE SPRINGEN.

 

Als ik in de loop van de ochtend, na een fikse wandeling  met mijn hond Router, de woonkamer binnenstap, zie ik tot mijn grote verbazing een man op de bank zitten, die ik niet ken.  Router slaat meteen aan en gaat afwisselend staan blaffen en grommen naar hem. De man voelt zich duidelijk wat ongemakkelijk  door de reactie van Router maar echt in de war raakt hij er ook niet van.

‘Af Router, af,’ roep ik, en Router kruipt braaf onder de bank, precies onder de plek waar de man zit. Hij zit aan de koffie en mijn eerste gedachte is: dat is vast de meteropnemer voor het waterverbruik. Mijn vrouw heeft hem, voor de gezelligheid, een bakkie koffie gegeven. Het vreemde alleen is dat mijn vrouw in geen velden of wegen te bekennen is. Ik roep nog: ‘Mirjam, Mirjam,’ want zo heet ze. Maar er komt geen reactie.

Ik stel me maar even aan die kerel voor: ‘Hans de Raaf’. Hij stelt zich aan mij voor als Nico Jaspers. Router gromt en ligt vlak naast Jaspers zijn voeten te kwijlen. ‘Af, Router, ga af!’

‘Laat me eens raden: U komt zeker voor mijn vrouw, meneer Jaspers?’

‘Ja, inderdaad, ik kom voor uw vrouw.’

‘Had u misschien iets afgesproken?’ vraag  ik.

‘Ja, om tien uur vanochtend’ zegt Jaspers, ‘we hebben elkaar ook al gezíén maar ze moet  eerst  even een boodschap doen. Ze denkt binnen een half uurtje  weer terug te zijn. Ik mag hier wel even wachten.’  

‘Als mijn man komt’, zegt uw vrouw nog, ‘zeg hem dan maar dat ik even naar het Kruidvat ben.’

‘Wat komt u hier eigenlijk doen, heer Jaspers?’

‘Tja, ik kom hier om uw douche te repareren. Volgens uw vrouw is de douche onbetrouwbaar: nu eens geeft ie een lekkere warme straal, dàn weer een ijskoude en dàn is ie ineens weer kokend heet. Zij moet dus steeds weer snel onder de douche vandaan springen. Het is volgens haar om gek van te worden.’

Router blijft onrustig. Zachtjes jankend ligt hij onder de bank; onder Jaspers. ‘Stil Router!’ zeg ik.

‘En nu geniet u van een lekker bakkie koffie, alvorens u uw gereedschapstas pakt en in de douche aan de slag gaat,’ zeg ik.

‘Nee, ik … o, nu denk ik er pas aan dat uw vrouw mij ook vaagt u te zeggen, dat er ook voor ù ook nog een bakkie koffie in de keuken staat  … en een rose koek … die zijn echt lekker!’ zegt Jaspers, ‘Maar u zegt, dat ik aan de slag kan gaan in de douche …   dat is nu niet meer nodig.’

‘Niet meer nodig??’ vraag ik … ik ga naar de keuken en pak een rose koek. Koffie heb ik geen trek meer in.

‘Nee, dat is niet meer nodig, voorlopig niet althans, want ik ben al klaar met het klusje,’ zegt Jaspers.

‘Okee,  u zit hier gewoon nog even rustig uw koffie op te drinken en dan ….

‘Nee,’ zegt Jaspers,’ als uw vrouw straks terug is, ga ik nog even controleren of de temperatuur van de warmwaterstraal nu constante blijft en of er geen rare schommelingen zijn van ijskoud naar kokend heet.

U vrouw durft  het, gezien haar slechte ervaringen met de douche, niet aan om het zelf te controleren. Ik doe dat graag, voor u beiden.  Als ze straks terug is van het Kruidvat, met mijn anti-allergie douchegel, dan spring ik hier lekker even  onder de douche. 

vrijdag 28 oktober 2022

Proost!

 

Op het terras van café ‘de Witte Aap’ op de Witte de Withstraat, bestel ik een pilsje. De barman blijkt geen Nederlands te verstaan: ik krijg een halve liter bier. Daar moet ik natuurlijk ook voor betalen: zeven euro; niet te weinig ….  maar goed … het is feest vandaag op de Witte de With … dus redeneren de biertappers hier waarschijnlijk: we maken er ook gelijk feestprijzen bij.

‘Is deze stoel nog vrij, meneer?’ vraagt een dame van pakweg vijfenzeventig.

Ze wijst naar dat ene stoeltje bij mijn tafel.

‘Ja, die is vrij, mevrouw, kom er  maar gezellig bij zitten.’  Aan elke hand heeft ze een goed gevulde king-size Wibra tas.

‘Goed, ik ga eerst even een biertje halen.’ Ze zet haar tassen op de stoel. ‘Past u even op mijn spullen?’ … dan ziet ze me de laatste slokken van mijn biertje wegklokken.

‘ Eh, wilt u ook een biertje … zal ik gelijk voor u meenemen?’

‘Nou … lekker, alleen eh,  niet nog es zo’n grote als deze … doe maar een kleintje pils.’

Gezellig vandaag op de Witte de Withstraat en omgeving … een dichter op een zeepkist … een kerk op de Schiedamse Vest met prachtige gemozaïekte muurtjes, open ateliers en een blue grass bandje.

‘Alstublieft, één voor u en één voor mij,’ ze gaat zitten, ‘proost (ze drinkt haar pilsje bijna in een teug leeg) sorry hoor maar  ik hád me toch een dorst. Weet u wat dit is hier … dit gedoe allemaal … ’

 ‘Ja,’ zeg ik, ‘allemaal moderne kunst.’ ‘Ik ben net naar een toneelstuk geweest van Samuel Becket, ‘Wachten op Godot’ heet het. Het wordt gespeeld door mensen die bij de GGZ lopen, oudere  psychiatrische patiënten. Was erg goed.’

Joh, was dat hier dat stuk? Als ik dàt geweten had … een man op de afdeling van mijn vader, speelde daarin mee. Zo’n heel lange man … bijna twee meter  … en … deed hij het goed?

 ‘Ja, beide acteurs deden het goed.’

‘Tja,’ zegt ze, ‘ik zou hier nooit gezeten hebben als pa niet wat nieuw ondergoed nodig had, want  wat hij nog in zijn kast heeft liggen is niet toonbaar meer. Zit vol met gaten en vlekken, die er ook al blijf je er een uur op boenen, nog niet uitgaan. Ik ga nu een ruime voorraad  ondergoed kopen voor hem. Bij de Wibra. Daar is dat spul het voordeligst. Ga ik op zondag, dan is het hier het rustigst. Dat valt me nu toch een beetje tegen. Ik kom uit Metro Beurs en loop naar de Wibra, als ik opeens leuke muziek hoor. Veel drukte hier in de straat. Straks, als ik die hempies en broekies voor pa  heb gekocht,  ga ik daar toch es even kijken  .. .  vooral van die Afrikaanse dans daarnet heb ik echt zitten genieten. Ik ben gek op dansen …. rumba, chachacha, jaaa de tango ook … houdt u ook van dansen?’

‘Ja, ik hou wel van dansen …. maar zonder al die verplichte pasjes …  een beetje wild … eh… vrij dansen …’

‘O,’ zegt ze. Ze kijkt me met gefronste wenkbrauwen aan.

‘Ga zo naar pa toe, òm de dag een uurtje. Ik ben tegenwoordig zijn mantelzorger. Thuiszorg doet geen kl… oh, sorry    doet niet veel meer voor die ouwe mensen.

‘ Het is helaas niet anders. Kom, ik ga er maar weer eens vandoor. Nog een fijne dag, meneer.’

‘Dag mevrouw, u ook … en vergeet niet uw geld mee te nemen?

‘Geld? Van mij?

‘Ja, voor dat pilsje dat u net voor me meenam.’

‘Joh, schei nou effe gauw uit … neem er nog maar lekker een van mij. Proost!’

 

 

donderdag 27 oktober 2022

OLALA!

 Met een banaan en een uitgeperste sinaasappel achter de kiezen, stap ik de deur uit richting sportschool. Tja, maandag-, woensdag- en vrijdagochtend is het vaste prik: sportschool.  Het is kwart voor negen als ik daar incheck; om die tijd wordt het er weer rustig. Daar houd ik van: sporten in alle rust. Hé, Keith is er ook nog. Normaal gesproken begint hij  al om 6 uur ’s ochtends en is hij tegen acht uur al weer pleite.  Keith is een excentrieke Engelsman (een fanatieke Liverpool fan), die al een aantal jaren op deze sportschool rondloopt. Hij sport altijd geheel in het zwart; hij heeft ook  zwarte muts op, waar een grijs paardenstaartje onderuit komt. Keith en ik hebben elkaar leren kennen op de sportschool een jaar of vier geleden. Zo af en toe maken we een praatje, drinken koffie en als een van ons een paar keer niet geweest is, gaan we even bij elkaar langs of we bellen even om te horen, hoe het gaat.

Toevallig ben ik van plan om vanmiddag bij hem langs te gaan, omdat ik hem drie weken niet gezien heb. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat ik hem misloop, omdat ik wat láter sport dan hij. Maar neen, het klopt, hij is twee weken in de lappenmand geweest … heeft zelfs vijf dagen op krukken gelopen … geen gevoel meer in zijn rechter onderbeen …

‘Maar in dat been had je de laatste jaren tóch al geen gevoel meer, Keith?’

‘Nee, man, in mijn linkerbeen heb ik al jaren geen gevoel meer, nu komt mijn rechter er verdomme ook nog eens bij …’

Keith vindt het een prima idee om vanmiddag  bij hem thuis een ‘cup of tea’ te doen.

Keith woont in het Oude Noorden, langs de Rotte. Op weg naar zijn huis loop ik langs  ‘Olala Chocola’, ambachtelijke chocolademakers. Wat daar allemaal voor lekkers in de étalage ligt! Het water loopt me in de mond. Het lijkt me een goed idee om een paar superbonbons te scoren, voor  bij dat koppie thee straks.  Ze zijn goed aan de prijs, dat wel: tien bonbons voor tien euro maar daar heb je ook wel wat voor. 

Om kwart over vier tik ik  tegen Keith’s raam  (hij woont op de begane grond)  …. geen reactie …. nog es tikken … ja hoor daar komt hij aanschuifelen … dàt kan hij in ieder geval nog  …schuifelen … scheerschuim zit nog op zijn gezicht. Met het scheermes nog in zijn hand, laat hij me binnen. Veel te gehaast  scheert hij verder. Op verschillende plekken ligt zijn gezicht open.

Ik moet zelf de waterkoker aanzetten voor de thee en voor ons allebei een theetje uitzoeken. Hem maakt het niet uit wat voor thee. Ik schenk het water in de theekopjes. Keith is blij verrast door de bonbons. Met zijn bloedende hoofd zit hij zijn vingers af te likken van die handgemaakte cocosbonbon. Normaal ben ik helemaal niet zo van die zoetigheid … maar déze handgemaakte kersenbonbon:

Olala!

woensdag 26 oktober 2022

IEDER ZIJN MEUG.

 Loop maar even mee naar mijn slaapkamer’ zeg ik tegen, Kees mijn buurman. Daar staat mijn pc. Ik wil hem even laten zien hoe hij, bij de belastingdienst, zijn zorgtoeslag aan kan vragen, vandaar.

Terwijl ik de pc opstart, hoor ik Kees vol verbazing achter me zeggen:

‘Wat heb jij daar nou in die kast staan?’

‘Mijn pc, dat zie je toch!’

‘Neen, ik bedoel  dat daar’ en ik zie dat hij met open mond naar Peggy staat te staren.

Peggy is een barbiepop, niet zo maar een barbiepop maar een bijzonder sexy model. Misschien heeft ze in de Barbie-reeks wel een andere officiële naam maar die ken ik niet.  Deze pop is superslank, heeft lang blond haar, pronte borstjes, lange slanke benen, hoge zwarte pumps, een zwart mini jurkje en een goudkleurig ceintuurtje om haar taille.  Verder heeft ze zwaar opgemaakte ogen en zwoele, volle, roodgestifte lippen.

‘Wat bedoel je nou precies, Kees?’

‘Wat moet jij nou met dat seksbommetje daar in je kast?’

‘Oh dat,’ zeg ik gekscherend, ‘de één heeft pin-ups hangen in zijn slaapkamer, een ander, zoals ik, heeft een sexy barbiepoppetje in zijn kast staan, ieder zijn meug toch?’

Peggy zit daar nu al een jaar of drie. Op een van mijn fietstochten langs de Rotte, zie ik op de heenweg iets liggen op het fietspad, dat vaag op een pop lijkt. Ik besteed er verder geen aandacht aan. Als ik, op de terugweg, ruim een uur later, wèèr langs die plek fiets, ligt die pop er nog steeds. Eerst rijd ik er gedachteloos langs maar ik ga toch even terug om het goed te bekijken. Het blijkt dus dit gave schattige poppetje te zijn. Omdat het daar al zeker anderhalf uur ligt, besluit ik om het mee naar huis te nemen.

‘Ik kan er vast wel iemand blij mee maken,’ denk ik, ‘ is het vandaag niet dan is het morgen wel.  Maar tot op de dag van vandaag heb ik nog geen geschikte kandidaat kunnen vinden en in afwachting van haar verhuizing, zit Peggy, jou vanuit mijn kast liefdevol aan te staren.’

‘Je kan me nou wel zo smalend aan staan te kijken, Kees, toch is het werkelijk zo gegaan  … en het valt nog niet mee om van haar af te komen … ja de vuilniszak in … maar dat vind ik weer zonde van zo’n gave pop.

‘Heb jij belangstelling, Kees of ken je misschien iemand die je daar een plezier mee zou kunnen doen?’

‘Ja, ik heb wel een nichtje van zes, die heeft ook barbiepoppen maar ik vind dit model te seksueel getint voor klein meisje.  Daar wacht ik liever nog even mee.

‘Je zou er mee op een rommelmarkt kunnen gaan staan; dan ben je Peggy, denk ik, zo kwijt. Je kan er nog best vijf euro voor vangen.’

 

‘Ja, dat is een goed idee, Kees … het zal alleen nog wel even duren voordat ik voldoende andere spullen heb om op een rommelmarkt te gaan staan … en dat doe ik dan eigenlijk alleen voor Peggy, want ik hou helemaal niet van rommelmarkten. Weet je wat ik wou: dat ik die pop destijds gewoon op dat fietspad had laten liggen.’

‘Hé Kees, moet je nou nog zien, hoe dat met die zorgtoeslag van je zit, want daar kwam je tenslotte voor?‘

‘Ja, da’s waar ook.’

‘Nou, láát Peggy dan maar even en  kom naast me zitten!’

 

dinsdag 25 oktober 2022

DOORWEEKT.

 Met een doffe blik in zijn ogen loopt hij het metroperron op. Ik sta daar als enige op dat kille, donkere station Prinsenlaan. Ik heb de vorige metro gemist.

Hij loopt met gebogen hoofd maar ik zie dat hij, voor hij op het bankje gaat zitten, even schielijk naar mij kijkt.  Hij heeft lang vettig haar tot op zijn schouders. Dat accentueert nog eens zijn bleke junk-bekkie.  Een plastic winkeltasje vol gaten heeft hij in zijn hand. Er flapt een stuk uit van iets dat best eens een dekentje zou kunnen zijn. Een blauw zwart  gestreept dekentje. We zijn nu zo’n vijfminuten als enigen op het perron. Ik sta drie keer vallen bij hem vandaan. Dan vraagt hij : ’Meneer, mag ik u beleefd wat vragen?’

Ik antwoord niet en reageer à la minute: ’Ik heb geen geld bij me, hoor!  Alleen maar een betaalpasje.’

‘Ja, dat krijg ik steeds mee te horen de laatste tijd.’ Hij kijkt me niet aan … zijn vriendelijke, rustige stem verrast me.

‘Dan zal je daar wat op moeten verzinnen, hé?’ zeg ik. Ik moet gelijk denken aan de Roparun-collecte.  Ik ben aan het winkelen in het Alexandrium. Komt er een collectant naar me toe met een collectebus die hij flink laat rammelen vlak voor mijn neus.  Ik zou best wat willen geven voor dit goede doel maar ook hier moet ik zeggen dat ik alleen maar een pasje bij me heb. En in een handomdraai tovert de collectant lachend een betaal apparaatje uit zijn linker binnenzak. ‘Bij mij kunt u ook pinnen’ Ik ben daar blij mee. Twee euro pin ik voor het goede doel. 

Zegt die junk: ’Ik ken ook mensen die zo’n ding hebben. Ik heb ik er geen moer aan, want je moet ook een smartphone hebben. Die heb ik dus niet’.

 ‘Heb je geen uitkering of zo?

‘Neen, voor een uitkering moet je een vast adres hebben en dat krijgt je pas als je zeven  nachten achterelkaar op het zelfde adres geslapen  hebt … en dat lukt me nooit … hooguit drie nachten en dan is die nachtopvang al vol voordat ik me daar heb kunnen aanmelden.   

Hoe red je het zonder geld?’

‘ Moeilijk, moeilijk is het’.

‘Tja, lijkt me niet makkelijk om zoals jij te moeten leven. Ik zou het absoluut niet kunnen. Doe je het al lang zo?’

 ‘Ja, behoorlijk lang’... hoe lang wil hij blijkbaar niet zeggen.

‘Heb je al een slaapplek voor vannacht?’

‘Neen, ik hoop dat dat nog gaat lukken, het begint vanavond al aardig af te koelen … slaap nu liever niet buiten.

Ik heb wel met hem te doen ….stom eigenlijk, daarnet nog was ik blij, dat ik geen cash bij me had, terwijl ik hem nu best een paar euro’s had gegund.

Mijn metro komt er aan. Hij blijft op zijn bankje  zitten. Misschien  is dit perron voor hem een plek om even tot rust te komen en dan weer verder te gaan … op zoek naar de slaapopvang.

Die heeft hij niet gevonden, want als ik de volgende morgen naar de sportschool loop, zie ik, in de hoek van de voetbalkooi, een blauw-zwart  dekentje liggen, helemaal doorweekt.

 

 

maandag 24 oktober 2022

BORIS DE KATER

 Boris is mijn kater. Hij is nu waarschijnlijk twaalf; als ik hem krijg wordt me verteld dat hij zes jaar is en dat is nu zes jaar geleden dus vandaar: twaalf. Het is een rode cyperse kater, met tamelijk lange haren, die je overal in ons huis en op al onze kleren tegenkomt. Heel bijzonder zijn de pluimpjes op zijn oren. Hij is tamelijk kort, gedrongen en heeft een goede conditie. Dat laatste laat hij vooral zien wanneer hij in gevecht is met zijn muis, zijn namaakmuis, die hij wild aanvalt, omhoog gooit, naspringt, weg zwiept en weer achterna rent. Hij draait zich op zijn rug, houdt hem tussen zijn voorpoten vast, trapt hem met zijn achterpoten en bijt hem af en toe in zijn kop. Dan laat hij zijn muis weer achteloos liggen, wacht nog even om te controleren of  de muis echt niet meer beweegt, loopt dan naar zijn voederbakje en eet wat brokjes. Iets anders dan droogvoer eet hij niet. Alle andere katten, die ik had kregen brokjes alleen als bijvoeding. Hun hoofdgerecht bestond altijd uit vers vlees of vlees uit een blikje. Een heel enkele keer bedelt Boris wel eens om een stukje verse kip als dat op het aanrecht gesneden wordt. Meer dan een klein fliedertje kip hoeft ie nooit, hij is gauw tevreden.

Boris is een gecastreerde kater met lange rode en witte haren. Hij moet echt elke dag geborsteld worden anders raken zijn haren in de klit. Hij is zo slim om me ook dagelijks aan die borstelbeurt te herinneren: luidkeels gaat hij staan te mauwen voor de deur waar zijn borstels liggen.

Over het algemeen moet hij niet zo veel van mannen hebben. Als er mannen op bezoek zijn, ook mijn zonen, laat hij zich pas weer zien als het bezoek weg is. Maar aan elke vrouw die langs op bezoek komt moet meneer even snuffelen.

Als ik thuis ben verstopt hij zich níét constant. Hij komt wel eens te voorschijn maar altijd wat schrikkerig … als ik naar hem toeloop, zoekt hij zo snel mogelijk een veilig plekje op, alsof hij bang is dat ik hem ga slaan of zo … misschien ben ik wel te groot, beweeg ik te snel of praat ik te hard ….. ik weet het niet.

Een oud-collega raad me eens aan om me klein te maken, op mijn hurken te gaan zitten of zo, en dan met een zachte stem iets tegen hem te zeggen ….. en ja, verdomd dat hielp.

‘Pspspsppspsss,’ deed ik, lief en zacht, ‘hallo Borissie, hallo … ja, wat raar hè, dat ik nou ineens zo’n klein mannetje ben, ja, en wat raar, en vreemd ook dat ik nu zo zachtjes en zo lief tegen je praat, ja, het lijkt wel of ik kierewiet geworden ben,  hè? Ja!’

 Boris kijkt me inderdaad even aan als of tie echt denkt dat ik niet helemaal in orde ben. Hij aarzelt even maar dan besluit hij toch om langzaam mijn kant op te komen en zowaar: hij snuffelt aan de door mij uitgestoken hand, laat zich aaien, draait een rondje om zijn as en laat zich zowaar nòg eens door mij aaien. Goeie tip van mijn oud-collega.  Het werkt!

Gisteravond zit ik naar het voetballen op tv te kijken; springt Boris zomaar ineens op mijn schoot … voor het eerst in die zes jaar …. hij bleef nog zitten ook. Het moet niet gekker worden.

 

zondag 23 oktober 2022

LEEDVERMAAK

In Rusland staan ze te juichen, dat er geen stroom is in Oekraïense huizen. Ze hebben het niet meer over de ‘denazificering’ en ‘demilitarisering’. Dat zijn toch de officiële doelen van de invasie in Oekraïne. In de talkshows op de Russische televisie, die worden gedicteerd door Poetin, hopen ze nù op massaal menselijk lijden in Oekraïne.

Een Russisch parlementariër, zegt afgelopen woensdag, in een talkshow, zich te verheugen op uitval van de riolering in Kiëv.  Inwoners van die stad zullen dan in de poep moeten zwemmen en getroffen worden door een epidemie. De presentator van de talkshow sluit zich hierbij aan: ‘We houden van iedereen, maar we worden hiertoe gedwongen. We hebben geen andere keus.’

Wat schiet Poetin op met lijdende Oekraïense burgers? Poetin wil zó waarschijnlijk Oekraïne tot onderhandelen dwingen. Hij kan een gevechtspauze goed  gebruiken. Het gaat hem op het slagveld immers niet meer zo voor de wind. Hij heeft wapens tekort.

De laatste weken is  dat tekort aangevuld. Ali Khamenei, de religieuze leider van Iran, vriend van Poetin, heeft duizenden drones geleverd. Drones als vernietigingswapen. Zelf hàd Poetin dus niks meer om in Oekraïne wat te vernielen of slachtoffers te maken. Ali Khamenei heeft er geen enkele moeite mee om Poetin ter wille te zijn bij het aanrichten van verwoestingen en veroorzaken van menselijke ellende.

Even terzijde: Ali Khamenei  heeft in  zijn eigen land helemaal geen drones nodig. Hij laat in Iran gewoon een jonge vrouw in een politiewagen doodslaan,  als van onder haar hoofddoek een piepklein stukje haar te zien is.

Het is heel verleidelijk om àlle Russen te gaan haten. Niet doen. Er zijn vanzelfsprekend ook goede Russen. Dat zijn zij, die zich niet gek laten maken door de leugens die Poetin via de media het land in stuurt of laat sturen.

Vooral oude Russen, communisten vaak, weten niet beter dan dat ze hun leider trouw moeten volgen. De angst zit bij hen nog heel diep. De straffen, die de toenmalige Sovjet- dictators zoals Lenin, Stalin, Chroetshov en Brezjnev, uitdelen aan politieke tegenstanders, zijn afschrikwekkend.

De voormalige Sovjet- dictators hebben een  comité voor landsveiligheid.  Dat is de KGB.  Veel Russen zijn als de dood voor die KGB. Daar werken opsporingsagenten.  Ze speuren burgers op die tegen het regiem zijn … burgers die het gezag omver willen werpen. Die burgers worden opgepakt en zonder enige vorm van proces voor lange tijd verbannen naar werk- of strafkampen in Siberië.

Poetin heeft in de vorige eeuw een belangrijke positie binnen die KGB. Daar heeft hij veel opgestoken.  Die gewetenloosheid bijvoorbeeld. Hij zaait dood en verderf in Oekraïne. Scholen, kinderdagverblijven, speeltuintjes, ziekenhuizen, verpleeg- en verzorgingshuizen, woongebouwen, electriciteitscentrales laat hij rücksichtslos bombarderen, met alle gevolgen van dien.  Kinderen verliezen hun ouders, ouders verliezen hun kinderen. Velen raken gewond.  Zo zwaar gewond, dat mensen, kinderen ook,  één of meerdere ledematen moeten missen. Wat een onbeschrijfelijk leed!

Ze hoeven van mij niet direct doodgeslagen te worden. Die dochters van Poetin. Maar hij moet die angst eens voelen, die mensen in het oorlogsgebied hebben. Gijzel om te beginnen zijn dochters. Benieuwd hoe hij reageert. Daarna kunnen we verder zien. Laat hem maar flink lijden.

 

zaterdag 22 oktober 2022

DE HAL

 De hal van de flat waar ik woon, leent zich uitstekend voor openbaar vuilnisvat, toilet of hangplek voor jongeren. Het gekke is alleen, dat daarvan nooit iets merk, wanneer ik in die hal ben. Een heel enkele keer zie ik wel eens een vrijend tienerstelletje. Dat schrikt van me, als ik laat thuiskom. Ze hadden duidelijk niemand meer verwacht.

Toch zijn er tekenen, die wijzen op een druk gebruik van deze hal. Platgetrapte plakken kauwgom, peuken, lege bierblikjes en plastic bekertjes tref ik aan. Uit de penetrante pisgeur die er hangt maak ik op, dat wat hier gedronken wordt, ook weer ter plekke geloosd wordt. Ik vraag me alleen af wannéér dat allemaal gebeurt. Zelden ben ik hele dagen weg. Ik ben met pensioen. Loop dus regelmatig op verschillende tijden naar binnen en naar buiten.

Er is de laatste tijd iemand, een buurtbewoner (?), die onze hal als een voorstation gebruikt voor grofvuil. Nu eens staat er een kapot kinderzitje voor op de fiets, dan weer een afgedankte salontafel of een defecte koelkast. Het vervelende is dat die buurtbewoner niet meer langskomt om zijn grofvuil werkelijk aan de stoeprand te zetten, zodat de ROTEB het kan mee kan nemen.  Dat doe ik dan maar. Ik heb wel eens het idee, dat ik hier de enige ben die dat doet. Er moet hier ook een fietsendief actief zijn, want ik heb al een paar keer een geheel afgekloven fietsframe  uit de hal moeten wegslepen.

Waar ik me ook over verbaas zijn de misselijk makende, vaak ongelooflijk grote groenige slijmklodders, die ik aantref. Op een keer zie ik, dat een van de buren, een grote klodder op de vloer van de hal deponeert. Ik kan het niet laten om daar wat van te zeggen .

‘Zo, lekker zeg buurman, als ik daar in trap, dan loop  ik dat slijm van jou, wel mooi  mijn huis in.’ Hij reageert gelijk: ‘Dat je daar een punt van maakt, man ….. maar eh … je hebt daar geen last van als je, net als ik, je schoenen uit doet, voordat je naar binnen gaat.’ ’ Wat een brutaliteit!’, denk ik!

Een enkele keer tref ik een gebruikte condoom aan. Dàt vind ik nou weer te onsmakelijk om met mijn blote handen op te pakken en in de afvalbak te gooien. Daarom koop ik zo’n grijper waar de ROTEB ook mee werkt. Dat gaat prima.

Al met al heb ik nu zo het idee dat de meeste rotzooi gemaakt wordt in de avond of de nacht.

Toevallig kom ik van de week een beetje laat thuis, uit de bios, ’t is tegen twaalven … in de hal hangt een stel jongens tegen een muur  aan. Eigenlijk zouden ze al lang op bed moeten liggen. Ze hebben allemaal wat te eten. Verpakkingen liggen in proppen op de grond, net als de platgetrapte bierblikjes.

‘Zo, eet smakelijk  heren! Jullie gaan die troep hier straks toch wel opruimen, hè?’

‘Ja, natuurlijk meneer, wij zijn nette jongens, hoor’ lachen ze.

‘Oké, dan is het goed.’

Een half uurtje later ga ik even in de hal kijken. Het ziet er perfect uit. Aan hen ligt het dus niet.

vrijdag 21 oktober 2022

FOEBELE IN QATAR.

Van 20 november tot en met 18 december aanstaande is in Qatar (Q) het wereldkampioenschap voetbal (WK). Een lelijk toernooi dat daar nooit had mogen komen. Het ligt me al jaren zwaar op de maag. Al sinds 2010, toen de FIFA (de wereldvoetbalbond) het WK aan Q toewees. Corrupte FIFA-mannen, met dollartekens in hun ogen, konden de miljoenen van de emirs niet afslaan.

Het is natuurlijk absurd. Een WK in november, in die regio. Totaal ongeschikt is het daar voor voetbal. Veertig graden is het dan.  Voor spelers en publiek worden stadions gekoeld. Niet alleen geldverslindend maar nog milieuonvriendelijk ook. Nog nooit was er een WK  in november.  ’t is altijd ’s zomers. Nú liggen, heel irritant en onnodig, wereldwijd de voetbalcompetities stil.

Q heeft geen voetbalcultuur. Grasveldjes voor de jeugd bestaan niet; alleen zandbakken. Daar in vallen de ballen dood en zakken voetballertjes weg. Geen clubs  daar, dus ook geen competitie. Wereldwijd schraapt de voetbalbond van Q een team bijeen van zakkenvullers (ex-topvoetballers).  Mondiale topclubs komen (tegen een gigantische vergoeding) zo af en toe in Q langs om te sparren met het Qatarese vreemdelingenlegioen. Zo snuffelt Q wat aan topvoetbal. Altijd in dat ene, matig bezette, armoedige stadionnetje van het emiraat.

Frank de Boer, oud Ajax-voetballer  is één van de in Q woonachtige zakkenvullers . Tevens is hij Q-lobbyist en influencer. Sinds 2010 veel gevraagd in Nederlandse talkshows  om de loftrompet te steken over het puike woonklimaat en fijne mensenrechtensituatie aldaar. Hij leeft als Allah in Q.

De nodige grote stadions zijn inmiddels gebouwd. Niet door bouwvakkers uit Q. Welnee, de mannen met baarden en lange gewaden gaan toch niet met ontbloot bovenlijf zwoegen in de verzengende hitte.  Daarvoor worden duizenden arbeidsmigranten uit arme Aziatische landen gecharterd. De projectontwikkelaar is niet geïnteresseerd in de veiligheid en welzijn van de bouwvakkers. Door bedrijfsongevallen en oververhitting , komen volgens Amnesty International in acht jaar tijd 6.500 arbeiders om,  … Frank de Boer wordt door de emir rijkelijk beloond als hij zegt dat het er maar drie waren. Hoe dan ook , voor elke honderd dode migranten staan er in Azië toch altijd weer 100 nieuwe klaar. Een stadion wordt duur betaald.

Vrouwenemancipatie bestaat niet in Q. Zonder toestemming van een man(vader, broer, partner) mag een vrouw niks. Op straffe van slaag. Seks met een ander dan je partner? Is strafbaar. Evenals elke andere geaardheid dan heteroseksueel. Lekker landje toch?

Ik associeer dit WK met bloed, zweet, dood en repressie.  Daarom ga ik het niet volgen. Hoe zeer het me ook aan mijn hart gaat. Voor een goede voetbalwedstrijd mag je me altijd midden in de nacht wakker maken. Maar van de combinatie Q en voetbal wordt ik misselijk.

Ik heb nog een paar goeie boeken liggen en een duizend stukjes puzzel van ‘Het Nederlands elftal Europees Kampioen 1988’. Beetje meer naar de bios, beetje meer porno kijken, beetje meer wandelen, beetje meer fietsen, dan kom ik dat WK wel door.

Een meerderheid van de Nederlanders zit niet te wachten op dit WK. Desondanks stuurt ons onbekwame en oliedomme kabinet ongewenst een vertegenwoordiging naar Q. Als Oranje het goed doet, gaat zelfs Willem Alexander daar nog even heen om de geur van bloed te snuiven.